Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 18 januari 2013, kenmerk 224555, houdende verlening van mandaat inzake benoeming van gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst en senior-gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst (mandaatregeling Raad voor de Rechtspraak gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

De Raad voor de rechtspraak is bevoegd om namens de Minister van Veiligheid en Justitie de volgende hem toekomende bevoegdheden uit te oefenen:

  • a. de benoeming in tijdelijke dienst in het ambt van senior-gerechtsauditeur en gerechtsauditeur bij een rechtbank of gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep of College van Beroep voor bedrijfsleven op grond van artikel 2, zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 4, tweede lid, Beroepswet onderscheidenlijk artikel 5, tweede lid, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie;

  • b. het stellen van voorwaarden aan de benoeming, bedoeld onder a, op grond van artikel 2c, tweede tot en met vijfde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling gerechtsauditeurs en senior-gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Met deze regeling wordt de uitoefening van enkele bevoegdheden die bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra), de Beroepswet en de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie aan de minister van Veiligheid en Justitie zijn toegekend ten aanzien van senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs, die op basis van een benoeming in tijdelijke dienst werkzaam zijn bij een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep (CRvB) of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), gemandateerd aan de Raad voor de rechtspraak.

Vanwege de wijzigingen van de Wrra en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) is een scheiding aangebracht tussen de toekenning van de bevoegdheid om te besluiten over de benoeming in een rechterlijk ambt enerzijds en de plaatsing bij een gerecht anderzijds. Rechters in opleiding (rio’s), niet zijnde rechterlijke ambtenaren in opleiding als bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie (raio’s), worden zowel in tijdelijke dienst benoemd tot (senior-)gerechtsauditeur als voor het leven benoemd tot rechter- of raadsheer-plaatsvervanger. Daartoe dient een viertal besluiten te worden genomen:

  • 1. Benoeming in tijdelijke dienst tot (senior-)gerechtsauditeur (ministerieel besluit, Wrra artikel 2, zesde lid);

  • 2. Plaatsing (senior-)gerechtsauditeur bij gerecht (besluit Raad voor de rechtspraak, Wrra, artikel 5b, eerste lid);

  • 3. Benoeming tot rechter-plaatsvervanger (koninklijk besluit, Wrra, artikel 2, eerste lid);

  • 4. Plaatsing rechter-plaatsvervanger bij gerecht (besluit Raad voor de rechtspraak, Wrra, artikel 5b, eerste lid).

Door het besluit tot benoeming in tijdelijke dienst van (senior-)gerechtsauditeurs, bedoeld in artikel 2, zesde lid, Wrra, en de in artikel 2c van het Brra neergelegde bevoegdheden ten aanzien van (senior-)gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst aan de Raad voor de rechtspraak te mandateren kunnen drie van de vier genoemde besluiten door de Raad voor de rechtspraak worden genomen. Hierdoor kunnen besluiten beter in de tijd op elkaar worden afgestemd en wordt de benoemingsprocedure meer gestroomlijnd.

Tijdelijke benoemingen van (senior-)gerechtsauditeurs bij de CRvB en het CBb zijn doorgaans op zichzelf staande benoemingen en vinden niet in het kader van de opleiding tot rechter plaats. Benoemingen van deze functionarissen - en daarmee ook het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van deze functionarissen- komen in de praktijk weinig voor. Om de eenheid te bevorderen ten aanzien van de (senior-) gerechtsauditeurs die in tijdelijke dienst benoemd worden is besloten deze mandaat regeling ook van toepassing te verklaren op (senior‑)gerechtsauditeurs in tijdelijke dienst bij de CRvB en het CBb.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven