Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 juni 2013, nummer 398787, houdende wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie.

2. Onderdeel j vervalt, onder verlettering van onderdeel k tot onderdeel j.

B

Aan artikel 3, derde lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • p. de vreemdeling wiens asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, terwijl hij in afwachting is van de effectieve overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2003, L 50).

C

In artikel 9, eerste lid, onder c, wordt na de zinsnede ‘asielprocedure’ ingevoegd: afgezien van de dagen die beschikbaar zijn voor het onderzoek naar de asielaanvraag gedurende de algemene asielprocedure.

D

Artikel 13 komt als volgt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Het COA kan beslissen de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, te beëindigen of te beperken indien de asielzoeker:

    • a. de geboden onderdakvoorziening feitelijk heeft verlaten zonder het COA daarvan op de hoogte te stellen; of

    • b. niet heeft voldaan aan de verplichting in artikel 19, eerste lid, onder e.

  • 2. Het COA houdt bij de beslissing, bedoeld in het eerste lid, rekening met de specifieke situatie van de asielzoeker.

E

Aan artikel 17 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Onder buitengewone kosten als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder g, wordt niet verstaan de kosten voor de huur van een woning dan wel de aan de huur van een woning gerelateerde kosten.

F

Artikel 19, eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e. te voldoen aan de COA inhuisregistratie door zich wekelijks te melden bij het COA teneinde te kunnen vaststellen of hij nog in de opvangvoorziening verblijft en aanspraak maakt op opvangvoorzieningen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juli 2013

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 juni 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Onderhavige wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) betreft een aantal aanpassingen van verschillende onderdelen van de regeling. Het betreffen zowel technische aanpassingen als inhoudelijke wijzigingen. De reikwijdte van de regeling wordt uitgebreid met een categorie vreemdelingen naar aanleiding van jurisprudentie. Voorts gaat het om een verduidelijking ten aanzien van de periode waarin geen verstrekking van openbaar vervoerskaarten plaatsvindt. Daarnaast is de huur van een woning of daaraan gerelateerde kosten expliciet uitgesloten van buitengewone kosten die door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna:COA) worden vergoed. Ten aanzien van beide onderwerpen is in de praktijk gebleken dat behoefte bestond aan verduidelijking. Verder wordt de bevoegdheid van beperken of intrekken van voorzieningen meer in lijn gebracht met de richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (Opvangrichtlijn). Ten slotte wordt de verplichting van de vreemdeling om zich wekelijks te melden bij het COA anders beschreven om zo het onderscheid met de meldplicht bij de vreemdelingenpolitie beter weer te geven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

De wijziging van artikel 1, onderdeel a, betreft een actualisering van de titel van de verantwoordelijke bewindspersoon.

Het onderdeel j van artikel 1 kan geschrapt worden, omdat het door tijdsverloop geen betekenis meer heeft.

B

Het Hof van Justitie EU heeft op 27 september 2012 het arrest Cimade et GISTI (C–179/11) gewezen over opvang van asielzoekers die in het kader van de Dublinverordening kunnen worden overgedragen aan de voor de behandeling van de asielaanvraag verantwoordelijke lidstaat. Het Hof oordeelt in het arrest dat een asielzoeker ten aanzien van wie een verzoek tot overname (Dublinclaim) is gelegd op een andere lidstaat valt onder de werking van de Procedurerichtlijn1 en de Opvangrichtlijn2. Ook Dublinclaimanten mogen op het grondgebied van de lidstaat waar het asielverzoek is ingediend verblijven. Alleen de effectieve overdracht aan de voor de behandeling verantwoordelijke lidstaat maakt een einde aan de behandeling van het asielverzoek in de lidstaat waar het verzoek was ingediend. Vanaf het moment van het indienen van het asielverzoek tot aan de effectieve overdracht heeft de Dublinclaimant recht op opvang op grond van de Opvangrichtlijn.

Het arrest vormt aanleiding om de categorie vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen omdat een andere lidstaat op grond van de Verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op te nemen als categorie die gelijk is gesteld aan een asielzoeker en daarmee recht heeft op opvang als bedoeld in deze regeling. De vreemdeling heeft tot aan de effectieve overdracht recht op verstrekkingen op grond van de Rva 2005. Hiermee is sprake van het formaliseren van een bestendige praktijk waarbij feitelijk aan Dublinclaimanten die een afwijzend asielbesluit hebben ontvangen tot aan de overdracht, tot aan inbewaringstelling of totdat zij uit eigen beweging zijn vertrokken, opvang wordt geboden.

C

Tijdens de dagen waarin onderzoek wordt gedaan naar de asielaanvraag in het Aanmeldcentrum, bedoeld in artikel 3.110 van het Vreemdelingenbesluit 2000, wordt de asielzoeker geacht zo veel mogelijk aanwezig te zijn op het Aanmeldcentrum. In de praktijk is echter gebleken dat asielzoekers ook in die periode van en naar de rechtsbijstandverlener reizen, terwijl van de rechtsbijstandverlener kan worden verwacht dat hij zich bij de asielzoeker voegt in die periode. Dit betreft een verduidelijking waarbij is geëxpliciteerd dat het reizen met openbaar vervoer ten tijde van de behandeling van de asielaanvraag van en naar de rechtsbijstandverlener niet onder de verstrekkingen van artikel 9 eerste lid, onder c, valt.

D

Met de wijziging van artikel 13 wordt beter aangesloten bij artikel 16 van richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (Opvangrichtlijn). Dat artikel bepaalt in welke situaties de opvangvoorzieningen kunnen worden beperkt of ingetrokken. Dat kan ingevolge artikel 16 van de Opvangrichtlijn in geval de asielzoeker de door de bevoegde instantie(s) vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder die instantie(s) op de hoogte te stellen of indien de asielzoeker niet voldoet aan de meldingsplicht gedurende een vastgestelde redelijke termijn.

Hoewel de bewoner van een opvangvoorziening niet verplicht is om gebruik te maken van de geboden opvang kan hij evenwel geen rechten meer doen gelden op (alle) verstrekkingen bedoeld in artikel 9, onderdeel b tot en met g indien hij elders onderdak kiest. Het COA heeft de bevoegdheid de voorzieningen te beperken of, in uitzonderlijke gevallen, te beëindigen indien is geconstateerd dat de bewoner niet langer in de toegewezen woonruimte woont. Het gaat daarbij om de feitelijke situatie. Daarvan kan sprake zijn indien de vreemdeling nog wel voldoet aan de wekelijkse meldingsplicht die uit artikel 19, eerste lid, onder e voortvloeit, ook wel de inhuisregistratie genoemd, maar desondanks is gebleken dat de asielzoeker feitelijk elders woont. Het COA kan daarnaast beslissen de voorzieningen te beperken of te beëindigen in geval de asielzoeker niet heeft voldaan aan de plicht om zich wekelijks te melden bij het COA. Met die plicht wordt beoogd te kunnen vaststellen of de asielzoeker nog in de opvangvoorziening verblijft. Artikel 19, eerste lid, onder e bepaalt dat de inhuisregistratie wekelijks plaatsvindt. Daarmee wordt invulling gegeven aan de ingevolge artikel 16, eerste lid, onder a van de Opvangrichtlijn vereiste redelijke termijn.

Met het nieuwe lid 2 is met het oog op artikel 16, vierde lid van de Opvangrichtlijn benadrukt dat het COA bij een beslissing tot intrekking of beperking van de voorzieningen steeds rekening houdt met de specifieke situatie van betrokkene. Daarbij dient met name rekening te worden gehouden met de situatie van kwetsbare personen zoals bijvoorbeeld personen met een handicap, ouderen en zwangere vrouwen.

De bevoegdheid in artikel 13 onderscheidt zich van de bevoegdheid om de verstrekkingen geheel of gedeeltelijk te onthouden neergelegd in artikel 10. De laatste bevoegdheid heeft betrekking op situaties waarbij de asielzoeker zich niet houdt aan de aan hem gestelde regels of verplichtingen danwel waarbij hij overlastgevend is. In die gevallen zal sprake kunnen zijn van het geheel of gedeeltelijk onthouden van verstrekkingen bij wijze van sanctie.

E

Er is een nieuw onderdeel aan artikel 17 toegevoegd dat het bestendige beleid formaliseert dat de kosten die een asielzoeker maakt in verband met de huur van een woning niet als buitengewone kosten in de zin van artikel 9, eerste lid, onder g, kunnen worden aangemerkt. Dit laat overigens de mogelijkheid van een administratieve plaatsing onverlet. Administratieve plaatsing betreft de plaatsing van een asielzoeker bij een verblijfsgerechtigde of Nederlander. De asielzoeker wordt ingeschreven in de dichtstbijzijnde opvangvoorziening en zal aldaar de (volledige) wekelijkse financiële bijlage als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, kunnen ontvangen. Plaatsing is toelaatbaar wanneer het de inwoning betreft bij een tot Nederland toegelaten eerstegraads familielid, dan wel de echtgeno(o)te of partner die beschikt over passende woonruimte. Plaatsing buiten een opvangvoorziening is ook mogelijk in de situatie waarin verblijf in een woning buiten de opvangvoorziening vanwege bijzondere (zwaarwegende) medische redenen noodzakelijk moet worden geacht. Het betreft hier een uitzonderlijke situatie waarin vanwege dringende medische redenen continuering van het verblijf in een opvangvoorziening inhumaan of schadelijk voor de gezondheid van de betrokken asielzoeker is. De kosten die samenhangen met de huur van de woning in geval van administratieve plaatsing vallen gelet op het nieuwe onderdeel 8 niet onder de buitengewone kosten bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder g.

F

In de procespraktijk worden de meldplicht bij de vreemdelingenpolitie die ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 aan een vreemdeling kan worden opgelegd en de inhuisregistratie bij het COA uit onderhavige regeling dikwijls met elkaar verward. Dit terwijl zowel de grondslag als de doelen van de maatregelen van elkaar verschillen. Met deze wijziging wordt beoogd het onderscheid met de meldplicht en het doel van de inhuisregistratie te verduidelijken.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Richtlijn 2005/85/EG betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

X Noot
2

Richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.

Naar boven