Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 25 juni 2013, nr. IENM/BSK-2013/126077, tot wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische zaken;

Gelet op Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167);

Gelet op de artikelen 28, eerste lid, 38, vijfde lid, 44, tweede en derde lid, 45, tweede lid, 49, tweede en derde lid, 51, tweede lid, 69, tweede lid, 71, tweede en derde lid, 82, eerste en tweede lid en 97 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de artikelen 3, zesde lid, 4, vierde lid, 7, vierde lid, 12, 24, vijfde lid en 32, vierde lid van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.1, eerste, derde en vierde lid, 4.4, vierde lid, 4.6, eerste lid, 4.7, eerste lid, onder g en i en tweede lid, 5.1, derde lid, 6.2, zesde lid, 6.3b, eerste en tweede lid, 8.10, eerste tot en met het derde lid, 8.12, eerste lid, 9.6, eerste lid en bijlage XIV, komt ‘, Landbouw en Innovatie’ telkens te vervallen.

B

Artikel 3.4 vervalt.

C

Hoofdstuk 3 vervalt.

D

Artikel 4.1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De Minister van Economische Zaken kan op aanvraag een instantie waar proeven of analysen als bedoeld in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009 worden uitgevoerd, erkennen.

E

Artikel 4.2 vervalt.

F

Artikel 4.4, vijfde lid, vervalt.

G

Artikel 4.5. komt te luiden:

Artikel 4.5. Leges

Als vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, is de aanvrager voor de werkzaamheden die worden verricht in verband met die erkenning verschuldigd:

  • € 127,50 per uur per medewerker en

  • voor zover van toepassing, € 130,51 per verplaatsing per medewerker.

H

In artikel 4.6, tweede lid vervalt na ‘4.5’:, eerste lid,.

I

Het opschrift van hoofdstuk 4, paragraaf 1, komt te luiden:

§ 2. Erkenning van instanties voor het toepassen van niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen in proeven en experimenten

J

In artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

K

Het opschrift van hoofdstuk 5, paragraaf 1, komt te luiden:

§ 1. De registers voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden

L

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 5.1 komt te luiden:

Artikel 5.1 Het register omtrent gewasbeschermingsmiddelen

2. In het tweede lid, vervalt:, biociden.

M

Artikel 5.2 komt te luiden:

Artikel 5.2 Het biocidenregister

Het college houdt het biocidenregister bij, bedoeld in artikel 71 van verordening (EG) 528/2012.

N

Artikel 5.3 vervalt.

O

Artikel 7.3 vervalt.

P

De artikelen 8.2 tot en met 8.7 vervallen.

Q

In artikel 9.1 wordt onder verlettering van onderdeel f tot g een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. het Staatstoezicht op de Mijnen,

R

In artikel 9.6, eerste lid wordt ‘artikel 97’ vervangen door: artikel 90.

S

Hoofdstuk 10 vervalt.

T

De bijlagen I en II vervallen.

U

Bijlage IX vervalt.

V

Bijlage XIII, deel C, komt te luiden:

Deel C, overtredingen met biociden

Rij nr.

Grondslag

(Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden of Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

Norm

Boete in € voor overtreding

Boete in € voor overtreding door distributeurs en toelatinghouders

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van de vervaardiging van een product, een biocide of van een product waarin een biocide wordt verwerkt of behandeld (industriële gebruikers)

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van het verrichten van een dienst voor derden (professionele gebruikers) en voor agrariërs

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van een bedrijf, niet gericht op het toepassen van een biocide als onderdeel van een dienst voor derden (bedrijfsmatige niet-professionele gebruikers)

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen als zijnde particulieren (niet-professionele gebruikers)

52.

42 van de wet

Een werkzame stof op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken, die niet tot de samenstelling behoort van een in Nederland toegelaten of geregistreerde biocide of niet is goedgekeurd als basisstof.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

53.

43 van de wet

Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide op de markt brengen of gebruiken.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

54.

43 van de wet

Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide voorhanden of in voorraad hebben.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

55.

43a, eerste lid van de wet

Overtreding van een voorschrift of beperking voor het op de markt brengen of gebruik van een biocide.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

56.

43a, tweede lid van de wet

Een toegelaten of geregistreerd biocide op de markt brengen, voorhanden of in voorraad hebben, terwijl de gebruiksvoorschriften niet op de voorgeschreven wijze aan, op of bij de verpakking zijn vermeld.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

57.

43a, derde lid van de wet

Een toegelaten of geregistreerd biocide op de markt brengen, voorhanden of in voorraad hebben, of gebruiken, terwijl het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling, kleur, vorm, afwerking, verpakking, aanduidingen of vermeldingen niet aan de voorschriften voldoen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

58.

64, tweede lid van den wet

Niet alle beschikbare gegevens verstrekken aan het Ctgb i.v.m. aanvraag proef of experiment.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

59.

64, vierde en vijfde lid van de wet

Overtreding van een voorschrift of beperking voor een ontheffing voor een proef of experiment met een biocide.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

60.

64, zesde lid van de wet

Overtreding van bij de erkenning gesteld voorschrift inzake de verrichting van proeven en experimenten met betrekking tot een biocide.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

61.

65, derde en vierde lid van de wet

Een door de minister gesteld voorschrift of beperking verbonden aan een vrijstelling van een biocide voor maximaal 120 dagen overtreden.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

62.

67, eerste lid van de wet

Nalaten relevante informatie over mogelijk gevaarlijke gevolgen van een gebruik van een biocide te delen met het Ctgb.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

63.

67, tweede lid van de wet

In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een biocide op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken.

5.000

5.000

3.000

3.000

2.000

500

64.

71, eerste en vierde lid van de wet, en 17a, eerste lid van het besluit

Een biocide ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

65.

71, eerset en vierde lid van de wet en 17a, eerste lid van het besluit

Een biocide gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

66.

72, eerste lid van de wet

Een niet in Nederland toegelaten biocide aanprijzen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

67.

72, tweede lid van de wet

Een biocide aanprijzen of aanbevelen in strijd met de voor het gebruik geldende voorschriften.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

68.

72, derde lid van de wet

Misleidende informatie geven over de gevaren van een biocide voor mens, dier, plant of milieu.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

69.

74, eerste lid van de wet en de artikelen 7.1, 7.3a en 7.3c van de regeling

Geen of een ondeugdelijke administratie voeren bij het binnen Nederland brengen, de productie, de opslag of het vervoer van niet in Nederland toegelaten biociden in de in artikel 74, eerste lid, van de wet bedoelde situatie.

1.000

1.000

500

500

250

50

70.

74, derde lid van de wet en 7.3d, eerste lid van de regeling

Niet in Nederland toegelaten biociden niet apart opslaan.

1.000

1.000

500

500

250

50

71.

74, derde lid van de wet en 7.3d, tweede lid van de regeling

Zonder papieren niet-toegelaten biociden vervoeren.

1.000

1.000

500

500

250

50

72.

75 van de wet en 24 van het besluit

Onjuiste of onvolledige administratie van biociden.

1.000

1.000

500

500

250

50

73.

75 van de wet en 25 van het besluit

Biociden voor een ander toepassen of voorhanden hebben zonder een deugdelijke administratie als bedoeld in 25 van het besluit

1.000

1.000

500

500

250

50

74.

78, tweede lid van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de administratie van de wijze van gebruik van een biocide.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

75.

79 van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de uitvoering van goede praktijken bij het toepassen van biociden.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

76.

80, eerste lid van de wet en 29, tweede lid van het besluit

Een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig, terwijl dat in het geheel niet is toegestaan.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

500

77.

80, eerste lid van de wet, 29, derde lid van het besluit en 8.7 van de regeling

In strijd met een of meer voorschriften een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

78.

80, eerste lid van de wet en 30 van het besluit

Een gasvormig of gasvormend biocide in een besloten ruimte toepassen in afwijking van het bepaalde 30 van het besluit

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

79.

80, eerste lid van de wet

Een andere overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over het gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken of materialen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

80.

81 van de wet, en 14, derde lid, dan wel 16, eerste lid, dan wel 31, eerste lid, dan wel 32, eerste lid van het besluit

Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning of melding een biocide toepassen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

81.

81 van de wet en 14, derde lid, 16, eerste lid, 31, eerste lid, en 32, eerste lid van het besluit

Een verplichte melding op onjuiste wijze of te laat doen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

82.

87, zesde lid van de wet

In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

83.

115 van de wet

Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

84.

118 van de wet

Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld voorschrift, voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

W

Bijlage XIII, deel C, komt te luiden:

Deel C, overtredingen met biociden

Rij nr.

Grondslag

(Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden of Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

Norm

Boete in € voor overtreding

Boete in € voor overtreding door distributeurs en toelatinghouders

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van de vervaardiging van een product, een biocide of van een product waarin een biocide wordt verwerkt of behandeld (industriële gebruikers)

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van het verrichten van een dienst voor derden (professionele gebruikers) en voor agrariërs

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van een bedrijf, niet gericht op het het toepassen van een biocide als onderdeel van een dienst voor derden (bedrijfsmatige niet-professionele gebruikers)

Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen als zijnde particulieren (niet-professionele gebruikers)

52

43, eerste lid van de wet

Een biocide op de markt brengen en gebruiken zonder dat daarvoor een toelating is verleend, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

53

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden van de toelating en aan de etiketterings- en verpakkingsvoorwaarden, als bedoeld in artikel 17, vijfde lid van de verordening.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

54

43, eerste lid van de wet

Niet beperken tot het strikt noodzakelijk gebruik van biociden, als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van de verordening.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

55

43, eerste lid van de wet

Niet binnen 30 dagen op de hoogte stellen van de bevoegde autoriteit van het in de handel brengen van een product die een nationale toelating voor een biocidefamilie heeft, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

56

43, eerste lid van de wet

Niet voldoen aan de voorwaarden voor het op de markt brengen van biociden volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

57

43, eerste lid van de wet

Nalaten relevante informatie over mogelijk gevaarlijke gevolgen van het toegelaten biocide of de daarin aanwezige werkzame stoffen te delen met de bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

58

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor experimenten en proeven, als bedoeld in artikel 56, eerste en tweede lid, de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

59

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor het in de handel brengen van behandelde voorwaarden, als bedoeld in artikel 58, tweede tot en met het zesde lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

60

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden om dierproeven te vermijden, als bedoeld in artikel 62, eerste en tweede lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

61

43, eerste lid van de wet

Het niet bijhouden van gegevens betreffende de biociden die in de handel gebracht worden, als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de verordening.

1.000

1.000

500

500

250

50

62

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor indeling, verpakking en etikettering van biociden, als bedoeld in artikel 69, eerste en tweede lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

63

43, eerste lid van de wet

Misleidend etiket op de toegelaten biocide plaatsen, als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de verordening.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

64

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor reclame voor biociden. Als bedoeld in artikel 72, eerste en derde lid, van de verordening

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

65

43, derde lid van de wet

Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide voorhanden of in voorraad hebben.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

66

43, vierde lid van de wet

In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een biocide op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken.

5.000

5.000

3.000

3.000

2.000

500

67

71, eerste en vierde lid van de wet

Een biocide ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

68

71, eerste en vierde lid van de wet en 17a, eerste lid van het besluit

Een biocide gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

69

72, eerste lid van de wet

Een niet in Nederland toegelaten biocide aanprijzen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

70

72, tweede lid van de wet

Een biocide aanprijzen of aanbevelen in strijd met de voor het gebruik geldende voorschriften.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

71

72, derde lid van de wet

Misleidende informatie geven over de gevaren van een biocide voor mens, dier, plant of milieu.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

72

74, eerste lid van de wet en 7.1, 7.3a en 7.3c van de regeling

Geen of een ondeugdelijke administratie voeren bij het binnen Nederland brengen, de productie, de opslag of het vervoer van niet in Nederland toegelaten biociden in de in artikel 74, eerste lid, Wgb bedoelde situatie.

1.000

1.000

500

500

250

50

73

74, derde lid van de wet en 7.3d, eerste lid van de regeling

Niet in Nederland toegelaten biociden niet apart opslaan.

1.000

1.000

500

500

250

50

74

74, derde lid van de wet en 7.3d, tweede lid van de regeling

Zonder papieren niet-toegelaten biociden vervoeren.

1.000

1.000

500

500

250

50

75

75 van de wet

Onjuiste of onvolledige administratie van biociden.

1.000

1.000

500

500

250

50

76

75 van de wet en 25 van het besluit

Biociden voor een ander toepassen of voorhanden hebben zonder een deugdelijke administratie als bedoeld in artikel 25 van het besluit.

1.000

1.000

500

500

250

50

77

78, tweede lid van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de administratie van de wijze van gebruik van een biocide.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

78

79 van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de uitvoering van goede praktijken bij het toepassen van biociden.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

79

80, eerste lid van de wet en 29, tweede lid van het besluit

Een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig, terwijl dat in het geheel niet is toegestaan

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

80

80, eerste lid van de wet en 29, derde lid van het besluit en 8.7 van de regeling

In strijd met een of meer voorschriften een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

81

80, eerste lid van de wet en 30 van het besluit

Een gasvormig of gasvormend biocide in een besloten ruimte toepassen in afwijking van het bepaalde in artikel 30 van het besluit.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

82

80, eerste lid van de wet

Een andere overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over het gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken of materialen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

83

81 van de wet, en 31, eerste lid, dan wel 32, eerste lid van het besluit

Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning of melding een biocide toepassen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

84

81 van de wet en 31, eerste lid, en 32, eerste lid van het besluit

Een verplichte melding op onjuiste wijze of te laat doen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

85

87, zesde lid, van de wet

In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

86

115 van de wet

Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

87

118 van de wet

Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld voorschrift, voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

X

Bijlage XV vervalt.

Y

Bijlage XVI vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt met uitzondering van artikel I, onderdelen B, R en T, in werking op het tijdstip waarop het bij Koninklijke boodschap van 28 november 2012 ingediende voorstel van wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Kamerstukken II 2012/13, 33 490, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt.

  • 2. Artikel I, onderdelen B, V en X, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

TOELICHTING

Algemeen

1 Inleiding

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: regeling) is aangepast vanwege de inwerkingtreding van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167) (hierna: verordening) op 1 september 2013. De inwerkingtreding van deze verordening bracht met zich mee dat de nationale regelgeving op die datum moest zijn aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekende dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden moest worden aangepast maar ook het daarop gebaseerde Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Met de voorliggende wijzigingsregeling is wat betreft de regeling daarin voorzien.

2 Aanleiding en achtergrond

Voor de aanleiding en achtergrond van de wijziging van de Europese regelgeving inzake biociden wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Kamerstukken II 2012/13, 33 490, nr. 2).

3 Hoofdlijnen van het voorstel

De wijzigingen van de regeling die voortvloeien uit de verordening zijn technisch van aard, in die zin dat er geen beleidskeuzen zijn maakt. Waar de verordening regels bevat, zijn vergelijkbare bepalingen uit de regeling geschrapt.

De verordening vraagt verder in artikel 65 van de lidstaten dat de nodige maatregelen worden genomen om naleving van de voorschriften te waarborgen. Wat betreft de regeling is hiertoe bijlage XIII, waarin de hoogten van bestuurlijke boetes zijn vastgelegd, aangepast aan de nieuwe situatie.

In verband met de duur van het overgangsrecht is bijlage XIII ook voorafgaand aan de inwerkingtreding van de verordening geactualiseerd.

De nieuwe definitie van biociden in de verordening brengt met zich mee dat in situ gegenereerde biociden onder de Europese biocidenregelgeving vallen. Dit zijn biociden die op de plaats van toepassing worden gegenereerd of opgewekt. In Nederland werden in situ gegenereerde biociden al tot biociden gerekend. Echter ozon, dat op de plaats van toepassing wordt opgewekt en chloorverbindingen die op de plaats van toepassing worden gegenereerd uit natriumchloride, werden daarvan uitgezonderd. Met de invoering van de verordening is het niet meer toegestaan om deze biociden uit te zonderen. Daarom zijn deze uitzonderingen uit de regeling geschrapt.

Voor een verdere toelichting met betrekking tot in situ gegenereerde biociden wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van de Memorie van Toelichting bij het bovengenoemde wetsvoorstel.

4 Verhouding tot bestaande regelgeving

Wat betreft de wijzigingen vanwege de verordening wordt verwezen naar paragraaf 4 van de Memorie van Toelichting bij bovengenoemd wetsvoorstel ter uitvoering van de verordening.

Aanvullend is het van belang op te merken dat onder Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) (hierna richtlijn) een Europees stoffenbeoordelingsprogramma is gestart voor de beoordeling van alle bestaande werkzame stoffen in biociden. Dit programma is per 1 september 2013 onder de reikwijdte van verordening komen te vallen. Voor het op de markt aanbieden van biociden waarvan de werkzame stof nog in beoordeling is, mogen de lidstaten hun eigen systeem blijven toepassen. Dit mag tot twee jaar na goedkeuring van de stof of tot een jaar na afkeuring van de stof. Omdat het stoffenbeoordelingsprogramma traag op gang gekomen is, is momenteel ongeveer een kwart van de bestaande werkzame stoffen beoordeeld. Dit brengt met zich mee dat de bepalingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en het daaraan ten grondslag liggende besluit en de regeling voorafgaand aan de wijzigingen in verband met de verordening voor zover nodig nog van toepassing zullen blijven. Dit is geregeld in artikel 130a, vierde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De verwachting is dat het stoffenbeoordelingsprogramma nog loopt tot 2024, dus zal deze situatie nog meer dan 10 jaar blijven bestaan. De komende jaren zal het aantal toelatingen onder het regime van de verordening uiteraard gaande weg toenemen en die onder het oude nationale systeem afnemen.

Deze lange overgangsperiode brengt met zich mee dat de regeling voorafgaand aan de aanpassing vanwege de verordening op een tweetal punten moest worden aangepast. Het betrof het schrappen van verplichte beoordelingsmethoden en de bijbehorende bijlage XV. Deze aanpassingen worden in de artikelsgewijze toelichting bij de betreffende artikelen nader toegelicht.

5 Uitvoering en handhaving

De handhaving van de regeling is onder andere belegd bij de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (ILT) en de Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken (NVWA). Met deze wijzigingsregeling is het Staatstoezicht op de mijnen hieraan toegevoegd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting, onderdeel N. Afgezien van dit laatste blijven het toezicht en de handhavingsbevoegdheden ongewijzigd. De rol van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) als bevoegde autoriteit blijft ook ongewijzigd.

6 Gevolgen

Voor een toelichting op de gevolgen van de verordening en gevolgen voor burgers, bedrijven en andere overheden wordt verwezen naar paragraaf 6 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van de verordening.

7 Advisering en consultatie

De aanpassing van de regeling in verband met de verordening is in overleg en met goedkeuring van de diverse betrokken partijen tot stand gekomen. Dit zijn de ministeries van EZ en SZW, het Ctgb, de ILT en het Platform biociden. Het ministerie van VWS heeft zich laten vertegenwoordigen door de nVWA. In het Platform biociden zijn de leveranciers en gebruikers van biociden vertegenwoordigd.

De tabellen waarin de boetebedragen zijn genoemd, zijn samen met de ILT aangepast. Op verzoek van de ILT zijn de categorieën biocidengebruikers in de boetetabel beter afgestemd op de praktijk. Voor een nadere toelichting hierover wordt verwezen naar onderdeel o van de artikelsgewijze toelichting.

Wat betreft het verdwijnen van de vrijstellingen voor het in situ genereren van ozon en chloorverbindingen zijn de eerste contacten met bedrijven die bekend zijn gelegd. De komende periode wordt het bedrijfsleven voorgelicht worden over de plichten die voor hen voortvloeien uit de verordening.

8 Inwerkingtreding/overgangsrecht

De wijzigingen die direct verband houden met de verordening treden gelijktijdig in werking met de bovengenoemde wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De wijziging met betrekking tot het schrappen van de verplichte beoordelingsmethoden en het actualiseren van bijlage XIII (onderdelen B, S en U), die van belang zijn voor het overgangsrecht treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wijzigingsregeling wordt geplaatst. Met deze onderdelen is de regeling vooruitlopend op de wijzigingen in verband met de verordening geactualiseerd. Dit is nodig omdat voorzien is dat nog gedurende vele jaren gebruikgemaakt zal worden van het op de regeling gebaseerde overgangsrecht. Dit is het gevolg van de trage voortgang van eerder genoemde Europees stoffenbeoordingsprogramma. Voor een nadere toelichting hierover wordt verwezen naar paragraaf 4 van deze toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij de onderdelen B, S en U.

In verband met de inwerkingtreding van de verordening is afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 181 en 2008/09, 29 515, nr. 270). Deze afwijking berust op de vierde afwijkingsgrond die betrekking heeft op Europese of internationale regelgeving.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel is daar waar Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie was genoemd dit vervangen door Ministerie van Economische Zaken.

Onderdeel B

Met dit onderdeel is artikel 3.4 vervallen. Dit artikel betrof het gebruik door het Ctgb van beoordelingsmethoden die zijn opgenomen in bijlage XV van de regeling. Het Ctgb dient te waarborgen dat aanvragen om toelating steeds op basis van de meest recente beoordelingsmethoden en wetenschappelijke inzichten worden beoordeeld. Met het vervallen van artikel 3.4 voorafgaand aan de inwerkingtreding van de verordening is dit ook voor het overgangsrecht gewaarborgd.

Onderdeel C

Met dit onderdeel is hoofdstuk 3 vervallen. Dit hoofdstuk stelde regels met betrekking tot de toelating en registratie van biociden. Dat aspect is thans middels hoofdstuk VI van de verordening geregeld.

Onderdeel D

Ter verduidelijking is artikel 4.1, tweede lid, aangepast, op grond waarvan de Minister van Economische Zaken op aanvraag een instantie waar proeven of analysen als bedoeld in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009 worden uitgevoerd, kan erkennen. Artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van de wet voorziet in een delegatiegrondslag om bij regeling regels te stellen over de erkenning van proeven en analysen, bedoeld in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009.

Onderdelen E tot en met J

Met deze onderdelen is hoofdstuk 4, wat gaat over erkenning van instanties, aangepast. De artikelen 4.2 en 4.4, vijfde lid, zijn vervallen, omdat deze artikelen betrekking hebben op de erkenning voor onderzoek- of ontwikkelingsdoeleinden voor biociden. Dit was nodig omdat artikel 56 van de verordening een regeling geeft voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot biociden. De regels omtrent erkenning in het kader van proeven, analysen en experimenten met (niet-)toegelaten gewasbeschermingsmiddelen blijven bestaan. Voor het besluit tot erkenning worden door de Minister van Economische Zaken leges geheven.

Onderdelen K tot en met N

Met deze onderdelen zijn de artikelen 5.1, 5.2 en 5.3 aangepast. Dit was nodig omdat de registratie van gegevens met betrekking tot biociden in de verordening is geregeld. Zie ondermeer artikel 71 van de verordening.

Onderdeel O

Met dit onderdeel is artikel 7.3 vervallen. Dit artikel betrof het niet van toepassing verklaren van een administratieve verplichting betreffende het op de markt brengen van biociden voor niet-professioneel gebruik. Thans stelt artikel 68, eerste lid, van de verordening eisen betreffende het houden van gegevens betreffende in de handel gebrachte biociden.

Onderdeel P

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU L 309) (hierna: richtlijn 2009/128/EG) verplicht lidstaten om de luchtvaarttoepassing van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te verbieden, tenzij haalbare alternatieven ontbreken of de luchtvaarttoepassing duidelijke voordelen oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu vergeleken met een grondtoepassing. Dit verbod is neergelegd in artikel 29 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Wel biedt dit artikel, conform richtlijn 2009/128/EG, de mogelijkheid hiervoor een vrijstelling te verlenen. Vrijstelling wordt verleend als er sprake is van bedreiging van de plantaardige productie. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden zijn maatwerk en worden van geval tot geval vastgesteld. De voorwaarden genoemd in de artikelen 8.2 tot en met 8.6 komen daarom te vervallen.

Onderdeel Q

Met dit onderdeel zijn de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aangewezen als toezichthouder krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het SodM houdt integraal toezicht op alle milieuaspecten die aan de orde zijn bij de delfstofwinning. Het toezicht op het gebruik van biociden die in deze industrie worden gebruikt is om deze reden bij het SodM belegd. Deze aanpassing was met name nodig vanwege de uitbreiding van de reikwijdte van de wet met gebieden die vallen binnen de exclusieve economische zone (EEZ).

Onderdeel R

Artikel 9.6, tweede lid, betreffende professioneel gebruik is geschrapt vanwege het schrappen van dat begrip in het bovengenoemd wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van de verordening.

Onderdeel S

Met dit onderdeel is hoofdstuk 10 vervallen. Dit hoofdstuk handelde over dringende vereiste biociden en vereenvoudigde uitbreidingstoelating van biociden. Dit vloeide voort uit verplichtingen van de ingetrokken richtlijn, met name betreffende de overgang naar regulering op basis van de richtlijn. Omdat de richtlijn is vervallen zijn de artikelen overbodig geworden.

Onderdeel T

Met dit onderdeel zijn de bijlagen I en II vervallen. Bijlage I kon vervallen omdat deze communautaire maatregelen betrof die betrekking hadden op de ingetrokken richtlijn.

Onderdeel U

Bijlage IX is vervallen vanwege het vervallen van het daarmee corresponderende artikel 1, derde lid van de wet. Dit artikel betrof het onder de reikwijdte van het begrip biociden brengen van op de plaats van toepassing door middel van apparatuur gegenereerde werkzame stoffen. Door de nieuwe definitie van biociden in de verordening is duidelijk gemaakt dat deze zogenaamde in situ gegenereerde biociden onder de Europese biocidenregelgeving vallen. De aparte regeling voor in situ gegenereerde biociden in Nederland en de daarop gemaakte uitzonderingen in bijlage IX kon daarom vervallen.

Onderdeel V

Met dit onderdeel is Bijlage XIII, deel C geactualiseerd ten behoeve van het overgangsrecht.

In de afgelopen tijd is gebleken dat voor wat betreft biociden, ten aanzien van differentiatie van de boetes, behoefte was aan meer aansluiting aan de praktijk. De biocidepraktijk kent een brede schakering aan gebruikers en andere betrokken partijen. Uiteraard zijn er wat betreft biociden ook toelatinghouders en distributeurs die handelingen verrichten met biociden. Biociden voor niet-professioneel gebruik worden echter niet alleen ingezet door particulieren, maar ook veelvuldig door bedrijven voor kleinschalige toepassingen. Daarnaast is er een grote groep industriële gebruikers, die biociden toepassen in het kader van het produceren van een product of een product waarin een biocide is verwerkt. Deze gebruikers passen weliswaar middelen voor professioneel gebruik toe, maar zijn vaak uitgezonderd van de verplichting te beschikken over een bewijs voor vakbekwaamheid. Daarnaast nemen professionele gebruikers en agrariërs een deel van het palet voor hun rekening. Omdat daarnaast mogelijk onvoorziene normadressanten een rol kunnen spelen, is er behoefte aan een algemene categorie overtreders. Vanwege deze diversiteit aan normadressaten is het aantal categorieën in bijlage XIII, deel C uitgebreid.

Onderdeel W

Met dit onderdeel is de bovengenoemde Bijlage XIII, deel C vervangen door een bijlage die is gebaseerd op de verordening. Hiermee is verdere invulling gegeven aan de verplichting van artikel 65 van de verordening dat over sanctionering van overtredingen handelt.

Onderdeel X

Het vervallen van bijlage XV is gevolg van het schrappen van artikel 3.4. In verband hiermee treedt dit onderdeel gelijktijdig in werking met onderdeel B.

Onderdeel Y

Bijlage XVI is vervallen vanwege het vervallen van artikel 3.7a waarop deze bijlage was gebaseerd.

Artikel II

Voor toelichting over dit onderdeel wordt verwezen naar paragaaf 8 van het algemeen deel van de toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

Naar boven