Besluit tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project Afsluitdijk

28 juni 2013 RWS-2013/31102

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Gelet op artikel 3.35, eerste tot en met derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. Voor het versterken van het dijklichaam van de Afsluitdijk en bijbehorende civieltechnische werken en het vergroten van de afvoercapaciteit wordt een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.

  • 2. De voorbereiding en bekendmaking van het in het eerste lid bedoelde inpassingsplan wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van de in bijlage 1 bij dit besluit aangeduide besluiten.

  • 3. De voorbereiding en bekendmaking van de in bijlage 2 bij dit besluit aangeduide besluiten wordt gecoördineerd.

Artikel 2

  • 1. De Minister van Infrastructuur en Milieu wordt aangewezen als de Minister bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2. De Minister van Infrastructuur en Milieu is, met uitsluiting van een in eerste aanleg bevoegd bestuursorgaan, bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning die nodig is om de uitvoering van het in artikel 1, eerste lid, bedoelde inpassingsplan mogelijk te maken.

Artikel 3

Dit besluit wordt met bijlagen en toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

BIJLAGE 1

  • Omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (al dan niet aangehaakt bij de omgevingsvergunning);

  • Ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (al dan niet aangehaakt bij de omgevingsvergunning);

  • Besluit op grond van de Waterwet.

BIJLAGE 2

  • Omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • Ontheffing op grond van de Flora- en faunawet;

  • Vergunning op grond van de Ontgrondingenwet of de provinciale ontgrondingenverordening;

  • Besluit op grond van de Wet bodembescherming;

  • Vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken;

  • Vergunning of projectplan op grond van de Waterwet;

  • Ontheffing op grond van de Boswet;

  • Ontheffing op grond van de provinciale verordening;

  • Maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • Besluit op grond van de Wegenwet;

  • Vergunning op grond van de keur van het Waterschap;

  • Ontheffing op grond van de Algemene plaatselijke verordening;

  • evenals overige toestemmingen of besluiten bij of krachtens deze wetten, algemene maatregelen van bestuur, verordeningen of keuren die nodig zijn om de uitvoering van het in het in artikel 1, eerste lid, bedoelde inpassingsplan mogelijk te maken.

TOELICHTING

1. Aanleiding

De Afsluitdijk beschermt sinds 1932 grote delen van Nederland tegen overstroming vanuit zee. In de afgelopen jaren is de Afsluitdijk getoetst aan de norm voor waterveiligheid. Toen bleek dat er verbeteringen nodig zijn om het achterland ook in de toekomst veilig te houden.

Conform de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk (december 2011) wordt het dijklichaam van de Afsluitdijk versterkt volgens het principe van de overslagbestendig dijk en worden de bestaande civieltechnische kunstwerken (schutsluizen en spuisluizen) in de Afsluitdijk versterkt om aan de veiligheidseisen voor waterveiligheid te voldoen. Met deze verbeteringen biedt de Afsluitdijk tot halverwege deze eeuw bescherming tegen hoogwater. In vervolg op de MIRT-2 beslissing afvoercapaciteit Afsluitdijk (augustus 2012) wordt ook de capaciteit om water af te voeren uit het IJsselmeer vergroot door het gefaseerd aanbrengen van pompen bij de Stevinsluizen bij Den Oever.

2. Rijkinpassingsplan en rijkscoördinatie

Voor de ruimtelijke inpassing van de maatregelen en voorzieningen aan de Afsluitdijk wordt door de Minister van Infrastructuur en Milieu (Minister van IenM) een rijksinpassingsplan vastgesteld. Er is specifiek voor dit instrument op rijksniveau gekozen, omdat de Minister van IenM de beheerder is van de Afsluitdijk en waterveiligheid een nationaal belang betreft.

Op de besluiten die nodig zijn voor de verwezenlijking van het rijksinpassingsplan is de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De benodigde besluiten zijn genoemd in de bijlagen bij het voorliggende besluit. In artikel 2, eerste lid, van dit besluit is bepaald dat de Minister van IenM eerstverantwoordelijke is voor de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van deze besluiten.

Toepassing van de rijkscoördinatieregeling waarborgt de inhoudelijke afstemming van de benodigde besluiten en heeft tot gevolg dat alle besluiten dezelfde procedure volgen. Dit versnelt de besluitvorming van het project en vergroot de eenduidigheid voor de belanghebbenden.

Bij het project Afsluitdijk zal de coördinatie van de besluiten in fasen plaatsvinden. Een gefaseerde aanpak heeft voordelen. Ten eerste wordt door deze aanpak in een vroegtijdig stadium duidelijkheid verkregen over de belangrijkste besluiten voor de uitvoering van het project. Ten tweede biedt het flexibiliteit. Door de fasering sluit de besluitvorming aan bij de verschillende fasen (planuitwerking en vervolgens realisatie) van het project.

De eerste fase betreft de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van de besluiten die van belang zijn voor de uitvoerbaarheid van het rijksinpassingsplan. De voorbereiding en bekendmaking van deze – in bijlage 1 genoemde – besluiten wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van het rijksinpassingsplan.

Vervolgens worden in één of meerdere vervolgfasen de overige uitvoeringsbesluiten, die nodig zijn voor de realisatie van het project, gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt. Dit zijn de besluiten – genoemd in bijlage 2 – waarvan de inhoud afhankelijk is van een nadere detaillering van het project. Deze nadere detaillering vindt in een latere fase van de planvorming plaats.

3. Minister van IenM bevoegd gezag

In dit besluit is bepaald dat de Minister van IenM met uitsluiting van een in eerste aanleg bevoegd bestuursorgaan bevoegd is om te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning ter uitvoering van het inpassingsplan. Dit betekent dat de Minister van IenM de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning in het kader van dit project overneemt van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten. Het gaat hierbij om de bevoegdheid omgevingsvergunningen te verlenen voor de uit te voeren maatregelen aan, op of nabij de dijk en de civieltechnische kunstwerken in het kader van de waterveiligheid en goede waterafvoer. Deze bevoegdheid wordt bij de Minister van IenM belegd in verband met de complexiteit van de vergunningen. Deze aanpak heeft de instemming van alle betrokken bestuursorganen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven