De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 16, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.80a,
vijfde lid, 3.96a, vijfde lid, en 3.107a, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit
2000;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ‘,die niet ouder is dan drie jaar’.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
3. Ter zake van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgenomen toets of de vreemdeling het leervermogen
heeft om het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering
of een diploma, certificaat of ander document als bedoeld in artikel 5, eerste lid,
onderdeel c, van die wet, te behalen, is de vreemdeling aan DUO een bedrag van € 150
verschuldigd.
-
4. Ter zake van het advies, bedoeld in het tweede lid, is de vreemdeling aan de door
de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onafhankelijk medisch
adviseur een bedrag van € 240,79 verschuldigd.
B
Artikel 3.48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ‘,die niet ouder is dan drie jaar’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2013.
TOELICHTING
Het behalen van het inburgeringsexamen is een van de voorwaarden voor het verlenen
van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke
humanitaire gronden’ na vijf jaar gezinshereniging/-vorming of een verblijfsvergunning
(regulier en asiel) voor onbepaalde tijd.
Bij aanvragen tot het verlenen van deze verblijfsvergunningen wordt het inburgeringsvereiste
niet gesteld indien de vreemdeling heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke
belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het
inburgeringsexamen te behalen of indien het voor de vreemdeling ondanks aantoonbaar
geleverde inspanningen redelijkerwijs niet mogelijk is aan de inburgeringsplicht te
voldoen. Bij een beroep op deze gronden dient de aanvrager de beschikking te overleggen,
waarbij ontheffing van deze vereisten is verleend. De geldigheidsduur van drie jaar
van deze beschikking vervalt met onderhavige regeling. Het vreemdelingenrecht wordt
hiermee gelijkgetrokken met het inburgeringsrecht en het naturalisatierecht.
Daarnaast wordt in het kader van de ontheffingsgrond ‘aantoonbaar geleverde inspanningen’
het advies van het Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam met ingang van 1 juli
2013 vervangen door een advies van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook hiermee sluiten het inburgeringsrecht, het
naturalisatierecht en het vreemdelingenrecht op elkaar aan. Aan de adviezen van DUO
zijn geen kosten verbonden. Voor de vreemdeling zijn er wel kosten verbonden aan de
toets naar het leervermogen. Voor deelname aan deze toets betaalt de vreemdeling het
door DUO vastgestelde bedrag van € 150. Dit is neergelegd in het nieuwe derde lid
van artikel 3.16 dat in het nieuwe derde lid van artikel 3.48 van overeenkomstige
toepassing wordt verklaard voor de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Tot slot bepaalt deze regeling dat de vreemdeling voor het medisch advies in het kader
van de ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke
belemmering dan wel verstandelijke handicap een bedrag van € 240,79 betaalt. Dit bedrag,
dat is vastgesteld door Argonaut, wordt betaald aan de door de Minister voor Sociale
Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onafhankelijk medisch adviseur. Op grond van het
aan artikel 3.48 nieuw toegevoegde derde lid is dit van overeenkomstige toepassing
voor de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en wijkt daarmee af van het
in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze
regeling betreft een wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, waarvoor afwijking
van het uitgangspunt inzake een invoeringstermijn van ten minste twee maanden is toegestaan
(uitzonderingsgrond 1, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309, blz. 4). De doelgroepen van deze regeling zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding,
mede gelet op het vervallen van de bovengenoemde geldigheidsduur van drie jaar van
de ontheffingsbeschikking en de vervanging van het advies van het Regionaal Opleidingencentrum
van Amsterdam door het advies van DUO.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven