TOELICHTING
Algemeen
Artikel 28c, tweede en derde lid, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: de wet) verplicht
de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie een
basisbedrag vast te stellen als vergoeding in de kosten van de verzorging en opvoeding
van een pleegkind en regels te stellen omtrent de toeslagen die op dit basisbedrag
kunnen worden verleend en kortingen die daarop kunnen worden toegepast. De onderhavige
regeling strekt ter uitvoering van genoemde artikelleden.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Pleegkind
De definitie van pleegkind is opgenomen om duidelijk te maken dat het in het kader
van deze regeling slechts gaat om die pleegkinderen die ingevolge de wet een aanspraak
hebben op verblijf bij een pleegouder.
Pleegzorgaanbieder
Er zijn thans 28 pleegzorgaanbieders verspreid over het hele land. Zij zijn onderdeel
van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp, aangesloten bij Jeugdzorg Nederland.
Artikel 2
In dit artikel zijn regels gesteld omtrent de door de pleegzorgaanbieder aan de pleegouder
te verlenen vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader
van de wet. Van verzorging en opvoeding in de zin van de wet is sprake als een jeugdige
aanspraak op verblijf bij een pleegouder heeft en de aanspraak tot gelding is gebracht
bij een pleegzorgaanbieder. Er is sprake van een aanspraak op pleegzorg als een Bureau
Jeugdzorg een indicatiebesluit voor pleegzorg (waaronder ook begrepen een spoedbesluit
voor zorg door een netwerkpleegouder) heeft afgegeven. Daarnaast is sprake van een
aanspraak op pleegzorg in de situatie, bedoeld in artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit
Wet op de jeugdzorg (crisisopvang).
Een pleegvergoeding wordt, ingevolge artikel 28c, eerste lid, van de wet, slechts
verstrekt aan een pleegouder met wie een pleegcontract is gesloten.
Beslissingen over de toekenning van een pleegvergoeding aan een pleegouder zijn besluiten
in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hierop zijn de daarvoor geldende rechtsregels
van toepassing, zodat de pleegouder zich bij geschillen hieromtrent uiteindelijk kan
wenden tot de bestuursrechter.
Voor de vergoeding wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestandspleegouders, netwerkpleegouders of pleegoudervoogden. Ook wordt voor de pleegvergoeding geen onderscheid gemaakt
tussen eenhoofdige pleegoudervoogdij of gezamenlijke pleegoudervoogdij.
De hoogte van het basisbedrag is neergelegd in de bijlage bij deze regeling. Ingevolge
artikel 28b van de wet heeft de pleegouder in wiens gezin het pleegkind wordt verzorgd
en opgevoed, recht op een basisbedrag als vergoeding voor de kosten. Dit basisbedrag
is een genormeerde onkostenvergoeding ten behoeve van de opvoeding en verzorging van
het pleegkind. Deze onkostenvergoeding varieert met de leeftijd van het pleegkind.
In het genormeerde bedrag zijn opgenomen de kosten die normaliter gemoeid zijn met
onder meer voeding, kleding, lichamelijke verzorging, zak- en kleedgeld, alle kosten
die voortvloeien uit huisvesting, kosten voor vrijetijdsbesteding, reiskosten (bijvoorbeeld
voor school of weekendbezoek aan de ouders), ziektekosten zoals eigen bijdrage en
kosten voor de premie van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.
Artikel 3
Dit artikel heeft betrekking op mogelijke toeslagen op het basisbedrag, bedoeld in
artikel 2. In een drietal situaties kan een pleegzorgaanbieder besluiten dat voor
een aan te geven periode een toeslag per dag op het basisbedrag mogelijk is. Het moet
gaan om noodzakelijke kosten die redelijkerwijs niet kunnen worden voldaan uit het
basisbedrag waarvoor geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verkregen.
Kosten die samenhangen met de hoogte van de levensstandaard van het pleegkind of de
pleegouder kunnen niet als noodzakelijke kosten worden aangemerkt. De pleegzorgaanbieder
stelt de hoogte van de toeslag vast. De pleegzorgaanbieder stelt daartoe in redelijkheid
vast welke kosten noodzakelijk zijn en of deze redelijkerwijs uit het basisbedrag
kunnen worden gedekt dan wel op andere wijze een vergoeding plaats kan vinden. De
toeslag gaat een bedrag van wat daadwerkelijk is uitgegeven niet te boven. In de volgende
situaties is een toeslag mogelijk.
Indien een pleegkind in verband met een crisissituatie bij een pleegouder verblijft
(onderdeel a), kan worden gedacht aan (extra) kosten van woninginrichting of kleding.
Van een crisissituatie is sprake zolang het pleegkind een aanspraak heeft op verblijf
bij een pleegouder in een situatie die onmiddellijke verlening van zorg nodig maakt,
maar een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht. Bureau jeugdzorg beoordeelt de
noodzaak op pleegzorg. Een aanspraak op pleegzorg in spoedeisende situaties bestaat
slechts gedurende vier weken, zodat de toeslag slechts gedurende ten hoogste vier
weken kan worden verleend.
In het onder b genoemde geval gaat het om de situatie waarin drie of meer pleegkinderen
tegelijk bij een pleegouder verblijven. Verblijven er drie of meer pleegkinderen bij
eenzelfde pleegouder dan kunnen zich onkosten voordoen die niet in het basisbedrag
zijn verwerkt. Deze extra onkosten komen voor vergoeding in aanmerking. Te denken
valt aan extra kosten van woninginrichting of kosten van noodzakelijke huishoudelijke
hulp. Ook voor de opvoeding en de verzorging van pleegkinderen met een verstandelijke,
lichamelijke, of zintuiglijke beperking (onderdeel c) kunnen de noodzakelijke kosten
ten gevolge van die beperking aantoonbaar hoger uitvallen dan het basisbedrag van
de vergoeding. In de regel zullen deze onkosten bestreden kunnen worden uit andere
regelingen. Slechts waar op dergelijke regelingen geen of onvoldoende beroep kan worden
gedaan, is aanvullende bekostiging overeenkomstig deze regeling mogelijk.
Er is een cumulatie van deze toeslagen mogelijk, indien meerdere van de drie genoemde
omstandigheden zich voordoen.
Er kan zich bijvoorbeeld een situatie voordoen waarbij een pleegouder drie kinderen
verzorgt, waarvan één pleegkind een lichamelijke beperking heeft, waarvoor kosten
dienen te worden gemaakt die redelijkerwijs niet uit het basisbedrag of op grond van
een andere uitkering kan worden voldaan. Deze pleegouder zal in dit voorbeeld, indien
hij extra kosten ten gevolge van de beperking en extra kosten ten gevolge van de gezinsuitbreiding
maakt, zowel op basis van onderdeel c als op basis van onderdeel b aanspraak kunnen
maken op het toeslagbedrag. In dit voorbeeld kan hij twee toeslagen ontvangen.
De hoogte van het maximale bedrag per toeslag staat vermeld in de bijlage.
Artikel 5
Eerste lid
Het basisbedrag wordt verstrekt gedurende de periode dat een pleegouder met een pleegzorgaanbieder
een pleegcontract heeft gesloten en er een indicatie van jeugdzorg voor het pleegkind
geldt.
Indien een pleegkind niet bij een pleegouder verblijft, zullen er minder kosten worden
gemaakt. Om deze reden kan het basisbedrag dan worden verminderd. Afwezigheid in verband
met een gebruikelijke vakantiebesteding heeft geen invloed op de hoogte van een pleegvergoeding
met dien verstande dat de kosten van de vakantiebesteding betaald moeten worden uit
de pleegvergoeding. Bij langdurige afwezigheid, bijvoorbeeld in het geval van een
ziekenhuisopname of verblijf in een AWBZ-instelling, zal bureau jeugdzorg moeten afwegen
of de aanspraak op verblijf bij de pleegouder nog wel moet worden voorgezet. Van voortzetting
kan sprake zijn als het pleegkind, in het geval van verblijf in het ziekenhuis, toch
nog verzorging door de pleegouder nodig heeft, bijvoorbeeld in de vorm van frequent
bezoek. Het contact houden tussen de pleegouder en pleegkind is daarnaast ook een
doel op zich. In het eerste lid is geregeld dat in dergelijke gevallen de pleegvergoeding
verlaagd kan worden door de pleegzorgaanbieder. Daarbij kan de pleegzorgaanbieder
besluiten niet (zonder meer) het basisbedrag toe te kennen doch een vergoeding van
de werkelijke kosten die verband houden met de noodzakelijke kosten die de pleegouder
redelijkerwijs nog moet maken, tot een maximum van het basisbedrag. Welke kosten redelijkerwijs
nog gemaakt moeten worden is ter beoordeling van de pleegzorgaanbieder.
Tweede lid
De toeslag wordt verstrekt over de periode dat de noodzaak van de extra kosten in
de pleegsituatie voortduurt. Uiteraard geldt ook hier dat de extra kosten niet eerder
worden vergoed dan vanaf het moment dat de indicatie is gesteld en nooit langer dan
de periode geurende welke een aanspraak op verblijf bij een pleegouder bestaat. De
aanbieder van pleegzorg besluit over de duur, de noodzaak en de hoogte van de toeslag.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.