Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 4 juli 2013, nr. WJZ / 13113687, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 2, 4 en 5 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de definitie van EG-maatregel wordt ‘artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap’ vervangen door: artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

b. In de definities van landbouwproducten en visserijproducten wordt ‘bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap’ telkens vervangen door: bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

B

Na artikel 2:1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:1b. Niet-subsidiabele activiteiten

Aan een landbouwonderneming wordt geen subsidie verstrekt indien daardoor zou worden gehandeld in strijd met verordeningen als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, houdende een gemeenschappelijke marktordening.

C

Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:

a. het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het inwinnen van een bedrijfsconsult bij een daartoe gespecialiseerde adviseur, instelling of organisatie;

b. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De daartoe gespecialiseerde adviseur, instelling of organisatie die activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b uitvoert, staat ingeschreven in het handelsregister als onderneming of rechtspersoon die zich het geven van adviezen of het ontwikkelen en overdragen van kennis en vaardigheden in de vorm van opleiding of training ten doel stelt.

D

Na artikel 2:4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:4a Indiening aanvraag subsidieverlening

  • 1. Artikel 1:9, eerste lid, is van toepassing.

  • 2. De aanvrager vermeldt op het aanvraagformulier:

    • a. de naam van de daartoe gespecialiseerde adviseur, instelling of organisatie, bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a of b;

    • b. het nummer waaronder de adviseur, de instelling of de organisatie in het handelsregister is ingeschreven;

    • c. een korte omschrijving van het bedrijfsconsult, de opleiding of de training.

E

Artikel 2:6 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van facturen en betaalwijzen die betrekking hebben op het bedrijfsconsult, de opleiding of de training.

  • 3. De Minister kan ter controle een daartoe gespecialiseerde adviseur, instelling of organisatie als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a of b, verzoeken het adviesrapport, certificaten of deelnemerslijsten over te leggen.

  • 4. Artikel 1:14b is niet van toepassing.

F

Artikel 2:7, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De subsidie, bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a of b, wordt uitbetaald aan de adviseur, de instelling of de organisatie.

G

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van onderdeel b wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘, en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. een meer duurzaam karakter heeft.

H

Na artikel 2:28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:28a. Indiening aanvraag subsidieverlening

In aanvulling op artikel 1:9, tweede lid, gaat de aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van:

  • a. een op naam van de aanvrager gestelde offerte van de meetinstantie en de betrokken laboratoria, die zodanig gespecificeerd is dat de verschillende onderdelen expliciet herkenbaar zijn;

  • b. een meetplan per bedrijfslocatie;

  • c. een overzicht met daarin alle relevante publicaties van de meetinstantie en de betrokken laboratoria.

I

Na artikel 2:29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:29a. Indiening aanvraag subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1:14 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van:

  • a. facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, waarop in ieder geval het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waaruit blijkt dat het meetprogramma volgens de offerte is uitgevoerd;

  • b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt;

  • c. het voor publicatie bestemde rapport van de meetresultaten.

J

Artikel 2:36aa vervalt.

K

Artikel 2:37, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a vervalt.

b. De dubbele punt aan het slot van de aanhef alsmede de aanduiding ‘b.’ voor onderdeel b vervallen.

L

Na artikel 2:38 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2:38a. Toebedeling beschikbaar bedrag door loting

Artikel 1:5 is van toepassing op aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 1 tot en met 7.

Artikel 2:38b. Toebedeling beschikbaar bedrag in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing op aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt A.

M

In bijlage 2, hoofdstuk 2, punt D, wordt de alinea beginnend met ‘De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:’ als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen a tot en met d worden geletterd b tot en met e.

b. Er wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

  • a. facturen en betaalbewijzen waaruit de betaling van de facturen blijkt;.

N

In bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘Regeling ammoniak en veehouderij’ vervangen door: Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

O

Bijlage 2, hoofdstuk 7, komt te luiden:

HOOFDSTUK 7. VERDERGAANDE VERDUURZAMING LAND- EN TUINBOUW IN HET KADER VAN NIEUWE UITDAGINGEN (POP NU)

  • A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Categorie 1: mestbewerking

    • 1. Apparatuur, installaties of machines voor:

      • a. mechanische scheiding, zoals vijzelpers of schroefpersfilter, zeefbandpers, centrifuge of decanter, trommelfilter, kamerfilter, towerfilter;

      • b. bezinking;

      • c. vacuümdestillatie en dampcompressie;

      • d. het strippen of scrubben;

      • e. het indikken en drogen;

      • f. het composteren;

      • g. het maken van mestkorrels;

      • h. omgekeerde osmose.

    • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

      • a. met de apparatuur, installaties of machines ten hoogste een hoeveelheid mest kan worden bewerkt die gelijk is aan de hoeveelheid mest die de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd heeft geproduceerd gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag tot subsidie en

      • b. ten minste 60% van de hoeveelheid stikstof in de te bewerken mest, bedoeld in onderdeel a, wordt toegepast op de landbouwgronden die in gebruik zijn bij de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd.

Categorie 2: precisielandbouw

  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. een rijenbemestingsunit, waarmee meststoffen bij open teelten in de rij kunnen worden toegediend, al dan niet uitgevoerd met GPS-aansturing en sectiebesturing voor deze unit, waarmee de meststoffen plaatsspecifiek kunnen worden toegediend;

    • b. een met GPS-systeem uitgevoerde bemester met sectiebesturing voor vloeibare meststoffen;

    • c. een met GPS-systeem uitgevoerde spuit met sectiebesturing voor gewasbeschermingsmiddelen;

    • d. een met GPS-systeem uitgevoerde schoffel;

    • e. een met GPS-systeem uitgevoerde ploeg met een aansturingssysteem voor ploegbreedte en -diepte, al dan niet uitgevoerd met sensoren voor bodemdichtheidsmetingen;

    • f. een met GPS-systeem uitgevoerde kunstmeststrooier.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor een landbouwtrekker of een zelfrijdende land- of tuinbouwmachine.

Categorie 3: mestopslag voor dierlijke meststoffen

  • 1. Een mestbassin, niet zijnde een mestkelder, als bedoeld in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de opslagcapaciteit, bedoeld in artikel 28 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet , wordt vergroot naar minimaal 12 maanden en maximaal 14 maanden.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

Categorie 4: energie-efficiëntie

  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. een warmtepomp als bedoeld in nummers 211103, 211104 en 221103 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 ;

    • b. een warmtepompboiler als bedoeld in nummer 211102 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 ;

    • c. een klimaatcomputer voor bewaarruimten van agrarische producten;

    • d. een debietregeling ventilatoren voor bewaarruimten van agrarische producten als bedoeld in nummer 210301 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 ;

    • e. energiezuinige klimaatbeheersing door dakisolatie van stallen (Rc-waarde minimaal 2,5 voor gehele dak inclusief geïsoleerde lichtdoorlatende dakplaten);

    • f. automatisch aangestuurde natuurlijke ventilatie met klimaatcomputer voor stallen (ACNV);

    • g. een LED-verlichtingssysteem als bedoeld onder nummer 210506 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;

    • h. een warmteterugwinningssysteem op koel- of persluchtinstallaties als bedoeld onder nummer 220813 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;

    • i. een vacuümpomp voorzien van een frequentie gestuurde besturing voor een melkinstallatie;

    • j. een organisch rankineproces als bedoeld onder nummer 221102 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de energie uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming.

Categorie 5: hernieuwbare energie

  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. de energie die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming en

    • b. de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, niet meer energie genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van de landbouwonderneming.

Categorie 6: waterkwantiteit

Computergestuurde beregeningapparatuur met vochtsensoren die precisieberegening mogelijk maakt en wordt gestuurd met behulp van GPS.

Categorie 7: energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw

  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. een tweede energiescherm;

    • b. verticale ventilatoren;

    • c. een hogedruk vernevelingssysteem ten behoeve van kaskoeling;

    • d. een luchtbehandelingssysteem met ventilatoren en luchtdistributie(slurven), waarmee buitenlucht via warmtewisseling (voor)verwarmd, al dan niet gemengd met aangezogen kaslucht, door frequentiegeregelde ventilatoren in de kas gebracht wordt om de kaslucht op een energiezuinige manier te ontvochtigen bij gebruik van energieschermen;

    • e. diffuus glas met antireflectiecoating;

    • f. de aansluiting op een warmtenetwerk of -cluster;

    • g. de aansluiting op een biogas- of kooldioxide-netwerk of -cluster;

    • h. een ketel of kachel gestookt op biomassa als bedoeld in nummer 251105 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 ;

    • i. een warmtepomp als bedoeld in nummers 211103, 211104 en 221103 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 .

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a. gevelschermen, (teeltkundig vereiste) verduisteringsschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen;

    • b. een tweede energiescherm, indien het totale energieverbruik van de onderneming meer dan 20 kubieke meter aardgasequivalenten per vierkante meter kasoppervlak bedraagt;

    • c. diffuus glas met antireflectiecoating, indien de lichtdoorlatendheid van het glas lager is dan 80% ten opzichte van diffuus licht, of waarbij het PAR-licht lager is dan 90%, of de hazefactor lager is dan 25%.

  • 3. De maximale subsidiabele kosten per vierkante meter geïnstalleerd kasoppervlak bedragen voor:

    • a. een tweede energiescherm € 5,20;

    • b. verticale ventilatoren € 3;

    • c. een hogedruk vernevelingssysteem € 5;

    • d. een luchtbehandelingssysteem met ventilatoren en luchtdistributie(slurven) € 15;

    • e. diffuus glas met antireflectiecoating € 10;

  • 4. Subsidie voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. de energie die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming en

    • b. de apparatuur, installaties of machines niet meer energie genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van de landbouwonderneming.

  • B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

    Landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar, met dien verstande dat:

    • a. subsidie voor investeringen als bedoeld in de categorieën 1 en 3 van dit hoofdstuk uitsluitend wordt vertrekt aan veehouderijen;

    • b. voor investeringen als bedoeld in de categorieën 4 en 5 van dit hoofdstuk geen subsidie wordt verstrekt aan glastuinbouwbedrijven;

    • c. subsidie voor investeringen als bedoeld in categorie 7 van dit hoofdstuk uitsluitend wordt verstrekt aan glastuinbouwbedrijven.

  • C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In aanvulling op artikel 2:40, eerste lid , van de regeling komen de door de leverancier aan de aanvrager in rekening gebrachte, noodzakelijke installatiekosten voor het bouwen en monteren van de apparatuur, machine of installatie, met uitzondering van transportkosten en invoerrechten, in aanmerking voor subsidie.

  • D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    • 1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

      • a. een op naam van de aanvrager gestelde offerte van de bouwer of de leverancier, waarop is aangeven welke apparatuur, installatie of machine als bedoeld in punt A het betreft. Deze offerte bevat ook de maximale en werkelijke capaciteit van de apparatuur, installatie of machine voor de categorieën 1, 3, 5 en 7, eerste lid, onderdeel h;

      • b. een kopie van de laatste jaarafrekening waarop het energieverbruik van de landbouwonderneming staat voor de categorieën 5 en 7, eerste lid, onderdelen a en h;

      • c. een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met daarop gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft voor categorie 7, eerste lid, onderdelen a tot en met e;

      • d. een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstand en met daarop gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de onderneming en het netwerk in meters voor categorie 7, eerste lid, onderdelen f en g.

    • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

      • a. facturen waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd en waarbij, voor zover van toepassing, het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

      • b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt;

      • c. een opdrachtbevestiging of ondertekende offerte, waaruit blijkt op welk moment verplichtingen zijn aangegaan.

P

Aan bijlage 2 wordt een hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 8. INVESTERINGEN IN HET AFDEKKEN VAN BUITENUITLOPEN VOOR PLUIMVEE

  • A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Het afdekken van buitenuitlopen van pluimveebedrijven met netten.

  • B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

    landbouwondernemingen met een of meer stalruimten met buitenuitlopen waarbinnen pluimvee wordt gehouden. Onder pluimvee wordt verstaan: kippen (gallus gallus domesticus) en kalkoenen (meleagris gallopavo).

  • C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende door de aanvrager te maken kosten voor het afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee in aanmerking voor subsidie:

    • a. de netten voor het afdekken van ten minste één vierkante meter buitenuitloop per vergunde dierplaats die in de desbetreffende stalruimte met buitenuitloop wordt gehouden, waarbij de maaswijdte van de netten maximaal tien bij tien centimeter bedraagt;

    • b. het materiaal voor de installatie van de netten, zoals palen, draden voor de bevestiging van de netten, montagemateriaal, vastzetmateriaal en oprolconstructies met contragewichten voor de netten;

    • c. de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door een aannemer of loonwerker in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van de netten.

  • D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    • 1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

      • a. een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een leverancier van de netten en materialen voor de installatie van de netten, waarop in ieder geval het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

      • b. indien van toepassing, een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een aannemer of loonwerker waarop de verschillende kostenonderdelen zijn aangegeven;

      • c. een bedrijfskaart met daarop ingetekend alle stallen van de onderneming en met daarop gearceerd ingetekend de stalruimten met buitenuitloop voor pluimvee waarop de investering betrekking heeft;

      • d. een kopie van de vergunning waaruit het aantal vergunde dierplaatsen per stal blijkt.

    • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

      • a. facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, waarop in ieder geval de typering van het net en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waaruit blijkt dat de installatie volgens de offerte heeft plaatsgevonden;

      • b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

  • E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

    De netten zijn uiterlijk binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening geïnstalleerd.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen met agro-MKB-ondernemingen of kennisinstellingen, met dien verstande dat een samenwerkingsverband uit minimaal acht deelnemers bestaat.

b. Het tweede, derde en vierde lid worden vervangen door:

  • 2. Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend indienen voor projecten als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c, van de regeling.

  • 3. Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend indienen voor projecten als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c, van de regeling die betrekking hebben op het verminderen van de uitstoot van ammoniak uit de landbouw door het treffen van stalmaatregelen, voer- en managementmaatregelen en maatregelen voor het uitrijden van dierlijke meststoffen die verder gaan dan hetgeen krachtens wettelijk voorschrift is voorgeschreven en die betrekking hebben op projecten met een duur van ten hoogste drie jaar.

  • 4. Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid indienen in de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 maart 2013.

c. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid indienen in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 16 september 2013.

  • 6. In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, aanvragen tot subsidievaststelling indienen tot en met 15 juli 2015.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. Na ‘bedoeld in artikel 3, het eerste lid’ ingevoegd: onderdelen a en b.

c. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 2. De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, 70% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten minste € 100.000 en ten hoogste € 250.000 bedraagt.

C

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, bedraagt € 1.000.000.

D

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In aanvulling op het eerste lid rangschikt de beoordelingscommissie de aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, hoger naarmate het project meer bijdraagt aan de vermindering van de uitstoot van ammoniak.

E

Na titel 1 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 1A. BEROEPSOPLEIDING EN VOORLICHTING

Artikel 7a
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdelen a en b, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen en agro-MKB-ondernemingen.

  • 2. Het bedrijfsconsult, bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling, leidt tot een voorstel met daarin concrete maatregelen of aan te brengen voorzieningen om de uitstoot van ammoniak bij het uitvoeren van de werkzaamheden te verminderen.

  • 3. Het volgen van een opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomst, bedoeld in artikel 2:3, onderdeel b, van de regeling, leidt tot kennis of aan te brengen voorzieningen om de uitstoot van ammoniak bij het uitvoeren van de werkzaamheden te verminderen.

  • 4. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 30 september 2013 tot en met 11 oktober 2013.

Artikel 7b

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, worden uitsluitend ingediend voor de in artikel 2:3, tweede lid, onderdelen a, b, c en g, van de regeling genoemde typen bedrijfsconsulten of de in het derde lid van dat artikel genoemde opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten en uitsluitend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • a. de implementatie van de regelgeving voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • b. de aanpassingen in het bedrijfssysteem voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • c. de financieringsmogelijkheden voor investeringen voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • d. het verwerven van technische kennis en vaardigheden voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak.

Artikel 7c

Per landbouwonderneming of agro-MKB-onderneming kan per activiteit slechts één aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend.

Artikel 7d

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 7e

De subsidie bedraagt 50% van de totale kosten van het bedrijfsconsult, de opleiding, de training of de voorlichtingsbijeenkomst, met dien verstande dat de subsidie per dagdeel ten hoogste € 250 bedraagt en de subsidie in totaal ten hoogste € 1.500 bedraagt.

Artikel 7f

Het subsidieplafond bedraagt € 250.000.

F

In hoofdstuk 2, titel 2, worden voor artikel 8 zeven artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7g

  • 1. In afwijking van artikel 2:27, eerste lid, van de regeling worden aanvragen tot het verlenen van een subsidie ingediend door een samenwerkingsverband van veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen, die voor gezamenlijke rekening en risico een innovatieproject uitvoeren dat gericht is op het vaststellen van de vermindering van de uitstoot van ammoniak van nieuwe stalmaatregelen en nieuwe voer- en managementmaatregelen conform het protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013 van nieuwe stalsystemen of nieuwe voer- en managementmaatregelen.

  • 2. De maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. zij beschikken niet over een door het Rijk vastgestelde emissiefactor of reductiepercentage voor ammoniak op basis van metingen;

    • b. de uitstoot van geur, fijn stof (PM10), zeer fijn stof (PM2,5), lachgas, methaan en de aspecten dierenwelzijn, diergezondheid en arbeidsomstandigheden verslechteren als gevolg van de maatregelen niet ten opzichte van overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij;

    • c. de stalmaatregelen verminderen de uitstoot van ammoniak met minimaal 25% ten opzichte van de maximale emissiewaarde, bedoeld in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, of ten opzichte van de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij;

    • d. de voer- en managementmaatregelen verminderen de uitstoot van ammoniak met minimaal 10% ten opzichte van de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij.

Artikel 7h

In afwijking van artikel 2:29, eerste lid, aanhef en onder b, van de regeling start het innovatieproject uiterlijk binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening op de opgegeven bedrijfslocaties.

Artikel 7i

  • 1. In afwijking van artikel 2:30 van de regeling wordt subsidie verstrekt voor de kosten die de aanvrager verschuldigd is aan de meetinstantie en de betrokken laboratoria.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die geheel of gedeeltelijk door het Rijk worden gefinancierd op grond van een andere voorziening.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt aan veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen die zijn opgenomen in het Meetprogramma integraal duurzame stallen 2009.

Artikel 7j

In afwijking van artikel 2:31, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, van de regeling bedraagt de subsidie ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 100.000 bedraagt.

Artikel 7k

Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een innovatieproject als bedoeld in artikel 2:31, eerste lid, van de regeling worden ingediend in de periode van 16 september 2013 tot en met 15 oktober 2013.

Artikel 7l

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 7m

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a. € 500.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot stalmaatregelen;

  • b. € 500.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot voer- en managementmaatregelen.

G

In hoofdstuk 2, titel 3, worden na paragraaf 1a drie paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 1b. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

Artikel 23h
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 1 tot en met 7, van de regeling worden ingediend in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 16 september 2013.

  • 2. Per landbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2 , hoofdstuk 7, punt B, van de regeling wordt maximaal één aanvraag per categorie ingediend met betrekking tot één of meerdere apparaten, installatie of machines, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt aan een landbouwonderneming aan welke subsidie is verstrekt:

Artikel 23i

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 23j
  • 1. In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 1 juli 2015.

  • 2. Per landbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2 , hoofdstuk 7, punt B, van de regeling kan in die periode maximaal één aanvraag per categorie worden ingediend.

Artikel 23k
  • 1. De subsidie voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling bedraagt 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie per categorie bedraagt ten minste € 5.000 en ten hoogste € 50.000.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt een subsidie voor categorie 7, eerste lid, ten hoogste:

    € 187.500 voor onderdeel d;

    € 125.000 voor onderdeel e;

    € 150.000 voor onderdeel f;

    € 225.000 voor onderdeel h.

Artikel 23l

§ 1c. Duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden

Artikel 23m
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, van de regeling worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de:

    • a. melkveehouderij;

    • b. vleesveehouderij;

    • c. schapenhouderij;

    • d. geitenhouderij;

    • e. varkenshouderij;

    • f. kalverenhouderij;

    • g. pluimveehouderij, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij of

    • h. konijnenhouderij.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

  • 3. De landbouwondernemingen, bedoeld in het eerste lid, zijn ten hoogste 3.000 meter verwijderd van een gebied als beschreven in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 4. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het eerste lid leidt tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:

    • a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie, bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of

    • b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij of, indien voor de desbetreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.

  • 5. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 30 september 2013.

Artikel 23n
  • 1. De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 23m, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

  • 2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt:

    • a. indien de integraal duurzame stal of het houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;

    • b. naarmate de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;

    • c. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;

    • d. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, de diergezondheid of de arbeidsomstandigheden;

    • e. naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is;

    • f. naarmate de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd en waarvoor geen subsidie kan worden verleend in verband met overschrijding van het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.

Artikel 23o

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.

Artikel 23p

Het subsidieplafond bedraagt € 8.000.000.

Artikel 23q
  • 1. Per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan slechts één aanvraag worden ingediend.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, van de regeling indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 subsidie is verleend.

Artikel 23r

De extra kosten, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt C, van de regeling, betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing, met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.

§ 1d. Investeringen in het afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee

Artikel 23s
  • 1. Aanvragen tot subsidieverlening voor een investering in het afdekken van buitenuitlopen op pluimveebedrijven als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt B, van de regeling.

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 juli 2013 tot en met 14 oktober 2013.

  • 3. Per onderneming kan slechts één aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend.

Artikel 23t

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 23u

De subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidiabele kosten ten minste € 3.000 bedragen en de subsidie ten hoogste € 100.000 bedraagt.

Artikel 23v

Het subsidieplafond voor subsidies voor investeringen als bedoeld in artikel 23s bedraagt: € 1.000.000.

H

In artikel 24, eerste lid, wordt ‘28 oktober 2013‘ vervangen door: 13 december 2013.

I

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 35, onderdeel c, door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. de subsidieplafonds, bedoeld in onderdeel c, en in artikel 23l, derde lid, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • e. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 23l, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • f. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 7m, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds.

J

Het opschrift van de bijlage komt te luiden:

BIJLAGE 1 REKENMODEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 37.

K

De in de bijlage bij deze regeling opgenomen bijlage wordt toegevoegd.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 juli 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL II, ONDERDEEL K

Bijlage 2, bedoeld in artikel 23m, derde lid

Tabel gebieden Programmatische Aanpak Stikstof

Nr.

N2000-gebieden Programmatische Aanpak Stikstof

55

Aamsveen

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

13

Alde Feanen

17

Bakkeveense Duinen

33

Bargerveen

63

Bekendelle

156

Bemelerberg & Schiepersberg

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

112

Biesbosch

65

Binnenveld

41

Boetelerveld

44

Borkeld

144

Boschhuizerbergen

83

Botshol

128

Brabantse Wal

155

Brunssummerheide

69

Bruuk

153

Bunder- en Elsloërbos

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

96

Coepelduynen

35

De Wieden

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

49

Dinkelland

107

Donkse Laagten

25

Drentsche Aa-gebied

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

26

Drouwenerzand

5

Duinen Ameland

84

Duinen Den Helder-Callantsoog

2

Duinen en Lage Land Texel

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

6

Duinen Schiermonnikoog

4

Duinen Terschelling

3

Duinen Vlieland

30

Dwingelderveld

89

Eilandspolder

28

Elperstroomgebied

40

Engbertsdijksvenen

23

Fochteloërveen

67

Gelderse Poort

154

Geleenbeekdal

157

Geuldal

152

Grensmaas

115

Grevelingen

140

Groote Peel

109

Haringvliet

29

Havelte-Oost

111

Hollands Diep

72

IJsselmeer

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

135

Kempenland-West

88

Kennemerland-Zuid

81

Kolland & Overlangbroek

116

Kop van Schouwen

61

Korenburgerveen

114

Krammer-Volkerak

158

Kunderberg

58

Landgoederen Brummen

50

Landgoederen Oldenzaal

130

Langstraat

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

48

Lemselermaten

147

Leudal

21

Lieftinghsbroek

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

51

Lonnekermeer

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

145

Maasduinen

117

Manteling van Walcheren

31

Mantingerbos

32

Mantingerzand

97

Meijendel & Berkheide

149

Meinweg

94

Naardermeer

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

161

Noorbeemden & Hoogbos

87

Noordhollands Duinreservaat

7

Noordzeekustzone

22

Norgerholt

141

Oeffelter Meent

37

Olde Maten & Veerslootslanden

95

Oostelijke Vechtplassen

118

Oosterschelde

108

Oude Maas

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

91

Polder Westzaan

134

Regte Heide & Riels Laag

150

Roerdal

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

42

Sallandse Heuvelrug

146

Sarsven en De Banen

160

Savelsbos

86

Schoorlse Duinen

142

Sint Jansberg

159

Sint Pietersberg & Jekerdal

99

Solleveld & Kapittelduinen

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

60

Stelkampsveld

137

Strabrechtse Heide & Beuven

148

Swalmdal

38

Uiterwaarden IJssel

82

Uiterwaarden Lek

66

Uiterwaarden Neder-Rijn

68

Uiterwaarden Waal

36

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

129

Ulvenhoutse Bos

15

Van Oordts Mersken

39

Vecht- en Beneden-Reggegebied

57

Veluwe

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

113

Voordelta

100

Voornes Duin

1

Waddenzee

34

Weerribben

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

98

Westduinpark & Wapendal

122

Westerschelde & Saeftinghe

43

Wierdense Veld

16

Wijnjeterper Schar

62

Willinks Weust

54

Witte Veen

24

Witterveld

64

Wooldse Veen

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

143

Zeldersche Driessen

105

Zouweboezem

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

74

Zwarte Meer

123

Zwin & Kievittepolder

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: de regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 (verder: het openstellingsbesluit) in verband met de openstelling van de volgende subsidiemodules:

  • 1. verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU),

  • 2. afdekken van buitenlopen voor pluimvee.

In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof worden voorts opengesteld de modules:

  • 3. beroepsopleiding en voorlichting,

  • 4. praktijknetwerken,

  • 5. meetprogramma en

  • 6. duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden.

In paragraaf 5 wordt nader op de doelen van deze modules ingegaan.

2. Staatssteun

De subsidiemodules voldoen aan de Europese regels inzake staatssteun. De subsidiemodules beroepsopleiding en voorlichting, praktijknetwerken, verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU) en afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee zijn aangemeld en goedgekeurd in het kader van de goedkeuring van het Plattelandsontwikkelingsprogramma. Op grond van artikel 88, eerste lid, van Verordening (EG) 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU 2005, L 277) zijn de artikelen 87 tot en met 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie niet van toepassing op betalingen die lidstaten verrichten op grond van deze verordening. Voor de Investeringen op het terrein van energiebesparing voor de glastuinbouw (categorie 7 van de module) geldt dat er sprake is van aanvullende nationale financiering die is goedgekeurd bij staatssteunmelding SA.34005. De subsidiemodule duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden is goedgekeurd bij staatssteunmelding N 112/2010.

Het meetprogramma is een onderdeel van de module innovatieprojecten, die is goedgekeurd bij staatssteunmelding 577/96.

3. Regeldruk

3.1. Beroepsopleiding en voorlichting

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 36. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 300 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 5,2% (totaal van € 12.922 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 250.000). Vanwege het lage maximale subsidiebedrag van € 1.500 komen de relatieve administratieve lasten iets hoger dan gemiddeld uit.

3.2. Praktijknetwerken

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 5.407. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 25 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 4,6% (totaal van € 45.631 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 1.000.000).

3.3. Meetprogramma PAS-maatregelen

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 1.898. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 14 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 2,3% (totaal van € 22.718 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 1.000.000).

3.4. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 640. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 1200 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 3,1% (totaal van € 471.322 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 15.225.000).

3.5. Duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 1.589. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 150 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 1,7% (totaal van € 135.993 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 8.000.000).

3.6. Afdekken van buitenlopen voor pluimvee

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 224. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel. Naar verwachting zullen er 60 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 1,2% (totaal van € 12.395 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 1.000.000).

3.7. Overige wijzigingen

De overige wijzigingen hebben geen effect op de administratieve lasten.

4. Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en overgangsrecht

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit wijkt af van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Dit beleid houdt in dat ministeriële regelingen in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Er wordt eveneens afgeweken van het uitgangspunt van het systeem van vaste verandermomenten dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding wordt bekendgemaakt. De reden hiervoor is dat de doelgroep een voordeel heeft bij een snelle inwerkingtreding van deze wijzigingen.

5. Wijziging van de regeling

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel betreft de actualisering van een verwijzing: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen is vervangen door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel I, onderdelen B en K

Artikel 6 van de Kaderwet LNV-subsidies geeft de mogelijkheid een aanvraag van subsidie af te wijzen of een subsidieverleningsbeschikking in te trekken indien de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een voor de staat geldende verdragsverplichting. Op grond van artikel 2:37, derde lid, onderdeel a, van de regeling wordt bij subsidieverlening en subsidievaststelling meer specifiek getoetst op mogelijke strijd met een gemeenschappelijke marktordening, in het bijzonder op cumulatie van subsidies. Door deze bepaling te verplaatsen naar de algemene bepalingen van hoofdstuk 2, wordt extra geborgd dat ook de toetsing op cumulatie met subsidie uit hoofde van een gemeenschappelijke marktordening voor alle subsidies op grond van hoofdstuk 2 plaatsvindt.

Artikel I, onderdeel C, D, E en F

In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof wordt de module beroepsopleiding en voorlichting opengesteld.

Programmatische Aanpak Stikstof

De Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS) heeft tot doel economische ontwikkeling mogelijk te maken, de vergunningverlening te vereenvoudigen en natuurdoelen in hat kader van Natura 2000 te behalen. Hiervoor worden maatregelen genomen die:

  • de uitstoot van ammoniak reduceren (emissiebeperkende maatregelen)

  • de verdere achteruitgang van de natuurkwaliteit in deze Natura 2000-gebieden tegengaan en waar nodig weer herstellen (herstelmaatregelen).

Om dit doel te bereiken moeten alle sectoren – ook de landbouw – hun steentje bijdragen.

In de PAS zal een aanvullend pakket aan generieke maatregelen worden opgenomen voor de landbouw. Dit pakket zal bestaan uit:

  • strengere eisen aan de uitstoot van ammoniak uit stallen (hierna: stalmaatregelen);

  • strengere eisen aan het uitrijden van dierlijke mest (hierna: emissiearm uitrijden);

  • het verminderen van de uitstoot van ammoniak door de melkveehouderij met minimaal 10% door het nemen van stalmaatregelen of voer- en managementmaatregelen.

Dit aanvullende pakket aan generieke maatregelen wordt op verschillende manieren ondersteund, namelijk via onderzoek en innovatie en via het openstellen van verschillende subsidieregelingen.

1. Beroepsopleiding en voorlichting

Deze module heeft primair tot doel landbouwondernemingen en agro-MKB-ondernemingen te ondersteunen bij het verkrijgen van kennis over de uitstoot van ammoniak uit de landbouw en van inzicht in de mogelijkheden om deze uitstoot te verminderen.

2. Praktijknetwerken

Deze module heeft primair tot doel samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen en agro-MKB-ondernemingen te ondersteunen die gericht zijn op het verminderen van de uitstoot van ammoniak uit de landbouw via stalmaatregelen, emissiearm uitrijden of voer- en managementmaatregelen.

3. Innovatieprojecten

Deze module heeft primair tot doel de effectiviteit van nieuwe stalmaatregelen en van nieuwe voer- en managementmaatregelen vast te stellen via het uitvoeren van metingen op bedrijfslocaties, zodat deze maatregelen door de praktijk gebruikt kunnen worden in het kader van de milieuvergunningverlening (stalmaatregelen) of in het kader van de PAS.

4. Duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden

Deze module heeft primair tot doel de uitstoot van ammoniak rondom Natura 2000-gebieden met een stikstofproblematiek te verminderen. Deze openstelling beperkt zich – evenals vorig jaar – tot landbouwbedrijven die ten hoogste 3.000 meter zijn verwijderd van Natura 2000-gebieden met een stikstofproblematiek. Deze gebieden staan in bijlage 2, die geactualiseerd is.

Artikel I, onderdelen G, H I en J

De voorschriften voor de module innovatieprojecten zijn op onderdelen vergelijkbaar met de nadere voorschriften voor onderzoeksactiviteiten integraal duurzame stallen op grond van artikel 2:36aa. Om misverstanden te voorkomen is besloten artikel 2:36aa te laten vervallen.

Artikel I, onderdeel L

Of subsidieaanvragen in het kader van de subsidiefaciliteit Investeringen in milieuvriendelijke maatregelen (IMM, zie de toelichting bij artikel I, onderdeel O) voldoen aan de eisen, is objectief te beoordelen. Daarom is geen beoordelingscommissie ingesteld. Op verzoek van de sector wordt bij deze module gekozen voor loting in plaats van rangschikking op basis van volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat aanvragers gedurende de hele aanvraagperiode aanvragen kunnen indienen en dat alle aanvragen die aan de wettelijke vereisten voldoen voor het in behandeling nemen aan het eind van de aanvraagperiode meeloten.

Artikel I, onderdeel M

Voor de module Marktintroductie energie-innovaties (MEI) verplicht het Staatssteunkader dat de betalingen aan aanvragers geschieden op basis van gemaakte en betaalde kosten. Dit aspect was in eerdere versies van de regeling niet expliciet opgenomen, wat in het verleden tot de nodige verwarring heeft geleid. Echter, aantonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald, is zonder meer verplicht. Bij deze is dat hersteld.

Artikel I, onderdeel N

Bij de bekendmaking van de module Investeringen in technieken ter vermindering van fijn stof werd in punt A, eerste lid, onderdeel b, ten onrechte verwezen naar de Regeling ammoniak en veehouderij. De desbetreffende vereisten zijn geformuleerd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Bij deze is dat hersteld.

Artikel I, onderdeel O

Deze module staat beter bekend als de subsidiefaciliteit Investeringen in milieuvriendelijke maatregelen (IMM). De IMM kent acht categorieën. Elk jaar wordt de afweging gemaakt welke categorieën worden opengesteld, voor welke apparatuur, installaties of machines binnen deze categorieën subsidie kan worden aangevraagd en onder welke voorwaarden. Bij deze afweging wordt gebruikt gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan met eerdere openstellingen en signalen uit de praktijk.

De subsidieregeling staat open voor landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer. Deze omvang wordt getoetst aan de landbouwtelling van het voorgaande jaar.

In het kader van de IMM worden dit jaar twee nieuwe categorieën geïntroduceerd. In categorie 6, waterkwantiteit, worden investeringen van landbouwers gesubsidieerd die precisieberegening mogelijk maken om de watercomponent uit de nieuwe uitdagingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) te ondersteunen. De faciliteit draagt bij aan vermindering van het watergebruik bij beregening. In categorie 7, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw, is de subsidiefaciliteit Investeringen in energiebesparing (IRE) geïntegreerd, omdat de doelen goed aansluiten bij de nieuwe uitdagingen van het POP. Tegelijkertijd is een vereenvoudiging van de regeling doorgevoerd, zodat deze beter bij de systematiek van de IMM past.

Categorie 1: mestbewerking

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel de dierlijke meststoffen van het eigen veehouderijbedrijf op zodanige wijze te bewerken, dat daardoor de toepassingsmogelijkheden van die meststoffen voor landbouwdoeleinden worden vergroot.

De bewerking van dierlijke meststoffen kan uit één of meerdere stappen bestaan. Er wordt alleen subsidie verstrekt voor de apparatuur, machines of installaties die genoemd staan in bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel A, van de regeling. Voor andere apparatuur, machines of installaties die voor dit doel kunnen worden ingezet, wordt geen subsidie verstrekt op grond van de regeling. Voor deze apparatuur, machines of installaties kan gebruik worden gemaakt van het Besluit stimulering duurzame energieproductie.

60% van de in de te bewerken mest aanwezige hoeveelheid stikstof dient te worden aangewend op de landbouwonderneming waaraan de subsidie is verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebruiksnorm van dierlijke mest van 170 kg stikstof per hectare. De naleving van deze subsidievoorwaarde wordt gecontroleerd aan de hand van de vervoersbewijzen, bedoeld in artikel 53 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

In de offerte dient duidelijk aangegeven te worden voor welke apparatuur, machines of installaties de subsidie wordt aangevraagd en wat de maximale capaciteit is van de mestbewerking of mestverwerking. Dit volgt uit bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel D, van de regeling.

Categorie 2: precisielandbouw

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel (dierlijke) meststoffen en brandstof doeltreffender te gebruiken en in te spelen op de specifieke lokale (bodem) omstandigheden.

Categorie 3: mestopslag voor dierlijke meststoffen

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel de bestaande opslagcapaciteit van dierlijke meststoffen op veehouderijbedrijven te vergroten, waardoor op bedrijfsniveau meer flexibiliteit ontstaat om dierlijke meststoffen uit te rijden. Dit levert een bijdrage aan het verminderen van de verliezen van nutriënten naar het milieu.

Een mestbassin is subsidiabel. Hieronder wordt verstaan een voorziening voor het opslaan van drijfmest, niet zijnde een opslagtank of verpakking. Een mestkelder is niet subsidiabel. Hieronder wordt verstaan een ondergronds mestbassin, voorzien van een afdekking die als vloer kan fungeren en onderdeel is van een dierenverblijf of van een voormalig dierenverblijf.

De minimumopslagcapaciteit van dierlijke meststoffen is zeven maanden. In de bij de subsidieaanvraag gevoegde offerte dient duidelijk aangegeven te worden hoeveel opslagcapaciteit er nodig is om dierlijke meststoffen gedurende zeven maanden op te slaan en om deze gedurende minimaal twaalf maanden op te kunnen slaan. Alleen de meerkosten komen in aanmerking voor subsidie.

Categorie 4 en 5: energie-efficiënte en hernieuwbare energie

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel hernieuwbare energie te produceren of energie of warmte te besparen of her te gebruiken. Dit om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren.

Het begrip zonneboiler wordt als volgt geïnterpreteerd. Zonneboilers leveren warm kraanwater. Omdat dit op duurzame wijze gebeurt, bespaart dit bijna de helft van de energie(kosten) voor warm water. Bij een landbouwbedrijf met een zonneboiler ligt op het dak een grote zwarte plaat, de zonnecollector. Door deze plaat stroomt een vloeistof die door de zon verwarmd wordt, deze warme vloeistof wordt gebruikt om het leidingwater (voor) te verwarmen. In een landbouwbedrijf is een groot boilervat aanwezig waarin het warme leidingwater wordt opgeslagen. In sommige gevallen is het boilervat direct onder de zonnecollector op het dak opgenomen (http://www.energiesubsidiewijzer.nl/Begrippenlijst.aspx ).

Glastuinbouwondernemingen met glasopstanden kunnen geen aanvraag indienen voor deze categorieën. Dit is geregeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, van de regeling.

Categorie 6: waterkwantiteit

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel water te besparen.

Categorie 7: energie-efficiënte en hernieuwbare energie glastuinbouw

Deze categorie was voorheen de module IRE. De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel hernieuwbare energie te produceren of energie of warmte te besparen of her te gebruiken in de glastuinbouw. Dit, om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren.

Alleen glastuinbouwondernemingen met glasopstanden kunnen een aanvraag indienen voor deze categorie.

Artikel I, onderdeel P

Afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee

Sinds een aantal jaren vindt er in Nederland jaarlijks een aantal uitbraken plaats van de milde variant van de vogelgriep (laag pathogeen aviaire influenza). Het merendeel van deze uitbraken vindt plaats op pluimveebedrijven waar kippen en kalkoenen in een buitenuitloop worden gehouden. Uitbraken met de laag pathogene varianten worden bestreden, omdat deze varianten kunnen muteren naar een hoog pathogene variant, die grote schade oplevert voor de pluimveehouderij en tevens risico’s heeft voor de volksgezondheid. Het instellen van een ophok- of afschermplicht voor pluimveebedrijven met een buitenuitloop, waarbij de pluimveeproducten de uitloopstatus behouden, is Europeesrechtelijk alleen mogelijk indien de overheid dit oplegt en er een veterinaire noodzaak voor is. Een veterinaire noodzaak voor een ophok- of afschermplicht bij uitbraken met laag pathogene varianten is tot nu toe niet voldoende onderbouwd.

De economische schade van de uitbraken met laag pathogene varianten is echter aanzienlijk voor de bedrijven die hiermee geconfronteerd worden. Er worden kosten gemaakt voor de bestrijding, maar vooral de schade voor de exportsector is groot. Het is van belang dat er op zo kort mogelijke termijn een structurele oplossing komt, die uitbraken met laag pathogene varianten op uitloopbedrijven tot een minimum beperkt. Een mogelijke, preventieve maatregel is het geheel of gedeeltelijk afdekken van de buitenuitloop met netten, waarmee wordt voorkomen dat wilde (water)vogels in de buitenuitloop komen. Deze wilde (water)vogels kunnen laag pathogene aviaire influenza overdragen aan pluimvee.

Voor investeringen ten behoeve van het gedeeltelijk afdekken met netten van een buitenuitloop op pluimveebedrijven kan een pluimveehouder in aanmerking komen voor een subsidie van 35% van de totale investeringskosten. Per aanwezig dier dient ten minste één vierkante meter buitenuitloop met netten te zijn afgedekt met een maaswijdte van maximaal tien bij tien centimeter. De netten worden aangebracht langs de zijden van de stal die grenzen aan de buitenuitloop. Vanaf de stal wordt dan een strook van 100 tot 125 meter met netten afgedekt. In deze strook houden de meeste dieren zich op.

Voor het behoud van de handelsstatus van de vrije uitloop en biologische eieren is het van belang dat de dieren overdag de beschikking kunnen hebben over de gehele buitenuitloop door het bieden van uitloopopeningen in de met netten afgedekte buitenuitloop tot de rest van de buitenuitloop.

6. Wijziging van het Openstellingsbesluit

Artikel II, onderdelen A, B, C en D

Deze onderdelen betreffen de module Kennisverspreiding en netwerken. Zie de toelichting bij artikel I, onderdelen C, D, E en F.

Artikel II, onderdeel E

Dit onderdeel betreft de module Beroepsopleiding en voorlichting. Zie de toelichting bij artikel I, onderdelen C, D, E en F.

Artikel II, onderdeel F

Dit onderdeel ziet op de module Innovatieprojecten. Zie de toelichting bij artikel I, onderdelen C, D, E en F.

Artikel II, onderdeel G

Dit onderdeel heeft betrekking op Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP) NU. Zie de toelichting bij artikel I, onderdeel N.

Artikel II, onderdeel H

De openstellingsperiode van de module Jonge Landbouwers wordt verlengd tot en met 13 december 2013 om zo de jonge landbouwers meer tijd te geven een aanvraag in te dienen.

Artikel II, onderdeel I

In artikel 35 wordt geregeld dat subsidieplafonds met bedragen, overgebleven door het niet bereiken van andere subsidieplafonds, naar rato kunnen worden aangevuld. Dit geldt in eerste instantie tussen de MEI en categorie 7 van de module ‘verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)’ en vervolgens binnen de module ‘verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)’. Daarnaast geldt voor ook de innovatieprojecten.

Artikel II, onderdelen J en K

Deze onderdelen zien op de module ‘duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden’ Zie de toelichting bij artikel I, onderdelen C, D, E en F. Deze module is van toepassing op gebieden met een stikstofproblematiek. In bijlage 2 is de lijst van deze gebieden opgenomen. De lijst is ten opzichte van vorig jaar geactualiseerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven