Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 juni 2013, 124014-105221B-WJZ houdende regels ten aanzien van de pleegvergoeding (Regeling pleegvergoeding)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 28c, eerste en tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

pleegkind:

jeugdige die aanspraak heeft op pleegzorg op grond van de wet, welke aanspraak bij een pleegzorgaanbieder tot gelding wordt gebracht;

pleegzorgaanbieder:

zorgaanbieder die pleegzorg biedt;

wet:

Wet op de jeugdzorg.

Artikel 2

Het in artikel 28c, eerste lid, van de wet bedoelde basisbedrag van de subsidie voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind is het bedrag dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 3

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 2, wordt steeds vermeerderd met een door de pleegzorgaanbieder vast te stellen toeslag van ten hoogste het in de bijlage bij deze regeling opgenomen bedrag voor door de pleegouder ten behoeve van het pleegkind noodzakelijk gemaakte kosten, waarvan de pleegouder aantoont dat deze niet kunnen worden voldaan uit het basisbedrag en waarvoor geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verstrekt, indien:

  • a. het pleegkind aanspraak heeft op verblijf bij een pleegouder op grond van artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg en de pleegouder in verband hiermee extra kosten moet maken;

  • b. de pleegouder aan drie of meer pleegkinderen verzorging en opvoeding biedt, vanaf het derde en volgende pleegkind;

  • c. de pleegouder verzorging en opvoeding aan een pleegkind met een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking biedt die noodzaakt tot het maken van extra kosten.

Artikel 4

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 2, en de toeslagen, bedoeld in artikel 3, worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de in de bijlage bij deze regeling opgenomen wijze.

Artikel 5

  • 1. Het basisbedrag, bedoeld in artikel 2, kan worden verminderd, indien een pleegkind als gevolg van bijzondere omstandigheden tijdelijk niet bij de pleegouder verblijft. Alsdan worden de door de pleegouder werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten vergoed tot ten hoogste het basisbedrag.

  • 2. Een toeslag die noodzakelijk is voor het dekken van de in artikel 3 bedoelde kosten, wordt verstrekt gedurende een door de pleegzorgaanbieder te bepalen periode.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling pleegvergoeding.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

BIJLAGE, BEHOREND BIJ DE REGELING PLEEGVERGOEDING

Basisbedragen en maximale toeslag van de pleegvergoeding per pleegkind 2013

Basisbedrag als bedoeld in artikel 2 per leeftijdscategorie

Leeftijdscategorie

Bedrag per maand/per dag

0 t/m 8 jaar

€ 516/16,90

9 t/m 11 jaar

€ 22/17,10

12 t/m 15 jaar

€ 68/18,62

16 t/m 17 jaar

€ 628/20,58

18 jaar en ouder

€ 634/20,79

Het in artikel 3, bedoelde bedrag van de maximale toeslag bedraagt € 3,38 per dag.

Indexering, bedoeld in artikel 4

Bij de aanvang van ieder jaar worden het basisbedrag en de toeslagen geïndexeerd met het procentuele verschil tussen de door het Centraal bureau voor de statistiek bekendgemaakte consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’, over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren.

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 28c, tweede en derde lid, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: de wet) verplicht de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie een basisbedrag vast te stellen als vergoeding in de kosten van de verzorging en opvoeding van een pleegkind en regels te stellen omtrent de toeslagen die op dit basisbedrag kunnen worden verleend en kortingen die daarop kunnen worden toegepast. De onderhavige regeling strekt ter uitvoering van genoemde artikelleden.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Pleegkind

De definitie van pleegkind is opgenomen om duidelijk te maken dat het in het kader van deze regeling slechts gaat om die pleegkinderen die ingevolge de wet een aanspraak hebben op verblijf bij een pleegouder.

Pleegzorgaanbieder

Er zijn thans 28 pleegzorgaanbieders verspreid over het hele land. Zij zijn onderdeel van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp, aangesloten bij Jeugdzorg Nederland.

Artikel 2

In dit artikel zijn regels gesteld omtrent de door de pleegzorgaanbieder aan de pleegouder te verlenen vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader van de wet. Van verzorging en opvoeding in de zin van de wet is sprake als een jeugdige aanspraak op verblijf bij een pleegouder heeft en de aanspraak tot gelding is gebracht bij een pleegzorgaanbieder. Er is sprake van een aanspraak op pleegzorg als een Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit voor pleegzorg (waaronder ook begrepen een spoedbesluit voor zorg door een netwerkpleegouder) heeft afgegeven. Daarnaast is sprake van een aanspraak op pleegzorg in de situatie, bedoeld in artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (crisisopvang).

Een pleegvergoeding wordt, ingevolge artikel 28c, eerste lid, van de wet, slechts verstrekt aan een pleegouder met wie een pleegcontract is gesloten.

Beslissingen over de toekenning van een pleegvergoeding aan een pleegouder zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hierop zijn de daarvoor geldende rechtsregels van toepassing, zodat de pleegouder zich bij geschillen hieromtrent uiteindelijk kan wenden tot de bestuursrechter.

Voor de vergoeding wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestandspleegouders, netwerkpleegouders of pleegoudervoogden. Ook wordt voor de pleegvergoeding geen onderscheid gemaakt tussen eenhoofdige pleegoudervoogdij of gezamenlijke pleegoudervoogdij.

De hoogte van het basisbedrag is neergelegd in de bijlage bij deze regeling. Ingevolge artikel 28b van de wet heeft de pleegouder in wiens gezin het pleegkind wordt verzorgd en opgevoed, recht op een basisbedrag als vergoeding voor de kosten. Dit basisbedrag is een genormeerde onkostenvergoeding ten behoeve van de opvoeding en verzorging van het pleegkind. Deze onkostenvergoeding varieert met de leeftijd van het pleegkind. In het genormeerde bedrag zijn opgenomen de kosten die normaliter gemoeid zijn met onder meer voeding, kleding, lichamelijke verzorging, zak- en kleedgeld, alle kosten die voortvloeien uit huisvesting, kosten voor vrijetijdsbesteding, reiskosten (bijvoorbeeld voor school of weekendbezoek aan de ouders), ziektekosten zoals eigen bijdrage en kosten voor de premie van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

Artikel 3

Dit artikel heeft betrekking op mogelijke toeslagen op het basisbedrag, bedoeld in artikel 2. In een drietal situaties kan een pleegzorgaanbieder besluiten dat voor een aan te geven periode een toeslag per dag op het basisbedrag mogelijk is. Het moet gaan om noodzakelijke kosten die redelijkerwijs niet kunnen worden voldaan uit het basisbedrag waarvoor geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verkregen. Kosten die samenhangen met de hoogte van de levensstandaard van het pleegkind of de pleegouder kunnen niet als noodzakelijke kosten worden aangemerkt. De pleegzorgaanbieder stelt de hoogte van de toeslag vast. De pleegzorgaanbieder stelt daartoe in redelijkheid vast welke kosten noodzakelijk zijn en of deze redelijkerwijs uit het basisbedrag kunnen worden gedekt dan wel op andere wijze een vergoeding plaats kan vinden. De toeslag gaat een bedrag van wat daadwerkelijk is uitgegeven niet te boven. In de volgende situaties is een toeslag mogelijk.

Indien een pleegkind in verband met een crisissituatie bij een pleegouder verblijft (onderdeel a), kan worden gedacht aan (extra) kosten van woninginrichting of kleding. Van een crisissituatie is sprake zolang het pleegkind een aanspraak heeft op verblijf bij een pleegouder in een situatie die onmiddellijke verlening van zorg nodig maakt, maar een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht. Bureau jeugdzorg beoordeelt de noodzaak op pleegzorg. Een aanspraak op pleegzorg in spoedeisende situaties bestaat slechts gedurende vier weken, zodat de toeslag slechts gedurende ten hoogste vier weken kan worden verleend.

In het onder b genoemde geval gaat het om de situatie waarin drie of meer pleegkinderen tegelijk bij een pleegouder verblijven. Verblijven er drie of meer pleegkinderen bij eenzelfde pleegouder dan kunnen zich onkosten voordoen die niet in het basisbedrag zijn verwerkt. Deze extra onkosten komen voor vergoeding in aanmerking. Te denken valt aan extra kosten van woninginrichting of kosten van noodzakelijke huishoudelijke hulp. Ook voor de opvoeding en de verzorging van pleegkinderen met een verstandelijke, lichamelijke, of zintuiglijke beperking (onderdeel c) kunnen de noodzakelijke kosten ten gevolge van die beperking aantoonbaar hoger uitvallen dan het basisbedrag van de vergoeding. In de regel zullen deze onkosten bestreden kunnen worden uit andere regelingen. Slechts waar op dergelijke regelingen geen of onvoldoende beroep kan worden gedaan, is aanvullende bekostiging overeenkomstig deze regeling mogelijk.

Er is een cumulatie van deze toeslagen mogelijk, indien meerdere van de drie genoemde omstandigheden zich voordoen.

Er kan zich bijvoorbeeld een situatie voordoen waarbij een pleegouder drie kinderen verzorgt, waarvan één pleegkind een lichamelijke beperking heeft, waarvoor kosten dienen te worden gemaakt die redelijkerwijs niet uit het basisbedrag of op grond van een andere uitkering kan worden voldaan. Deze pleegouder zal in dit voorbeeld, indien hij extra kosten ten gevolge van de beperking en extra kosten ten gevolge van de gezinsuitbreiding maakt, zowel op basis van onderdeel c als op basis van onderdeel b aanspraak kunnen maken op het toeslagbedrag. In dit voorbeeld kan hij twee toeslagen ontvangen.

De hoogte van het maximale bedrag per toeslag staat vermeld in de bijlage.

Artikel 5

Eerste lid

Het basisbedrag wordt verstrekt gedurende de periode dat een pleegouder met een pleegzorgaanbieder een pleegcontract heeft gesloten en er een indicatie van jeugdzorg voor het pleegkind geldt.

Indien een pleegkind niet bij een pleegouder verblijft, zullen er minder kosten worden gemaakt. Om deze reden kan het basisbedrag dan worden verminderd. Afwezigheid in verband met een gebruikelijke vakantiebesteding heeft geen invloed op de hoogte van een pleegvergoeding met dien verstande dat de kosten van de vakantiebesteding betaald moeten worden uit de pleegvergoeding. Bij langdurige afwezigheid, bijvoorbeeld in het geval van een ziekenhuisopname of verblijf in een AWBZ-instelling, zal bureau jeugdzorg moeten afwegen of de aanspraak op verblijf bij de pleegouder nog wel moet worden voorgezet. Van voortzetting kan sprake zijn als het pleegkind, in het geval van verblijf in het ziekenhuis, toch nog verzorging door de pleegouder nodig heeft, bijvoorbeeld in de vorm van frequent bezoek. Het contact houden tussen de pleegouder en pleegkind is daarnaast ook een doel op zich. In het eerste lid is geregeld dat in dergelijke gevallen de pleegvergoeding verlaagd kan worden door de pleegzorgaanbieder. Daarbij kan de pleegzorgaanbieder besluiten niet (zonder meer) het basisbedrag toe te kennen doch een vergoeding van de werkelijke kosten die verband houden met de noodzakelijke kosten die de pleegouder redelijkerwijs nog moet maken, tot een maximum van het basisbedrag. Welke kosten redelijkerwijs nog gemaakt moeten worden is ter beoordeling van de pleegzorgaanbieder.

Tweede lid

De toeslag wordt verstrekt over de periode dat de noodzaak van de extra kosten in de pleegsituatie voortduurt. Uiteraard geldt ook hier dat de extra kosten niet eerder worden vergoed dan vanaf het moment dat de indicatie is gesteld en nooit langer dan de periode geurende welke een aanspraak op verblijf bij een pleegouder bestaat. De aanbieder van pleegzorg besluit over de duur, de noodzaak en de hoogte van de toeslag.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven