Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 2013, 2013-0000094449, tot wijziging van de Regeling inburgering in verband met nadere regels inzake het vaststellen van bedragen met betrekking tot de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Wet inburgering;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.4c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4d

  • 1. Voor het onderzoek ten behoeve van een advies als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 240,79.

  • 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4a is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 90.

  • 3. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4b, aanhef en onderdeel b, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 150.

  • 4. Onder de inburgeringsplichtige, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel X, tweede lid, van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430), die een ontheffing aanvraagt op grond van de regels gesteld bij of krachtens artikel 6, eerste lid, van de wet, zoals dit luidde op 31 december 2012.

B

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘Gezinshereniging of gezinsvorming’ wordt vervangen door: Verblijf als familie- of gezinslid.

2. ‘Familiebezoek’ vervalt.

ARTIKEL II

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juli 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

In de Verzamelwet SZW 2013 is in artikel 6, derde lid van de Wet inburgering een grondslag gegeven voor het instellen van een heffing voor een aanvraag van ontheffing van de inburgeringsplicht, dan wel voor het medisch onderzoek in het kader daarvan. Deze grondslag is ook van toepassing op inburgeringsplichtigen die onder het overgangsrecht van de laatste wijziging van de Wet inburgering vallen (de wijziging in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgerngsplichtige, Stb 2012, 430). Artikel I, onderdeel A, van deze wijziging van de Regeling inburgering strekt ertoe een tarief vast te stellen voor:

  • Een medisch onderzoek, uitmondend in een advies ten behoeve van de ontheffing van de inburgeringsplicht wegens een medische belemmering (artikel 2.4d, eerste lid);

  • de aanvraag voor een ontheffing van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn (artikel 2.4d, tweede lid);

  • de aanvraag voor een ontheffing van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanningen (artikel 2.4d, derde lid). Bij deze ontheffing wordt slechts een bedrag in rekening gebracht met betrekking tot de ontheffing, bedoeld in artikel 2.4b, aanhef en onderdeel b (de inburgeringsplichtige heeft ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op werk-keurmerk en uit een afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen).

Voor de groep, vallend onder het overgangsrecht, wordt alleen een tarief vastgesteld voor het medisch onderzoek ten behoeve van de ontheffing wegens een medische belemmering. Voor die groep wordt het bedrag door de betrokken gemeente in rekening gebracht.

In artikel I, onderdeel B, wordt bijlage 1 bij de regeling in overeenstemming gebracht met een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Besluit modern migratiebeleid), waarin de terminologie voor ‘gezinsvorming en gezinshereniging’ is gewijzigd en waarin het tijdelijke verblijfsdoel ‘familiebezoek’ is geschrapt. Familiebezoek is op basis van het gewijzigde Vreemdelingenbesluit 2000 alleen nog verblijf mogelijk op visumbasis in plaats van met een verblijfsvergunning.

Gelet op de urgentie om de tarieven voor de hier bedoelde ontheffingen vast te stellen, is voor wat betreft de inwerkingtreding geen rekening gehouden met de vaste verandermomenten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven