Regeling van de Minister van Economische Zaken van 26 juni 2013, nr. WJZ/13043068, houdende wijziging van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren in verband met de invoering van de bestuurlijke boete voor het beleidsterrein voedselveiligheid in de vleesketen, wijziging van de Regeling dierlijke producten en intrekking van de Regeling dierlijke bijproducten 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden:

Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

B

Na de rij die betrekking heeft op artikel 9A.8, eerste, derde en vierde lid, van de Regeling diergeneesmiddelen, worden vijf rijen ingevoegd, luidende:

Besluit dierlijke producten

Artikel 2.2

3

Artikel 2.3

3

Artikel 2.4, eerste tot en met vierde lid

3

Artikel 2.4, zesde lid

2

C

Na het tussenkopje ‘Regeling dierlijke producten’ worden 11 rijen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 8, derde lid, en bijlage V, punt 7, punt 8.1, onderdelen a tot en met e en punt 11.3, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 999/2001

4

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op bijlage V, punt 8.1, onderdeel f, van verordening (EG) nr. 999/2001

3

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op bijlage V, punt 11.3, onderdelen a en c, van verordening (EG) nr. 999/2001

2

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b

3

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de artikelen 3, 4, eerste tot en met derde lid, 5, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, onderdelen a en b, en artikel 6, derde lid, van verordening (EG) nr. 852/2004

3

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 852/2004

4

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de artikelen 5, vierde lid, onderdeel c, en 6, tweede lid, laatste alinea, van verordening (EG) nr. 852/2004

2

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel d

3

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel e

3

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel g, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de artikelen 2 en 4 van verordening (EG) nr. 2075/2005

4

Artikel 2.5

3

ARTIKEL II

In artikel 2.4, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling dierlijke producten wordt ‘5, eerste lid, tweede lid, eerste alinea, en vijfde lid,’ vervangen door ‘5, eerste lid, tweede lid, eerste alinea, en vierde en vijfde lid’ en wordt ‘en 8 van verordening 2073/2005’ vervangen door: en 9 van verordening 2073/2005.

ARTIKEL III

De Regeling dierlijke bijproducten 2011 wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 juni 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op 1 januari 2013 is de Wet dieren in werking getreden. In die wet is een brede toepassing van handhaving door middel van een bestuurlijke boete geïntroduceerd, waarmee wordt bijgedragen aan een slagvaardige en efficiënte handhaving van de regels over gehouden dieren, dierlijke (bij)producten, diervoeders en diergeneesmiddelen.

De toepassing van de bestuurlijke boete als handhavingsinstrument wordt gefaseerd ingevoerd. De achtergrond hiervan is verder toegelicht in paragraaf 2.2 van de nota van toelichting bij het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, hierna aangeduid als ‘het besluit’. De Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, die in het vervolg is aangeduid als ‘de regeling’, voorziet erin dat de bestuurlijke boete kan worden ingezet voor de handhaving van de voorschriften over diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten en diervoeders. Met deze wijzigingsregeling kan de bestuurlijke boete vanaf 1 juli 2013 ook gebruikt worden om voorschriften over vleesketen en voedselveiligheid te handhaven.

Naar aanleiding van het debat over voedselfraude tijdens het Algemeen Overleg van 14 maart 2013 heb ik toegezegd het besluit te zullen wijzigen om de bestuurlijke boete voor ernstige delicten aanzienlijk te verhogen.1 Ik gaf al aan dat daarbij oog moet zijn voor de wijze waarop de boetehoogtes voor de verschillende overtredingen zich tot elkaar verhouden, en dat het om die reden niet wenselijk is om voor één specifiek type overtredingen een hogere boetecategorie vast te stellen. Efficiënte en effectieve handhaving van de voorschriften over voedselveiligheid en voedselkwaliteit zijn daarnaast in breder verband bezien in de Taskforce Voedselvertrouwen. Beide onderwerpen vergen nog nadere uitwerking. Vooruitlopend daarop treedt de onderhavige wijzigingsregeling in werking, vanwege het belang van de bestuurlijke boete als instrument voor slagvaardige en effectieve handhaving. Eventuele aanpassingen als gevolg van de nadere uitwerking zullen via een wijziging van de regelgeving worden verwerkt.

2. Uitgangspunten

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de werking van het boetestelsel. Voor een uitgebreide toelichting zij verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit. De basis voor het boetestelsel zijn de vijf boetecategorieën, die oplopen in hoogte: € 500, € 1.500, € 2.500, € 5.000 en € 10.000. Deze boetebedragen worden verhoogd of verlaagd als sprake is van een van de volgende omstandigheden: geringe of juist ernstige gevolgen van de overtreding, overtreding door een particulier of recidive door de overtreder. De voorschriften van de Wet dieren en de bijbehorende uitvoeringsregels die voor handhaving met een bestuurlijke boete in aanmerking komen, worden in de regeling in één van de vijf boetecategorieën ingedeeld.

Als uitgangspunt voor de categorie-indeling geldt de indicatie die daarvoor is opgenomen in paragraaf 2.3.2 van de nota van toelichting bij het besluit. De indicatie voor de voorschriften over de productie van vlees is categorie 3 (€ 1.500). Administratieve voorschriften, zoals niet tijdige aanlevering van gegevens, die hiermee samenhangen worden in beginsel in een categorie lager worden ingedeeld. Waar de wettelijke voorschriften dat toelaten zal onderscheid worden gemaakt tussen de situatie waarin gegevens niet tijdig zijn aangeleverd en gevallen waarin de administratie geheel ontbreekt. Reden voor dit onderscheid is de bewijsfunctie van administratieve voorschriften; deze gegevens zijn nodig om aan te tonen dat andere voorschriften zijn nageleefd. Ingeval sprake is van fraude met de administratie kan worden teruggevallen op strafrechtelijke handhaving.

Per voorschrift is beoordeeld of de indicatie in de nota van toelichting bij het besluit leidt tot een passende boete. Wanneer is besloten om af te wijken van de indicatie, is dit in paragraaf 4 toegelicht.

3. Beboetbare overtredingen

Artikel 3.2 is de wettelijke grondslag voor voorschriften over vleesketen en voedselveiligheid. Dat artikel bevat alleen delegatiegrondslagen en geen zelfstandige normen. In het Besluit dierlijke producten en de gelijknamige ministeriële regeling is artikel 3.2 verder uitgewerkt. De artikelen 2.2 tot en met 2.4 van het Besluit dierlijke producten stellen regels over de rechtstreekse levering van vlees. Ook in hoofdstuk 2, paragraaf 1, van de Regeling dierlijke producten staan inhoudelijke voorschriften die met een bestuurlijke boete kunnen worden gehandhaafd. Deze voorschriften gelden ter uitvoering van de toepasselijke EU-regelgeving.

In de artikelen 2.3 en 2.4 van het Besluit dierlijke producten wordt op verschillende plaatsen gesproken over een gekwalificeerde persoon. In verband met artikel 2.4 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren is het van belang om stil te staan bij de vraag of de gekwalificeerde jager als particulier moet worden beschouwd of als iemand die optreedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf; die bepaling halveert immers het boetebedrag voor particulieren. De gekwalificeerde persoon voert op grond van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139) (hierna aangehaald als verordening (EG) nr. 854/2004) belangrijke taken uit bij de identificatie en bemonstering van vrij wild, zowel bij de rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden als bij de aanbieding van vrij wild voor de officiële keuring in een wildbewerkingsinrichting. Daarbij moet worden voldaan aan de opleidingseisen die in verordening (EG) nr. 854/2004 gesteld zijn. Gezien het belang van deze taken voor de handel in vrij wild moet de uitvoering hiervan dan ook als bedrijfsmatig handelen worden aangemerkt en heeft de gekwalificeerde persoon conform de EU-verordening een andere status dan een particuliere jager, die in zijn eigen behoefte aan vrij wild voorziet.

Naast de voorschriften die zijn gebaseerd op hoofdstuk 3 van de wet kan overtreding van bestuurlijke maatregelen, die de Minister van Economische Zaken op grond van de artikelen 5.10, eerste lid en 5.12, eerste lid, van de wet kan uitvaardigen middels een bestuurlijke boete worden bestraft. Deze artikelen zijn ook van toepassing op andere onderwerpen dan vleesketen en voedselveiligheid, zoals diergeneesmiddelen en dierziekten, en zijn reeds ingedeeld in boetecategorie 4 (€ 5.000).

4. Categorie-indeling

In paragraaf 2 is beschreven dat overtredingen van voorschriften over vleesketen en voedselveiligheid vanwege het belang dat zij dienen ter borging van de voedselveiligheid in beginsel worden ingedeeld in boetecategorie 3. Overtredingen van administratieve verplichtingen als het bewaren van documentatie gedurende een voorgeschreven termijn zijn ingedeeld in categorie 2.

Op deze uitgangspunten is een aantal uitzonderingen gemaakt. Dat geldt in de eerste plaats voor preventieve maatregelen voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal, bedoeld in verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEU 147, L 2001) en voor scheiding van de productstroom voor humane consumptie. Dit zijn de belangrijkste maatregelen om het infectierisico voor Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) te kunnen controleren. Het toepassen van niet-toegestane slachtmethodieken, het overtreden van maatregelen om verontreiniging van vlees met gespecificeerd risicomateriaal te voorkomen en het achterwege laten van noodzakelijke informatie aan de volgende schakel in de productieketen over verplichte verwijdering van de wervelkolom zijn ernstige overtredingen. Daarom zijn deze overtredingen ingedeeld in boetecategorie 4 (€ 5.000). Daarmee wordt aangesloten bij de indeling van overtredingen met een hoog risico op het terrein van dierlijke bijproducten in categorie 4.

In de tweede plaats is een uitzondering gemaakt voor de verplichting tot het invoeren, uitvoeren en handhaven van een HACCP-bedrijfsprotocol, dat dient om de hygiëne bij de voedselproductie te waarborgen. De afkorting HACCP staat voor Hazard Analysis and Critical Control Points. Met het bedrijfsprotocol geeft de ondernemer invulling aan zijn wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheid voor de veiligheid van zijn producten. Omdat dit een basispijler is voor hygiënische voedselproductie, is overtreding van deze verplichting ingedeeld in boetecategorie 4.

Een derde uitzondering geldt voor overtreding van voorschriften voor bemonstering van karkassen van dieren die gevoelig zijn voor trichinellosis, het uitvoeren van voorgeschreven testen en goedkeuren van vlees zonder dat het resultaat van die test bekend is. Trichinellosis is een parasitaire ziekte, die ernstige gevolgen kan hebben voor de mens. In een risicoanalyse van de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) uit 2011 wordt de parasiet trichinella als een van de belangrijkste voedselveiligheidsrisico’s genoemd bij gehouden varkens. Daarom zijn deze overtredingen ingedeeld in boetecategorie 4.

5. Verhouding met de Warenwettelijke regels

Aan de Europese hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong is deels uitvoering gegeven met de Warenwet en onderliggende regelgeving en deels met de Wet dieren en de bijbehorende uitvoeringsregels. Regels over het slachten en keuren van vlees worden uitgevoerd op grond van de Wet dieren; voorschriften over de opvolgende ketenschakels in de verwerkings- en detailhandelfase zijn gebaseerd op de Warenwet. Op die laatste voorschriften is het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten van toepassing. Voor een uitgebreide toelichting op de verhouding tussen beide stelsels wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van de nota van toelichting bij het besluit. Over de verhouding tussen beide stelsels zal worden gesproken in de Taskforce voedselvertrouwen.

6. Regeldruk

De introductie van de bestuurlijke boete als instrument heeft geen effect op de regeldruk. Deze regeling bevat voor het overige geen nieuwe informatieverplichtingen en heeft derhalve geen gevolgen voor de administratieve lasten, toezichtlasten of nalevingskosten.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013. Daarmee wordt voldaan aan het kabinetsbeleid met betrekking tot de vaste verandermomenten voor regelgeving. In afwijking van het beleid over de minimuminvoeringstermijn van regelgeving bedraagt de termijn tussen de publicatiedatum van deze regeling en het tijdstip van inwerkingtreding geen twee maanden. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat met deze regeling geen nieuwe normen worden ingevoerd, terwijl het nodig is om, mede omdat het gaat om een goede implementatie van Europese regelgeving en gelet op het recente debat over voedselfraude, deze maatregelen met spoed te treffen.

II. Artikelsgewijs

Artikel II

Artikel II wijzigt de aanwijzing van voorschriften van verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PbEU 338, L 2005) waarmee ingevolge artikel 6.2 van de wet niet in strijd mag worden gehandeld. Per abuis werd het vierde lid van artikel 5 van die verordening niet genoemd in artikel 2.4 van de Regeling dierlijke producten. Verder was, in plaats van artikel 9, artikel 8 van die verordening aangewezen. Beide onderdelen worden met artikel II hersteld.

Artikel III

Met de inwerkingtreding van de Wet dieren voor het onderwerp dierlijke producten had de Regeling dierlijke bijproducten 2011 moeten vervallen. De inhoud van die regeling is inmiddels opgenomen in hoofdstuk 3 van de Regeling dierlijke producten. De artikelen 17 en 23 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, die mede als grondslag voor de Regeling dierlijke bijproducten 2011 dienen, zijn echter nog niet vervallen. Daarom wordt die regeling met artikel III expliciet ingetrokken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 26 991, nr. 347.

Naar boven