De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Na op 11 juni 2013 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede
Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2012/13, 32 854, nr. 16) als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Gezien de brief van 26 juni 2013 waarbij de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
is geïnformeerd over het advies Bekostiging en financiering van ambulancezorg per
1 januari 2014 van de Nederlandse Zorgautoriteit;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Met deze aanwijzing stel ik de Nederlandse Zorgautoriteit (verder: zorgautoriteit)
in staat om met het oog op de aanpassingen in de bekostiging van de ambulancezorg
per 2014 het instrument vereffeningbedrag te hanteren. Op grond van de Wet marktordening
gezondheidszorg is hiervoor een aanwijzing aan de zorgautoriteit verplicht. Ik heb
beide Kamers der Staten-Generaal in mijn zogenoemde voorhangbrief van 11 juni 2013
over dit voornemen geïnformeerd (Kamerstukken II 2012/13, 32 854, nr. 16). Vervolgens heb ik op 26 juni 2013 beide Kamers der Staten-Generaal uw Advies Bekostiging
en financiering ambulancezorg per 1 januari 2014 toegezonden, waarbij ik heb aangegeven
dat de inhoud van dit advies past binnen de kaders zoals geschetst in de voorhangbrief
van 11 juni. Op 28 juni heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal mij vragen gesteld
over de voorhangbrief, die ik inmiddels heb beantwoord.
De ambulancezorg is een belangrijke schakel in de keten van acute zorg in Nederland,
waarbij de kwaliteit van de geleverde zorg een groot goed is. Een specifiek aspect
van goede ambulancezorg betreft de tijdigheid waarmee de zorg geleverd wordt. Dit
kan immers het verschil maken tussen wel, of geen, onherstelbare schade aan de gezondheid
van patiënten. Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz)
per 1 januari 2013 is de inrichting van de Nederlandse ambulancezorg aangepast. Ik
heb per veiligheidsregio een Regionale Ambulancevoorziening (verder: RAV) aangewezen.
Deze RAV’s hebben een monopoliepositie voor het uitvoeren van de ambulancezorg in
die regio. Doordat er geen sprake is van concurrentie dienen stimulansen voor innovatie,
kwaliteit en doelmatigheid uit de wijze van bekostiging te komen. De bekostiging dient,
conform uw advies, primair gericht te zijn op de beschikbaarheid van ambulancezorg
en minder op de vergoeding van de daadwerkelijk gereden ritten en kilometers. Het
overgrote deel van de kosten wordt immers bepaald door de beschikbaarheid van ambulances
met bemensing (loonkosten) en niet door de variabele kosten van gereden ritten of
kilometers.
Vanaf 2014 zal voor iedere RAV vooraf een maximumbudget worden vastgesteld dat voldoende
is om de beschikbaarheid van ambulancezorg te kunnen garanderen. Grondslag voor de
berekening van dit maximumbudget is het landelijk Referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid
zoals door het RIVM is opgesteld in opdracht van mijn ministerie en een recent in
opdracht van uw organisatie uitgevoerd kostenonderzoek. Het budgetdeel wat hieruit
voortkomt dient het grootste deel van het budget te beslaan. Daarnaast zal het budget
deels bestaan uit genormeerde materiële kosten. Dit betreft over het algemeen de variabele
kosten per rit (onderhoud voertuigen, brandstof e.d.). Daarnaast zijn er kosten die
een grote variatie kennen tussen de verschillende RAV’s waardoor algemene normering
niet voor de hand ligt. Voorbeelden hiervan zijn huisvestingskosten, kosten van assistentie
door de brandweer in individuele gevallen, veerbootkosten en dergelijke.
Zorgverzekeraars en RAV’s dienen invulling te kunnen geven aan hun rol binnen de randvoorwaarden
van de Twaz en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De daadwerkelijke vaststelling van de
RAV-budgetten zal derhalve plaatsvinden op basis van de uitkomsten van lokaal overleg
tussen RAV’s en zorgverzekeraars. Gezien het regionale monopolistische karakter van
de ambulancezorg en het grote belang van beschikbaarheid, vinden de onderhandelingen
namens de verzekeraars plaats via het representatiemodel. Door zowel afspraken te
maken over de beschikbaarheid van de ambulancezorg als over de daadwerkelijke zorgverlening,
kunnen verzekeraars op regionaal niveau verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid
stimuleren bij het toekennen van de middelen aan de RAV. Het gaat hierbij niet alleen
om innovatie en verbeteringen in de ambulancezorg maar in de gehele keten van de acute
zorg.
De nieuwe bekostigingssystematiek wordt budgettair neutraal ingevoerd ten opzichte
van het macro-ambulancebudget 2013, met inachtneming van het feit dat ik in verband
met de herijking van het referentiekader spreiding en beschikbaarheid het voor de
ambulancezorg beschikbare macrobudget vanaf 2014 met € 7,7 miljoen verhoog. Daarnaast
kan de eventuele opbrengst van de in mijn aanwijzing van 16 november 2010 (kenmerk
MC-U-3032852) genoemde budgetkorting als gevolg van lager dan geprognosticeerde groei
van het aantal gerealiseerde ritten over de periode 2011-2013, terugvloeien naar de
sector voor een bedrag van maximaal € 11 miljoen. Bedraagt de macro-opbrengst van
de budgetkorting minder dan € 8 miljoen, dan kan de opbrengst van de budgetkorting,
vermeerderd met een bedrag van € 3 miljoen terugvloeien. Bedraagt de macro-opbrengst
van de budgetkorting € 8 miljoen of meer, maar minder dan € 11 miljoen, dan kan de
opbrengst, vermeerderd tot een bedrag van € 11 miljoen terugvloeien. Bedraagt de macro-opbrengst
van de budgetkorting meer dan € 11 miljoen dan kan deze opbrengst voor een bedrag
van € 11 miljoenterugvloeien. Zowel de budgetkorting als de aanwending van de middelen
kan worden verdeeld over de jaren 2014 en 2015, waarbij de verdeling van deze middelen
in de budgetten vanzelfsprekend pas kan plaatsvinden na vaststelling van de opbrengst.
In principe geschiedt de verdeling van deze (incidentele) middelen in lijn met de
verdeling van de structurele middelen op basis van het referentiekader spreiding en
beschikbaarheid. In overleg met de veldpartijen kunt u van deze verdeling van de incidentele
middelen afwijken om de transitie naar een nieuw bekostigingssysteem te faciliteren.
Over bovenstaande aspecten heb ik op 26 april 2013 bestuurlijke afspraken gemaakt
met Ambulancezorg Nederland.
Van belang is tot slot dat er sprake is van een zorgvuldig transitietraject om de
financiële effecten voor de RAV’s als gevolg van de overgang naar het nieuwe bekostigingssysteem
op te vangen. Ik onderschrijf uw advies van 19 juni jongstleden voor een transitietraject
van drie jaar, zodat partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe situatie, zoals
u voorstelt in uw advies van 19 juni jongstleden.
Artikelsgewijs
Artikel 4
De budgettering van de RAV’s gaat gepaard met landelijk uniforme vaste tarieven die
het mogelijk maken om de geleverde zorg toe te rekenen aan patiënten/ verzekerden.
Verschillen tussen de door de zorgautoriteit vast te stellen budgetten van RAV’s enerzijds
en de gedeclareerde tarieven voor daadwerkelijke prestaties anderzijds worden in geval
van ‘overfinanciering' (gedeclareerde opbrengsten hoger dan het vastgestelde budget)
verrekend via het instrument van het vereffeningbedrag. Verzekeraars kunnen dan het
overschot zelf bij de betreffende RAV terugvorderen. Onderfinanciering (gedeclareerde
opbrengsten lager dan het vastgestelde budget) wordt gecorrigeerd via het reguliere
declaratieverkeer tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, namelijk door het vaststellen
van een tarief voor een geheel van prestaties.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers