Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 juli 2013, nummer WBV 2013/15, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Algemene inhoudsopgave/Deel A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

B

Algemene inhoudsopgave/Deel C Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

C

Paragraaf A3/7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7. Geen uitzetting om gezondheidsredenen

De uitzetting blijft op grond van artikel 64 Vw achterwege als BMA aangeeft dat sprake is van een van de volgende situaties:

  • 1. vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden is deze medisch gezien niet in staat om te reizen;

  • 2.

    • a. de stopzetting van de medische behandeling doet een medische noodsituatie ontstaan; en

    • b. de medische behandeling van de medische klachten kan niet plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken.

2 ad a.

Onder een medische noodsituatie verstaat de IND: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.

2 ad b.

De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken kan plaatsvinden in één van de volgende gevallen:

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land geen of onvoldoende behandelmogelijkheden aanwezig zijn;

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren;

  • het BMA is vanwege de situatie in het land van herkomst niet in staat om te adviseren over de aanwezigheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst; of

  • uit het BMA-advies blijkt dat:

    • de vreemdeling een medische behandeling ondergaat;

    • mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van deze medische behandeling; en

    • sprake is van een medische noodsituatie; en

  • de vreemdeling toont aan dat:

    • in het land van herkomst of bestendig verblijf geen gezins- of familieleden zijn die in staat moeten worden geacht de medisch noodzakelijke mantelzorg te verlenen; en

    • gezins- of familieleden hier te lande verblijven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of Nederlander zijn, die de medisch noodzakelijke mantelzorg verlenen.

De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Professionele (thuis)zorg is geen mantelzorg. De mantelzorg moet een essentieel onderdeel zijn van de medische behandeling.

De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over het ontbreken van mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf.

De IND is niet verplicht om onderzoek te doen naar niet of onvoldoende onderbouwde stellingen.

Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling (zie paragraaf B8/ 9.1.7 Vc).

Als gezinsleden in verband met artikel 64 Vw worden aangemerkt:

  • echtgenoten en (geregistreerde) partners en hun minderjarige kinderen of minderjarige kinderen uit een eerste of eerder huwelijk;

  • de meerderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin.

Een uitzondering op de definitie van gezinsleden volgt als er sprake is van het achterwege laten van de uitzetting van een minderjarig kind. Als gezinsleden worden dan aangemerkt:

  • de (stief/pleeg)ouders van het minderjarige kind;

  • de minderjarige (stief)broers en zussen van het minderjarige kind;

  • de meerderjarige broers en zussen die feitelijk behoren tot het gezin en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin van de (stief/pleeg)ouders.

Voor de wijze waarop de familierechtelijke relatie en het feitelijke behoren tot het gezin wordt aangetoond, wordt verwezen naar paragraaf C1/3 Vc. In het kader van deze regeling hoeven officiële bewijsmiddelen waarmee de familierechtelijke relatie wordt aangetoond, niet gelegaliseerd te zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het achterwege blijven van uitzetting op grond van artikel 64 Vw doet zich niet eerder voor dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Uitzondering hierop is de ambtshalve toets die de IND uit kan voeren in de parallelle procedure (zie paragraaf A3/7.3.1 Vc).

D

Paragraaf A3/7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1 Aanvraag op grond van artikel 64 Vw

Een vreemdeling die bekend is bij de IND, moet een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schriftelijk indienen bij de IND.

Een vreemdeling die niet bekend is bij de IND, of die eerder ‘met onbekende bestemming’ is vertrokken, moet telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze. Deze vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld om de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in persoon aan het IND-loket in te dienen.

Een vreemdeling die niet bekend is bij de IND en die een schriftelijke aanvraag op grond van artikel 64 Vw bij de IND indient, moet deze aanvraag aan het IND-loket aanvullen door het laten vaststellen van zijn verblijfplaats in Nederland door de IND. De IND stelt de verblijfplaats vast door een afschrift uit het GBA of een ander bewijsmiddel waaruit de verblijfplaats van de vreemdeling blijkt. Het niet in persoon aan het IND-loket verschijnen is grond voor afwijzing.

Als de vreemdeling die een aanvraag op grond van artikel 64 Vw wil indienen:

  • een uitgeprocedeerde asielzoeker is, én

  • in afwachting van de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in aanmerking wil komen voor opvang op grond van de Rva,

moet hij telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze (zie paragraaf A3/7.2 Vc).

Als de vreemdeling een aanvraag op grond van artikel 64 Vw indient bij de DT&V, de vreemdelingenpolitie, ZHP, KMar of het COA, wordt de aanvraag doorgezonden aan de IND.

De vreemdeling onderbouwt een aanvraag op grond van artikel 64 Vw in ieder geval met:

  • een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden met vermelding van de behandelaars, waarbij de vreemdeling momenteel onder behandeling staat.

  • een gedagtekend, ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s), niet ouder dan zes weken op het moment waarop overgelegd wordt, waaruit blijkt:

    • de naam, het adres en het registratienummer van het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of het Nederlands Instituut van Psychologen van de behandelaar(s);

    • welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar wordt behandeld;

    • datum start behandeling en wanneer bekend de verwachte einddatum van de behandeling.

  • een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding en/ of identiteitsdocument.

De IND stelt de bijlagen ‘toestemmingsverklaring’ en ‘bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ beschikbaar via zijn website. Ook zijn deze bijlagen bij de IND-loketten verkrijgbaar.

Als het voor de vreemdeling niet mogelijk is een geldig document voor grensoverschrijding te verstrekken, moet de vreemdeling op andere wijze inzicht in zijn identiteit en nationaliteit verschaffen door middel van bewijsmiddelen.

De IND beschouwt als bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte, een nationaliteitsverklaring.

Als er geen medische bewijsmiddelen ter onderbouwing van de aanvraag worden ingediend en een ingevulde toestemmingsverklaring ontbreekt, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid binnen twee weken de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Als de vreemdeling hier niet aan voldoet, mag de aanvraag worden afgewezen. De redelijke termijn van twee weken kan korter zijn als de uitzetting eerder gepland is.

De beslistermijn op een aanvraag op grond van artikel 64 Vw mag eenmalig worden verlengd met dertien weken. De verlenging van de beslistermijn is in ieder geval redelijk als BMA onderzoek bij derden moet doen naar de medische problematiek van de vreemdeling. De IND maakt aan de vreemdeling schriftelijk bekend binnen welke termijn een besluit op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw kan worden verwacht.

Het indienen van een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort de vertrekplicht niet op. In afwachting van het besluit op de aanvraag, heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf ex artikel 8 Vw.

In beginsel zal geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitzetting van de vreemdeling door de DT&V, zolang op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw niet is beslist.

Het indienen van een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort niet de door het COA te volgen procedures tot beëindiging van verstrekkingen ingevolge de Rva op.

Als de IND op basis van het BMA advies de aanvraag afwijst, brengt de IND de vreemdeling van het besluit onder verwijzing naar het medisch advies schriftelijk op de hoogte.

Het komt voor dat BMA in zijn advies aangeeft dat de vreemdeling in staat is om te reizen, maar dat dit onder voorwaarden moet. De DT&V ziet erop toe dat aan deze voorwaarden is voldaan voordat de vreemdeling wordt uitgezet. Het opvragen en meenemen van het medisch dossier betreft een verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. De vreemdeling of zijn gemachtigde wordt hierop gewezen door de DT&V.

E

Paragraaf A3/7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.1 Raadplegen BMA

Bij de beoordeling van een aanvraag op grond van artikel 64 Vw kan de IND het BMA verzoeken om een advies uit te brengen.

Het raadplegen van BMA is niet nodig als het gaat om een aanvraag op grond van artikel 64 Vw bij zwangerschap of tuberculose (zie paragraaf A3/7.4 en 7.5 Vc).

De IND verleent ook uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw zonder hiervoor medisch advies aan het BMA te vragen als uit een bewijs blijkt dat de vreemdeling:

  • a. klinisch opgenomen is; en

  • b. een actieve medische behandeling ondergaat die niet buiten de kliniek mogelijk is; en

  • c. in dit verband tijdelijk niet in staat is om te reizen.

De IND verleent in deze gevallen uitstel van vertrek voor de duur van de opname tot een maximum van een half jaar.

De IND wijst in ieder geval de aanvraag van de vreemdeling af zonder advies aan het BMA te vragen als de vreemdeling:

  • geen volledig ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring niet ouder dan zes maanden overlegt; en

  • zijn medische situatie niet aantoont.

Een uitzondering op het niet aantonen van de medische situatie is als de DT&V, het COA of de ambtenaar belast met grensbewaking, concrete aanwijzingen heeft dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. De vreemdeling moet onder behandeling staan bij een behandelaar. In dit geval moet de ambtenaar belast met de uitzetting of ontruiming of de ambtenaar van de DT&V ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw door de vreemdeling zich ervan vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en bij de IND een medisch advies (laten) vragen.

De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit onvoldoende aantoont. Aangezien het onderzoek naar de behandelmogelijkheden wordt gefrustreerd door de vreemdeling door het niet aantonen van de identiteit en nationaliteit, wordt uitgegaan van het bestaan van behandelmogelijkheden.

F

Paragraaf A3/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.3 Medische aspecten parallel aan de asielprocedure

Doordat een medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn kan worden opgesteld, kunnen medische omstandigheden eerder worden onderkend door de IND. Deze omstandigheden worden zoveel mogelijk (ambtshalve) meegenomen tijdens de asielprocedure. Overige medische omstandigheden die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen, worden ook meegenomen als deze zijn onderbouwd. Bij een afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel wordt in de meeromvattende beschikking door de IND beoordeeld of de medische omstandigheden grond zijn voor toepassing van artikel 64 Vw. Deze ambtshalve toets op grond van artikel 64 Vw parallel aan de asielprocedure wordt parallelle procedure genoemd.

Ten behoeve van de parallelle procedure moet de vreemdeling een recente, volledige ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring verstrekken en zijn identiteit en nationaliteit laten vaststellen zoals beschreven in paragraaf A3/7.1 Vc.

Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in de algemene asielprocedure worden afgewezen geldt de parallelle procedure niet. Voor deze vreemdelingen staat de procedure zoals beschreven in paragraaf A3/7.2 Vc open.

Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in de verlengde procedure worden behandeld, kan de parallelle procedure worden toegepast als de onder paragraaf A3/7.2 Vc genoemde bewijsmiddelen zijn overgelegd. Zie ook paragraaf C1/2.4 Vc.

Artikel 64 Vw wordt niet toegepast als de vreemdeling op grond van de Verordening 343/2003 wordt overgedragen aan een bij de Verordening 343/2003 aangesloten lidstaat waarmee een terug- en overname overeenkomst is gesloten. In dat geval kan de vreemdeling op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden overgedragen aan een lidstaat, omdat de medische voorzieningen vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten, tenzij de vreemdeling aannemelijk maakt met bewijsmiddelen dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat (zie hiervoor paragraaf C2/4 Vc).

De IND maakt een meeromvattende beschikking over het besluit op de asielaanvraag en de ambtshalve toets aan artikel 64 Vw. De meeromvattende beschikking wordt zoveel mogelijk in de algemene asielprocedure en in ieder geval in de verlengde asielprocedure gemaakt.

G

Paragraaf B8/9.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.1.2 Meest aangewezen land

De IND beschouwt Nederland uitsluitend als het meest aangewezen land voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling, als bedoeld in artikel 3.46 Vb, als de vreemdeling voldoet aan elk van de voorwaarden die genoemd worden in de op de vreemdeling toepasselijke situatie van de hier, onder 1 t/m 5 genoemde situaties:

  • 1. Nederland heeft internationaal gezien een bijzonder specialisme voor de medische noodzakelijke behandeling van de betreffende aandoening.

  • 2.

    • a. de vreemdeling verblijft ten minste vijf jaar al dan niet rechtmatig in Nederland;

    • b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst, of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;

    • c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en

    • d. de medische behandeling vindt ten minste één jaar plaats.

  • 3.

    • a. de vreemdeling is in Nederland;

    • b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;

    • c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en

    • d. de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze medische noodsituatie zal naar verwachting langer dan één jaar duren.

  • 4.

    • a. de vreemdeling verblijft langdurig in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw; en

    • b. de vreemdeling ondergaat in Nederland een medisch noodzakelijke behandeling.

  • 5.

    • a. de vreemdeling is zwanger;

    • b. de vreemdeling is hier te lande woonachtig;

    • c. uit het BMA-advies blijkt dat het verlenen van specialistische prenatale zorg medisch noodzakelijk is;

    • d. er is sprake van een naar internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een (geregistreerd) partnerschap; en

    • e. de partner of echtgenoot van de vreemdeling is Nederlander of verblijft in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw.

Ad 2b en 3b.

De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden in één van de volgende gevallen:

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land geen of onvoldoende behandelmogelijkheden aanwezig zijn;

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren;

  • het BMA is vanwege de situatie in het land van herkomst niet in staat om te adviseren over de aanwezigheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst; of

  • uit het BMA-advies blijkt dat:

    • de vreemdeling een medische behandeling ondergaat;

    • mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van deze medische behandeling; en

    • sprake is van een medische noodsituatie; en

  • de vreemdeling toont aan dat:

    • in het land van herkomst of bestendig verblijf geen gezins- of familieleden zijn die in staat moeten worden geacht de medisch noodzakelijke mantelzorg te verlenen; en

    • gezins- of familieleden hier te lande verblijven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of Nederlander zijn, die de medisch noodzakelijke mantelzorg verlenen.

De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Professionele (thuis)zorg is geen mantelzorg. De mantelzorg moet een essentieel onderdeel zijn van de medische behandeling.

De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over het ontbreken van mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf.

De IND is niet verplicht om onderzoek te doen naar niet of onvoldoende onderbouwde stellingen.

Ad 3d.

De IND verleent geen verblijfsvergunning, maar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw als de medische behandeling ter voorkoming van deze medische noodsituatie één jaar of korter zal duren (zie ook A3/7).

Ad 4.

Onder langdurig verblijf verstaat de IND: verblijf voor een periode van ten minste vijf jaar, waarbij de IND onderbrekingen in het verblijfsrecht van minder dan een half jaar niet tegenwerpt.

H

Paragraaf B8/9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.4 Bewijsmiddelen

Bijzonderheid specialisme

De IND beschouwt een daartoe strekkende medische verklaring als bewijsmiddel van de bijzonderheid van het specialisme als bedoeld in B8/9.1.2 onder situatie 1.

Verblijf in Nederland

De IND beschouwt objectieve bescheiden als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2, onder situatie 2. Ook moet uit deze of andere bescheiden het moment van aanvang van medische behandeling blijken. De IND beschouwt getuigenverklaringen niet als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2, onder situatie 2.

Mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf

De IND beschouwt officiële bescheiden, zoals een familieboekje of overlijdensakte, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er geen gezins- of familieleden in het land van herkomst of bestendig verblijf zijn die geacht kunnen worden de mantelzorg op zich te nemen.

Huwelijk en geregistreerd partnerschap

De IND beschouwt een huwelijksakte als bewijsmiddel dat de vreemdeling is gehuwd met de partner of echtgenoot van de vreemdeling, als bedoeld in B8/9.1.2 onder situatie 5.

Erkenning

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend, als bedoeld in B8/9.1.2 onder situatie 5:

  • een daartoe strekkende akte van erkenning opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand; of

  • een daartoe strekkende notariële akte van erkenning.

Als de erkenning naar vreemd (niet-Nederlands) recht heeft plaatsgevonden, beschouwt de IND bewijsmiddelen over de staat van personen als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend.

Deugdelijke financiering van de medische behandeling

De IND beschouwt een geldige polis van de afgesloten ziektekostenverzekering waaruit blijkt dat de kosten voor de volledige medische behandeling gedekt zijn als bewijsmiddel dat sprake is van deugdelijke financiering van de medische behandeling als bedoeld in paragraaf B8/9.1.5 Vc. De IND beschouwt een polis van de afgesloten ziektekostenverzekering in ieder geval niet als bewijsmiddel in een van de volgende situaties:

  • de ziektekostenverzekering uit de algemene middelen wordt betaald; of

  • de premie van de ziektekostenverzekering wordt voldaan uit een uitkering die ten laste komt van de algemene middelen.

Bewijslast medische omstandigheden

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich terecht beroept op medische gronden in ieder geval een gedagtekend, ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s) waaruit blijkt:

  • de naam, het adres en het registratienummer van het register van BIG of het NIP van de behandelaar(s);

  • dat de vreemdeling medische klachten heeft, waarvoor hij door de behandelaar wordt behandeld;

  • datum start behandeling en als bekend verwachte einddatum van de behandeling; en

  • wat de aard is van de medische klachten.

Het bewijs over de medische situatie mag niet ouder zijn dan zes weken op het moment dat de vreemdeling dit overlegt.

Inschakeling BMA bij ongedocumenteerde vreemdelingen

De IND beschouwt als bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte, een nationaliteitsverklaring.

I

Het model M55 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 juli 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

BIJLAGE 1

DEEL A

A1

Toegang

1.

Inleiding

2.

Bevoegdheid

3.

Voorwaarden

4.

Bewijsmiddelen

4.1

Document voor grensoverschrijding

4.2

Afgifte van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens

4.3

Visum

4.4

Reisdoel

4.5

Middelen van bestaan

4.6

Deponeren retourticket en garantiesom

4.7

Garantstelling door derde

4.8

Aannemelijk maken Nederlanderschap

4.9

Procedure vervallen en inhouding document voor grensoverschrijding

4.10

Onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland

4.11

Diplomatieke en consulaire koeriers

4.12

Passagierende zeelieden

4.13

Adoptiekind, adoptiefkind en pleegkind

5.

Visa

5.1

Wijzigen van visa

5.2

Kosten van visa

5.3

Terugkeervisa

5.4

Visum voor verblijf van langere duur (mvv) (type D)

6.

Vrije termijn

7.

Toezicht aan de buitengrens

7.1

Controle

7.2

Toegang onder voorwaarden

7.3

Weigeren van toegang

7.4

Ondersteuning van doorgeleiding via Nederland bij verwijdering door de lucht

8.

Bijzondere categorieën

9.

Verplichtingen voor vervoerders

   

A2

Toezicht

1.

Inleiding

2.

Staande houden, overbrengen en ophouden

3.

Onderzoek identiteit en verblijfsstatus

4.

Rechtsbijstand

5.

Verhoor

6.

Verlenging en einde ophouding

7.

Kennisgeving aan derden

8.

Bevoegdheden ten aanzien van reis- en verblijfsdocumenten

9.

Binnentreden

10.

Verplichtingen in het kader van toezicht

10.1

Verlenen van medewerking aan identificatie

10.2

Verplichting tot het verstrekken van gegevens

10.3

Meldplicht

10.4

Veiligheidsfouillering

11.

Toezicht op bewijsmiddelen

12.

Signaleringen

12.1

Inleiding

12.2

Opneming van signaleringen

12.3

Aanvang termijn signalering

12.4

Gevolgen signalering bij het aantreffen aan de grens of binnen Nederland

12.5

Signaleringen en verblijfstitels/verblijfsaanvragen

12.6

Aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

12.7

Bezit geldige verblijfstitel en signalering

12.8

Opheffing van signaleringen

12.8.1

Verzoek opheffing van een signalering in het (N)SIS

12.8.2

Verzoek opheffing van een signalering in het OPS

12.9

Toegang verlenen ondanks signalering

13.

Gedragslijn bij ongewenste politieke activiteiten

   

A3

Vertrek en uitzetting

1.

Inleiding

2.

Zelfstandig vertrek

3.

Vertrektermijnen

4.

Reisdocumenten

4.1

Aanvragen van een geldig document voor grensoverschrijding

4.2

Contact met de diplomatieke vertegenwoordiging

4.3

Moment van aanvraag

4.4

Gedragslijn als geen geldig document voor grensoverschrijding kan worden verkregen

4.5

Gebruik van een EU-staat

4.6

Het stellen van aantekeningen in geldige documenten voor grensoverschrijding van de vreemdeling

4.7

Het inhouden van bewijsmiddelen

5.

Vertrek met behulp van de IOM

6.

Uitzetting

6.1

Uitgeprocedeerde Amv’s

6.2

Verwijdering van gezinsleden uit Nederland

6.3

Geen uitzetting ondanks de vertrekplicht

6.4

Verantwoordelijkheid voor maatregelen uitzetting

6.5

Aanlevering van de vreemdeling voor de uitzetting

6.6

Informatie-uitwisseling ten behoeve van de uitzetting

6.7

Hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting

6.8

Overdracht in het kader van de Verordening 343/2003

6.9

Bericht van vertrek of ontruiming

6.10

Gedragslijn als uitzetting niet mogelijk is

7.

Geen uitzetting om gezondheidsredenen

7.1

Aanvraag op grond van artikel 64 Vw

7.1.1

Raadplegen BMA

7.1.2

Inwilliging

7.1.3

Handelswijze bij een inreisverbod

7.2

Opvang in afwachting van definitieve besluitvorming op een aanvraag op grond van artikel 64 Vw

7.2.1

Inwilliging

7.3

Medische aspecten parallel aan de asielprocedure

7.3.1

Inwilliging

7.4

Procedure bij zwangerschap/ bevalling

7.5

Procedure bij TBC

7.6

Procedure in geval van vreemdelingenbewaring

7.7

Rechtsmiddelen

8.

Uitzetting via aanvoerende vervoersonderneming

9.

Verhaal van kosten van uitzetting

10.

Vreemdelingen in de strafrechtketen

   

A4

Het inreisverbod en de ongewenstverklaring

1.

Inleiding

2.

Het inreisverbod

2.1

Gronden voor het inreisverbod

2.2

Geen inreisverbod

2.3

Duur van het inreisverbod

2.4

Procedurele aspecten

2.4.1

Voorbereiding van het besluit tot uitvaardiging van een inreisverbod

2.4.2

Uitreiking van het besluit tot uitvaardiging van een inreisverbod

2.5

Opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod

2.5.1

De vorm van de aanvraag tot opheffing van het inreisverbod

2.5.2

Beoordeling van de aanvraag tot opheffing van het inreisverbod

2.5.3

Aanvraag tot opheffing van het inreisverbod bij gevaar nationale veiligheid

2.5.4

Tijdelijke opheffing van het inreisverbod

2.5.5

Ambtshalve opheffing van het inreisverbod

3.

Ongewenstverklaring

3.1

Gronden voor ongewenstverklaring

3.2

Procedurele aspecten

3.3

Voorbereiding van een besluit tot ongewenstverklaring

3.4

Uitreiking van het besluit tot ongewenstverklaring

3.5

Opheffing van de ongewenstverklaring

3.5.1

Inleiding

3.5.2

De vorm en inhoud van de aanvraag

3.6

Beoordeling van de aanvraag

3.7

Tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring

3.7.1

Vorm van de aanvraag

3.7.2

Inhoud van de aanvraag

3.7.3

Beoordeling van de aanvraag

3.7.4

Voorwaarden aan de tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring

3.7.5

Binnenkomst, toezicht en vertrek

3.8

EU-/EER-onderdanen, Zwitserse onderdanen en familieleden

   

A5

Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen

1.

Inleiding

2.

Algemeen

2.1

Mededeling van vrijheidsontnemende maatregelen

2.2

Aanmelding vreemdeling

2.3

Het lichten van vreemdelingen

2.4

Minderjarigen en gezinnen met minderjarigen

3.

Vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

3.1

Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

3.2

Gezinnen met minderjarigen

4.

Beschikbaar houden op grond van art. 55, lid 1 Vw

5.

Vrijheidsbeperking op grond van art. 56 Vw

6.

Vrijheidsontneming op grond van artikel 59 Vw

6.1

Vrijheidsontneming van vreemdelingen met rechtmatig verblijf

6.2

Vrijheidsontneming van Dublinclaimanten

6.3

Vrijheidsontneming na tweede of volgende asielaanvraag

6.4

Gehoor

6.5

Bijstand van een raadsman

6.6

De vorm waarin de maatregel wordt opgelegd

6.7

Hernieuwde vrijheidsontneming op een andere bewaringsgrond

6.8

De duur

6.9

Voorlopige voorziening

6.10

Tenuitvoerlegging

6.11

Plaatsing in een justitiële inrichting

6.12

Het overbrengen en ophouden na strafrechtelijke detentie

6.13

Tenuitvoerlegging strafrechtelijk vonnis tijdens de vrijheidsontneming

6.14

Beëindiging vrijheidsontneming

7.

De behandeling van beroep

BIJLAGE 2

DEEL C

C1

Asiel algemeen

1.

Inleiding

2.

Aanvraagprocedures

2.1

Algemeen

2.2

De rust- en voorbereidingstermijn

2.3

De algemene asielprocedure

2.4

De verlengde asielprocedure

2.5

Eerste- en nader gehoor

2.6

Voornemenprocedure

2.7

Het geven van de beschikking

3.

Beoordelen van de asielaanvraag

   

C2

De verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

1.

Inleiding

2.

Algemene beleidsregels ten aanzien van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

3.

Internationale bescherming

3.1

Algemeen

3.2

Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a Vw, vluchtelingschap

3.3

Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw, foltering of onmenselijke behandeling

4.

Nationale bescherming

4.1

Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder c Vw, in redelijkheid kan terugkeer niet worden verlangd

4.2

Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder d Vw, categoriale bescherming

4.3

Artikel 29 eerste lid, aanhef en onder e en f Vw, afgeleide verblijfsvergunning

5.

Afwijzingsgronden verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (imperatief)

5.1

Een ander land is verantwoordelijk (artikel 30, eerste lid sub a Vw)

5.2

De vreemdeling is al in procedure (artikel 30, eerste lid sub c Vw)

6.

Afwijzingsgronden verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (facultatief)

6.1

Er is geen rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

6.2.

De specifieke afwijzingsgronden

6.2.1

Zonder geldige reden niet beschikbaar gehouden

6.2.2

Niet onverwijld gemeld

6.2.3

Toerekenbaar geen of onvoldoende documenten overgelegd

6.2.4

Veilig land van herkomst en veilig derde land

6.2.5

Land van eerder verblijf

6.2.6

Verblijfsalternatief

6.2.7

Openbare orde of nationale veiligheid

6.2.8

Artikel 1F, Vluchtelingenverdrag

6.2.9

Europese lijst van veilige landen van herkomst

7.

Procedurele regels verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

8.

Verlenging en intrekking verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

8.1

De vreemdeling heeft onjuiste gegevens verstrekt of gegevens achtergehouden die tot afwijzing van de aanvraag zouden hebben geleid

8.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag blijkt alsnog van toepassing

8.3

Gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid

8.4

De grond voor verlening is komen te vervallen

8.5

De vreemdeling heeft zijn hoofdverblijf buiten Nederland gevestigd

9.

Rechtsmiddelen

   

C3

Moratoria

1.

Inleiding

2.

Besluitmoratorium

3.

Vertrekmoratorium

   

C4

Tijdelijke bescherming

1.

Inleiding

2.

Tijdelijke bescherming

   

C5

Verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

1.

Inleiding

2.

Procedurele regels verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

3.

Afwijzingsgronden verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

4.

Intrekking verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

   

C6

Verdrag inzake de verantwoordelijkheid voor vluchtelingen

1.

Inleiding

2.

Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen

   

C7

Landgebonden beleid

1.

Landgebonden asielbeleid algemeen

2.

Het asielbeleid ten aanzien van Afghanistan

2.1

Besluitmoratorium

2.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

2.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

2.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

2.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

2.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

2.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

2.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

2.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

2.4.4

Individuele kenmerken

2.5

Bescherming

2.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

2.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

2.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

2.6.1

Traumatabeleid

2.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

2.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

2.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

2.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

2.9

Vertrekmoratorium

2.10

Bijzonderheden

3.

Het asielbeleid ten aanzien van Angola

3.1

Besluitmoratorium

3.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

3.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

3.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

3.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

3.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

3.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

3.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

3.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

3.5

Bescherming

3.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

3.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

3.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

3.6.1

Traumatabeleid

3.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

3.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

3.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

3.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

3.9

Vertrekmoratorium

3.10

Bijzonderheden

4.

Het beleid ten aanzien van Armenië

4.1

Besluitmoratorium

4.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

4.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

4.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

4.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

4.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

4.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

4.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

4.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

4.5

Bescherming

4.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

4.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

4.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

4.6.1

Traumatabeleid

4.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

4.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

4.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

4.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

4.9

Vertrekmoratorium

4.10

Bijzonderheden

5.

Het beleid ten aanzien van Azerbeidzjan

5.1

Besluitmoratorium

5.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

5.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

5.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

5.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

5.4

Foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

5.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

5.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

5.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

5.4.4

Bijzonderheden

5.5

Bescherming

5.5.1

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

5.5.2

Buitenlands vestigingsalternatief in Armenië

5.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

5.6.1

Traumatabeleid

5.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

5.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

5.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

5.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

5.9

Vertrekmoratorium

5.10

Bijzonderheden

6.

Het beleid ten aanzien van Bosnië Herzegovina

6.1

Besluitmoratorium

6.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

6.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

6.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

6.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

6.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

6.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

6.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

6.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

6.5

Bescherming

6.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

6.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

6.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

6.6.1

Traumatabeleid

6.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

6.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

6.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

6.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

6.9

Vertrekmoratorium

6.10

Bijzonderheden

7.

Het asielbeleid ten aanzien van Burundi

7.1

Besluitmoratorium

7.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

7.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

7.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

7.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

7.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

7.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

7.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

7.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

7.5

Bescherming

7.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

7.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

7.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

7.6.1

Traumatabeleid

7.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

7.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

7.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

7.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

7.9

Vertrekmoratorium

7.10

Bijzonderheden

8.

Het asielbeleid ten aanzien van China

8.1

Besluitmoratorium

8.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

8.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

8.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

8.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

8.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

8.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

8.4.2

Systematische blootstelling aan in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

8.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

8.5

Bescherming

8.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

8.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

8.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

8.6.1

Traumatabeleid

8.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

8.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

8.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

8.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

8.9

Vertrekmoratorium

8.10

Bijzonderheden

9.

Het beleid ten aanzien van Colombia

9.1

Besluitmoratorium

9.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

9.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

9.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

9.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

9.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

9.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

9.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

9.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

9.5

Bescherming

9.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

9.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

9.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

9.6.1

Traumatabeleid

9.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

9.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

9.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

9.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

9.9

Vertrekmoratorium

9.10

Bijzonderheden

10.

Het asielbeleid ten aanzien van Congo DRC (Democratische Republiek Congo)

10.1

Besluitmoratorium

10.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

10.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

10.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

10.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

10.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

10.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

10.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

10.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

10.5

Bescherming

10.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

10.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

10.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

10.6.1

Traumatabeleid

10.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

10.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

10.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

10.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

10.9

Vertrekmoratorium

10.10

Bijzonderheden

11.

Het asielbeleid ten aanzien van Eritrea

11.1

Besluitmoratorium

11.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

11.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

11.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

11.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

11.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

11.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

11.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

11.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

11.4.4

Dienstplichtigen en deserteurs

11.4.5

Illegale en legale uitreis

11.5

Bescherming

11.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

11.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

11.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

11.6.1

Traumatabeleid

11.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

11.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

11.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

11.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

11.9

Vertrekmoratorium

11.10

Bijzonderheden

12.

Het asielbeleid ten aanzien van Guinee

12.1

Besluitmoratorium

12.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

12.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

12.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

12.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

12.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

12.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

12.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

12.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

12.5

Bescherming

12.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

12.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

12.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

12.6.1

Traumatabeleid

12.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

12.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

12.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

12.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

12.9

Vertrekmoratorium

12.10

Bijzonderheden

13.

Het asielbeleid ten aanzien van Irak

13.1

Besluitmoratorium

13.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

13.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

13.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

13.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

13.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

13.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

13.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

13.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

13.5

Bescherming

13.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

13.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

13.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

13.6.1

Traumatabeleid

13.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

13.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

13.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

13.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

13.9

Vertrekmoratorium

13.10

Bijzonderheden

14.

Het asielbeleid ten aanzien van Iran

14.1

Besluitmoratorium

14.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

14.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

14.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

14.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

14.3.3

Christenen, bahai’s en soefi’s

14.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

14.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

14.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

14.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

14.4.4

Christenen

14.5

Bescherming

14.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

14.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

14.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

14.6.1

Traumatabeleid

14.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

14.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

14.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

14.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

14.9

Vertrekmoratorium

14.10

Bijzonderheden

15.

Het asielbeleid ten aanzien van Ivoorkust

15.1

Besluitmoratorium

15.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

15.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

15.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

15.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

15.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

15.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

15.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

15.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

15.5

Bescherming

15.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

15.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

15.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

15.6.1

Traumatabeleid

15.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

15.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

15.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

15.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

15.9

Vertrekmoratorium

15.10

Bijzonderheden

16.

Het asielbeleid ten aanzien van Libië

16.1

Besluitmoratorium

16.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

16.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

16.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

16.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

16.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

16.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

16.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

16.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

16.5

Bescherming

16.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

16.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

16.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

16.6.1

Traumatabeleid

16.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

16.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

16.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

16.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

16.9

Vertrekmoratorium

16.10

Bijzonderheden

17.

Het asielbeleid ten aanzien van Mongolië

17.1

Besluitmoratorium

17.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

17.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

17.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

17.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

17.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

17.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

17.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

17.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

17.5

Bescherming

17.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

17.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

17.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

17.6.1

Traumatabeleid

17.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

17.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

17.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

17.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

17.9

Vertrekmoratorium

17.10

Bijzonderheden

18.

Het asielbeleid ten aanzien van Nepal

18.1

Besluitmoratorium

18.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

18.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

18.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

18.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

18.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

18.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

18.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

18.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

18.5

Bescherming

18.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

18.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

18.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

18.6.1

Traumatabeleid

18.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

18.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

18.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

18.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

18.9

Vertrekmoratorium

18.10

Bijzonderheden

19.

Het asielbeleid ten aanzien van Nigeria

19.1

Besluitmoratorium

19.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

19.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

19.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

19.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

19.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

19.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

19.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

19.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

19.5

Bescherming

19.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

19.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

19.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

19.6.1

Traumatabeleid

19.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

19.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

19.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

19.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

19.9

Vertrekmoratorium

19.10

Bijzonderheden

20.

Het asielbeleid ten aanzien van Pakistan

20.1

Besluitmoratorium

20.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

20.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

20.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

20.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

20.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

20.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

20.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

20.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

20.5

Bescherming

20.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

20.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

20.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

20.6.1

Traumatabeleid

20.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

20.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

20.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

20.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

20.9

Vertrekmoratorium

20.10

Bijzonderheden

21.

Het asielbeleid ten aanzien van Rusland

21.1

Besluitmoratorium

21.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

21.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

21.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

21.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

21.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

21.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

21.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

21.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

21.5

Bescherming

21.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

21.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

21.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

21.6.1

Traumatabeleid

21.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

21.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

21.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

21.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

21.9

Vertrekmoratorium

21.10

Bijzonderheden

22.

Het asielbeleid ten aanzien van Sierra Leone

22.1

Besluitmoratorium

22.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

22.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

22.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

22.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

22.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

22.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

22.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

22.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

22.5

Bescherming

22.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

22.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

22.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

22.6.1

Traumatabeleid

22.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

22.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

22.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

22.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

22.9

Vertrekmoratorium

22.10

Bijzonderheden

23.

Het asielbeleid ten aanzien van Somalië

23.1

Besluitmoratorium

23.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

23.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

23.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

23.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

23.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

23.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

23.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

23.4.3

Alleenstaande vrouwen

23.4.4

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

23.4.5

Individuele kenmerken

23.5

Bescherming

23.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

23.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

23.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

23.6.1

Traumatabeleid

23.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

23.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

23.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

23.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

23.9

Vertrekmoratorium

23.10

Bijzonderheden

24.

Het asielbeleid ten aanzien van Sri Lanka

24.1

Besluitmoratorium

24.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

24.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

24.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

24.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

24.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

24.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

24.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

24.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

24.4.4

Tamils

24.5

Bescherming

24.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

24.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

24.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

24.6.1

Traumatabeleid

24.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

24.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

24.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

24.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

24.9

Vertrekmoratorium

24.10

Bijzonderheden

25.

Het asielbeleid ten aanzien van Sudan

25.1

Besluitmoratorium

25.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

25.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

25.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

25.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

25.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

25.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

25.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

25.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

25.5

Bescherming

25.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

25.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

25.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

25.6.1

Traumatabeleid

25.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

25.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

25.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

25.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

25.9

Vertrekmoratorium

25.10

Bijzonderheden

26.

Het asielbeleid ten aanzien van Syrië

26.1

Besluitmoratorium

26.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

26.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

26.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

26.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

26.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

26.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

26.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

26.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

26.4.4

Vreemdelingen die geen actieve aanhanger zijn van het regime

26.5

Bescherming

26.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

26.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

26.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

26.6.1

Traumatabeleid

26.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

26.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

26.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

26.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

26.9

Vertrekmoratorium

26.10

Bijzonderheden

27.

Het beleid ten aanzien van Turkije

27.1

Besluitmoratorium

27.2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

27.3

Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

27.3.1

Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

27.3.2

Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

27.3.3

Vervolging vanwege dienstweigering of desertie

27.4

Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

27.4.1

Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

27.4.2

Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

27.4.3

Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

27.5

Bescherming

27.5.1

Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

27.5.2

Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

27.6

Klemmende redenen van humanitaire aard in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

27.6.1

Traumatabeleid

27.6.2

Bijzondere klemmende redenen van humanitaire aard

27.6.3

Specifieke groepen in de zin van paragraaf C2/4.1 Vc

27.7

Categoriale bescherming in de zin van paragraaf C2/4.2 Vc

27.8

Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

27.9

Vertrekmoratorium

27.10

Bijzonderheden

   

C8

De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd met de aantekening ‘EU-langdurig ingezetene’ in de zin van Richtlijn 2011/51/EU (hierna: verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd EU-langdurig ingezetenen)

1.

Inleiding

2.

De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd EU langdurig ingezetenen

2.1

Procedure

2.2

De algemene voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd EU-langdurig ingezetenen

2.2.1

De aard van het verblijfsrecht

2.2.2

De duur van het ononderbroken verblijf in Nederland

2.2.3

Afwezigheid van de vreemdeling in Nederland

2.2.4

Middelen van bestaan

2.2.5

Openbare orde

2.2.6

Gevaar voor de nationale veiligheid

2.2.7

Ziektekostenverzekering

2.2.8

Inburgeringsvereiste

2.2.9

Document voor grensoverschrijding

2.3

De grond voor internationale bescherming is vervallen

3.

Intrekken verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd EU-langdurig ingezetenen

3.1

De intrekkingsgronden

3.1.1

Frauduleuze verkrijging

3.1.2

Afwezigheid uit Nederland of het grondgebied van de EU-lidstaten

3.1.3

Openbare orde en nationale veiligheid

3.1.4

Intrekking of niet-verlenging van de internationale bescherming

3.1.5

Verkrijging EU-verblijfsvergunning in een andere lidstaat

3.2

Procedure bij intrekken van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd EU-langdurig ingezetenen

3.3.

Niet verwijderen van het grondgebied

4.

Nederland is tweede lidstaat van verblijf van de EU-langdurig ingezetene met internationale bescherming verleend door een andere EU-lidstaat.

5.

Gezinsleden van de EU-langdurig ingezetene uit een eerste lidstaat die willen verblijven in de tweede lidstaat

5.1

Gezinshereniging

5.2

Gezinsvorming/ongehuwde partners en verruimde gezinshereniging

6.

Nederland is tweede lidstaat van verblijf: intrekken verblijfsvergunning

6.1

Terugnameverplichting eerste lidstaat

6.2

In kennis stellen eerste lidstaat

6.3

Contactpunt IND

BIJLAGE 3

Model M55 Kennisgeving bedenktijd/aangifte/verlenen medewerking aan strafproces mensenhandel en beroep op de verblijfsregeling voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel zoals neergelegd in paragraaf B8/3 van de Vreemdelingencirculaire (verblijfsregeling Mensenhandel)

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A

De inhoudsopgave van het A-deel is opgenomen i.v.m. de toevoeging van A4/2.5.5 (WBV 2013/4).

B

De inhoudsopgave van het C-deel is opgenomen i.v.m. de toevoeging van hoofdstuk C8 (WBV 2013/8).

C, E

Het beleid voor aanvragen op grond van artikel 64 Vw is verduidelijkt. In paragraaf C is verder een foutieve verwijzing naar het B-deel rechtgezet.

D, G, H

Termijn van de verklaring van de medische behandelaar of specialist is verlengd van vier weken naar zes weken. Deze wijziging vloeit voort uit de toezegging van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 27 mei 2013.

Daarnaast zijn verschillende aspecten van het beleid voor verblijf op medische gronden verduidelijkt en zijn tekstuele aanpassingen gedaan.

In paragraaf B8/9.1.2. Vc is een verwijzing naar deel A van de Vc aangepast.

E

Verduidelijkt is in welke gevallen de IND in ieder geval toepassing geeft aan artikel 64 Vw zonder medisch advies aan het BMA te vragen.

Ter verduidelijking van het beleid zijn verder redactionele wijzigingen gedaan.

F

Een verwijzing naar een niet langer bestaande bijlage van het VV is verwijderd.

I

Het model M55 is aangepast in afstemming met de politie en aan de hand van aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) in haar laatste rapportage ‘Mensenhandel in en uit beeld’. Zo heeft de NRM de IND ondermeer verzocht het soort uitbuiting te registreren en te registreren wie de aangifte heeft gedaan: het slachtoffer of de getuige.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven