Besluit opsporingsvergunning koolwaterstoffen Opmeer, Ministerie van Economische Zaken

Procesverloop:

  • Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. (hierna: Vermilion) heeft per brief van 28 december 2011 een aanvraag ingediend voor het opsporen van koolwaterstoffen ingevolge artikel 6, van de Mijnbouwwet, voor het gebied genaamd Opmeer, gelegen in de provincie Noord-Holland. Het aangevraagde gebied heeft een oppervlakte van 229 km2. De aangevraagde duur van de vergunning is acht jaar;

  • naar aanleiding van onderhavige aanvraag is, ingevolge artikel 15, van de Mijnbouwwet, in het Publicatieblad van de Europese Unie van 8 maart 2012 (2012/C 70/22) en in de Staatscourant van 20 maart 2012 (nr. 5313) een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen voor een opsporingsvergunning voor het gebied genaamd Opmeer;

  • binnen de periode van 13 weken na plaatsing van een uitnodiging voor het indienen van concurrerende aanvragen voor het gebied genaamd Opmeer, zijn geen concurrerende aanvragen ingediend;

  • TNO, adviesgroep EZ (hierna: TNO) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, thans Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZ) op 29 augustus 2012 advies uitgebracht (kenmerk: AGE 12-10.055);

  • Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) heeft op verzoek van de Minister van EZ op 3 september 2012 advies uitgebracht (kenmerk: 12310236);

  • het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland (hierna: GS) is op grond van artikel 16 van de Mijnbouwwet om advies gevraagd. GS heeft per brief van 30 juli 2012 advies uitgebracht;

  • de Mijnraad heeft op verzoek van de Minister van EZ op 4 december 2012 advies uitgebracht (kenmerk: MIJR/12335433), op grond van artikel 105, derde lid, van de Mijnbouwwet.

Overwegingen m.b.t. het besluit:

  • voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt bij het inwerkingtreden daarvan, niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid van de Mijnbouwwet;

  • voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt bij het inwerkingtreden daarvan, niet een door een ander gehouden opslagvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid van de Mijnbouwwet;

  • de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager geven geen aanleiding tot het weigeren van de aangevraagde vergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnbouwwet;

  • de manier waarop de aanvrager voornemens is de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten geeft geen aanleiding de vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder b, van de Mijnbouwwet;

  • de aanvrager heeft niet eerder onder een vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Mijnbouwwet, blijk gegeven van gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin, hieronder mede verstaan maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder c, van de Mijnbouwwet;

Overwegingen m.b.t. adviezen

  • TNO acht de algemene petroleum geologische onderbouwing van de aanvraag van voldoende kwaliteit. TNO adviseert om een opsporingsvergunning te verlenen voor het gebied Opmeer aan Vermilion voor een periode van acht jaar. TNO stelt wel voor om als voorwaarden op te nemen dat:

    • 1. er voor het verstrijken van het vierde jaar van de vergunning een geactualiseerd werkplan aan de Minister wordt voorgelegd dat een onvoorwaardelijke boring bevat en op basis hiervan een besluit wordt genomen over de resterende duur van de vergunning;

    • 2. dat de resultaten van de in het werkprogramma genoemde herbewerking van bestaande seismische opnamen onmiddellijk na het beschikbaar komen ervan aan de Minister worden toegezonden;

  • SodM heeft zich in haar advies beperkt tot de technische capaciteiten van de aanvrager. Vermilion bezit momenteel acht winningsvergunningen en drie opsporingsvergunningen op het Nederlands territoir. Zij beschikt dus over praktische ervaring als operator. SodM heeft geen ervaring met Vermilion opgedaan die resulteert in twijfel aan de technische capaciteiten van de onderneming. Uit technisch oogpunt ziet SodM dan ook geen reden om de vergunning te weigeren;

  • het College van GS van de provincie Noord-Holland geeft in haar advies aan geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van een opsporingsvergunning aan Vermilion. GS merkt op dat uit de aanvraag blijkt dat Vermilion ruime aandacht besteedt aan de milieuaspecten van het boren naar olie en gas. GS vertrouwt er op dat de bescherming van het milieu in voorschriften wordt geregeld. Specifiek vraagt GS aandacht voor de bescherming van de zoetwaterbel van Hoorn. Verder vraagt GS om te bezien of de boorputten zo kunnen worden uitgevoerd dat deze, na winning van de olie of het gas, gebruikt kunnen worden voor de winning van geothermie.

Wat betreft het door GS genoemde aspect van de bescherming van het milieu wordt opgemerkt dat dit geregeld is in het Besluit algemene regels milieu mijnbouw en in een later stadium, indien winning zal plaatsvinden, beoordeeld wordt in het kader van de omgevings-vergunning, die nodig is voor een inrichting voor de winning van aardgas. Wat betreft de uitvoering van de boorputten wordt opgemerkt dat het hier een aanvraag betreft om een opsporingsvergunning, derhalve een vergunning die aan de vergunninghouder enkel het alleenrecht geeft om in het in de vergunning verleende gebied delfstoffen op te sporen, oftewel onderzoek te doen naar de aanwezigheid van delfstoffen, dan wel naar nadere gegevens daaromtrent, met gebruikmaking van een boorgat. Kortom, er mogen nog geen delfstoffen, qua volume van enige betekenis, worden onttrokken aan de ondergrond. Indien echter de vergunninghouder ten behoeve van de opsporingswerkzaamheden een boring zal doen, dan dient hij te voldoen aan eisen die gesteld worden in de Mijnbouwwet en -regelgeving;

  • de Mijnraad adviseert een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen in het gebied Opmeer te verlenen aan Vermilion. Daarbij dient wel bezien te worden of het noodzakelijk is, zoals thans opgenomen in de aanvraag, om een stukje van het IJsselmeer mee te nemen. De vergunning zou een geldigheidsduur van vier jaar moeten krijgen. De vergunninghouder kan indien noodzakelijk, op grond van artikel 18, derde lid, Mijnbouwwet, vragen om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning. In de vergunning wordt in elk geval opgenomen dat de vergunninghouder voor het einde van het tweede jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister overlegt, dat voorziet in een onvoorwaardelijke boring in het derde jaar na het onherroepelijk worden van der vergunning;

  • gelet op de Mijnbouwwet, de ingediende aanvraag en de uitgebrachte adviezen kan verlening van de opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor het gebied Opmeer aan Vermilion plaatsvinden voor een duur van vier jaar onder het stellen van de hierna genoemde voorwaarden. In afwijking van het advies van de Mijnraad wordt het thans niet wenselijk geacht het aangevraagde gebied te beperken. Bij een mogelijke toekomstige aanvraag van een winningvergunning zal dit kritisch worden bezien.

Gelet op:

De artikelen 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde lid, 12, 15, 16, 17, 82 en 105, derde lid, van de Mijnbouwwet, alsmede de artikelen 1.3.1 en 1.3.7 van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel 1

Aan Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend.

Artikel 2

De vergunning geldt voor een gebied in de provincie Noord-Holland, dat wordt begrensd door de rechte lijnen tussen de puntenparen A-B, B-C, C-D, D-E, E-F, F-G, G-H, H-I, I-J, J-K, K-L, L-M, M-N en A-N.

De coördinaten van deze punten zijn:

Punt

X

Y

A

118790,00

538390,00

B

120800,00

535000,00

C

123450,00

532000,00

D

126950,00

527300,00

E

130100,00

525000,00

F

132150,00

522600,00

G

134660,00

516000,00

H

131559,50

516071,20

I

130528,33

512343,19

J

126275,00

515000,00

K

120000,00

518150,00

L

118750,00

520000,00

M

117585,00

522850,00

N

115000,00

525260,00

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het coördinatiestelsel van de Rijksdriehoekmeting, zoals vermeld in artikel 1.2.2, onder a, van de Mijnbouwregeling.

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 229,0 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de op 28 december 2011 ontvangen aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder neemt bij de uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarden in acht:

  • binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning deelt de vergunninghouder schriftelijk mee aan de Minister van Economische Zaken, onder vermelding van tijdstip, geologische structuur en diepte, de plaats waar de boring zal worden verricht;

  • uiterlijk in het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt een boring geplaatst.

Artikel 5

De vergunning geldt, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding, gedurende een tijdvak van vier jaren.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: mr. Y. Peters MT-lid, directie Energiemarkt

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag, waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven