Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 juni 2013, nr. DE/489430, houdende de vaststelling van de subsidieplafonds als bedoeld in de Subsidieregeling emancipatie 2011 en enkele wijzigingen op de Subsidieregeling emancipatie 2011

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, onder e, 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling emancipatie 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het tweede lid van artikel 1.4 komt als volgt te luiden:

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het maximaal beschikbare subsidiebedrag voor subsidieontvangers genoemd onder a tot en met f voor de jaren 2014 en 2015 maximaal:

    • a. voor de instelling bedoeld in artikel 2.2: € 300.000,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015;

    • b. voor de instelling bedoeld in artikel 2.3: € 800.000,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015;

    • c. voor de instelling bedoeld in artikel 2.4: € 100.000,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015;

    • d. voor de instelling bedoeld in artikel 2.5: € 2.648.436,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015;

    • e. voor de instelling bedoeld in artikel 2.7: € 150.000,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015;

    • f. voor de instelling bedoeld in artikel 2.8: € 150.000,– voor zowel het boekjaar 2014 als voor het boekjaar 2015.

B

Artikel 2.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.5. Archief vrouwenbeweging en kennisinstituut vrouwenemancipatie

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken per boekjaar aan een instelling die zich specifiek richt op vrouwenemancipatie en die zich primair ten doel stelt materiaal over de positie van vrouwen en meisjes in de samenleving en het erfgoed van de vrouwenbewegingen te verzamelen, te beheren, te ontsluiten en toegankelijk te maken en landelijk de emancipatie van vrouwen en meisjes in de samenleving te bevorderen door middel van het vervullen van de functie van kenniscentrum voor emancipatie.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling:

    • a. het doel genoemd in het eerste lid na te streven;

    • b. aantoonbare ervaring te hebben met het realiseren van het in het eerste lid genoemde doel;

    • c. te beschikken over nationaal en internationaal materiaal omtrent de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbewegingen;

    • d. het in onderdeel c genoemde materiaal te beheren en te ontsluiten;

    • e. actief nieuw nationaal en internationaal materiaal omtrent de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbewegingen te signaleren en te verwerven;

    • f. personen bij het zoeken naar algemene en specifieke informatie over de emancipatie van vrouwen en de vrouwenbeweging te ondersteunen;

    • g. actief het materiaal zowel in papier als digitaal zichtbaar te maken en ter beschikking te stellen aan het publiek;

    • h. de lokale vrouwenparticipatie te ondersteunen en te stimuleren;

    • i. het maatschappelijk debat over emancipatie te stimuleren;

    • j. beleidsadvies, beleidsimplementatie en praktijkgericht onderzoek te leveren aansluitend bij actuele maatschappelijke thema’s en politieke actualiteit;

    • k. feiten, cijfers, onderzoeksgegevens en praktijkvoorbeelden te verzamelen;

    • l. actuele en betrouwbare informatie te ontsluiten;

    • m. personen bij het zoeken naar algemene en specifieke informatie over de emancipatie van vrouwen te ondersteunen;

    • n. actief het materiaal zowel in papier als digitaal zichtbaar te maken en ter beschikking te stellen aan het publiek;

    • o. te beschikken over een digitale catalogus;

    • p. toegankelijk te zijn voor het publiek;

    • q. naamsbekendheid te generen.

C

Artikel 2.6 vervalt.

D

Artikel 3.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.4. Uurtarief

  • 1. De minister subsidieert loonkosten op basis van een maximaal uurtarief.

  • 2. Het maximale uurtarief bedoeld in het eerste lid, komt overeen met het kostendekkende tarief per uur van schaal 11 in de Handleiding Overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag is ontvangen.

  • 3. De minister kan van het eerste lid afwijken indien toepassing van het maximale uurtarief tot een in het licht van het doel van de regeling onacceptabele uitkomst zal leiden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2013, met dien verstande dat artikel 3.4 in werking treedt met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Op grond van artikel 1.4 van de Subsidieregeling emancipatie 2011 wordt het subsidieplafond voor de subsidieontvangers genoemd in hoofdstuk 2 voor twee boekjaren tegelijk om het jaar bekend gemaakt. Een subsidieaanvrager kan een aanvraag indienen op grond van hoofdstuk 2 voor een boekjaar of voor twee boekjaren tezamen.

Artikel 2.5 en 2.6

De activiteiten tot het beheer van het archief van de vrouwenbeweging en die van het kennisinstituut vrouwenemancipatie zijn samengevoegd. Uit efficiency oogpunt kunnen deze activiteiten worden uitgevoerd door één subsidieaanvrager.

Artikel 3.4

In het kader van het beperken van de administratieve lasten ziet de wijziging van artikel 3.4 op een dynamische indexering. Het artikel bepaalt dat maximaal als loonkosten wordt gesubsidieerd, het kostendekkende tarief per uur van schaal 11 van de Handleiding Overheidstarieven. Dit is ingegeven door het feit dat subsidie naar zijn aard een bijdrage is in de kosten en dat in geen geval winst mag worden gemaakt.

Het maximale uurtarief is exclusief BTW en inclusief overheadkosten.

De Handleiding Overheidstarieven wordt jaarlijks gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.

Aanvragen die op of na 1 januari zijn ontvangen zullen op basis van dit nieuwe geïndiceerde uurtarief worden beoordeeld.

De minister zal zo minimaal mogelijk gebruik maken van de in het derde lid gegeven mogelijkheid om af te wijken van het maximale uurtarief. Indien de minister afwijken overweegt zal het totaal gewogen gemiddelde uurtarief van de gehanteerde uurtarieven worden meegenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven