De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische zaken;
Gelet op Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei
2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167);
Gelet op de artikelen 28, eerste lid, 38, vijfde lid, 44, tweede en derde lid, 45,
tweede lid, 49, tweede en derde lid, 51, tweede lid, 69, tweede lid, 71, tweede en
derde lid, 82, eerste en tweede lid en 97 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden en de artikelen 3, zesde lid, 4, vierde lid, 7, vierde lid, 12, 24, vijfde
lid en 32, vierde lid van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.1, eerste, derde en vierde lid, 4.4, vierde lid, 4.6, eerste lid,
4.7, eerste lid, onder g en i en tweede lid, 5.1, derde lid, 6.2, zesde lid, 6.3b,
eerste en tweede lid, 8.10, eerste tot en met het derde lid, 8.12, eerste lid, 9.6,
eerste lid en bijlage XIV, komt ‘, Landbouw en Innovatie’ telkens te vervallen.
D
Artikel 4.1, tweede lid, komt te luiden:
-
2. De Minister van Economische Zaken kan op aanvraag een instantie waar proeven of analysen
als bedoeld in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009 worden uitgevoerd,
erkennen.
F
Artikel 4.4, vijfde lid, vervalt.
G
Artikel 4.5. komt te luiden:
Artikel 4.5. Leges
Als vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag tot erkenning als
bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, is de aanvrager voor de werkzaamheden die worden
verricht in verband met die erkenning verschuldigd:
-
– € 127,50 per uur per medewerker en
-
– voor zover van toepassing, € 130,51 per verplaatsing per medewerker.
H
In artikel 4.6, tweede lid vervalt na ‘4.5’:, eerste lid,.
I
Het opschrift van hoofdstuk 4, paragraaf 1, komt te luiden:
§ 2. Erkenning van instanties voor het toepassen van niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
in proeven en experimenten
J
In artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede
lid.
K
Het opschrift van hoofdstuk 5, paragraaf 1, komt te luiden:
§ 1. De registers voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden
L
Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van artikel 5.1 komt te luiden:
Artikel 5.1 Het register omtrent gewasbeschermingsmiddelen
2. In het tweede lid, vervalt:, biociden.
M
Artikel 5.2 komt te luiden:
Artikel 5.2 Het biocidenregister
Het college houdt het biocidenregister bij, bedoeld in artikel 71 van verordening
(EG) 528/2012.
P
De artikelen 8.2 tot en met 8.7 vervallen.
Q
In artikel 9.1 wordt onder verlettering van onderdeel f tot g een onderdeel ingevoegd,
luidende:
R
In artikel 9.6, eerste lid wordt ‘artikel 97’ vervangen door: artikel 90.
T
De bijlagen I en II vervallen.
V
Bijlage XIII, deel C, komt te luiden:
Deel C, overtredingen met biociden
Rij nr.
|
Grondslag
(Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
of Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
|
Norm
|
Boete in € voor overtreding
|
Boete in € voor overtreding door distributeurs en toelatinghouders
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
de vervaardiging van een product, een biocide of van een product waarin een biocide
wordt verwerkt of behandeld (industriële gebruikers)
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
het verrichten van een dienst voor derden (professionele gebruikers) en voor agrariërs
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
een bedrijf, niet gericht op het toepassen van een biocide als onderdeel van een dienst
voor derden (bedrijfsmatige niet-professionele gebruikers)
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen als zijnde particulieren
(niet-professionele gebruikers)
|
52.
|
42 van de wet
|
Een werkzame stof op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken, die niet tot
de samenstelling behoort van een in Nederland toegelaten of geregistreerde biocide
of niet is goedgekeurd als basisstof.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
53.
|
43 van de wet
|
Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide op de markt brengen
of gebruiken.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
54.
|
43 van de wet
|
Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide voorhanden of in voorraad
hebben.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
55.
|
43a, eerste lid van de wet
|
Overtreding van een voorschrift of beperking voor het op de markt brengen of gebruik
van een biocide.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
56.
|
43a, tweede lid van de wet
|
Een toegelaten of geregistreerd biocide op de markt brengen, voorhanden of in voorraad
hebben, terwijl de gebruiksvoorschriften niet op de voorgeschreven wijze aan, op of
bij de verpakking zijn vermeld.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
57.
|
43a, derde lid van de wet
|
Een toegelaten of geregistreerd biocide op de markt brengen, voorhanden of in voorraad
hebben, of gebruiken, terwijl het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling,
kleur, vorm, afwerking, verpakking, aanduidingen of vermeldingen niet aan de voorschriften
voldoen.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
58.
|
64, tweede lid van den wet
|
Niet alle beschikbare gegevens verstrekken aan het Ctgb i.v.m. aanvraag proef of experiment.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
59.
|
64, vierde en vijfde lid van de wet
|
Overtreding van een voorschrift of beperking voor een ontheffing voor een proef of
experiment met een biocide.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
60.
|
64, zesde lid van de wet
|
Overtreding van bij de erkenning gesteld voorschrift inzake de verrichting van proeven
en experimenten met betrekking tot een biocide.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
61.
|
65, derde en vierde lid van de wet
|
Een door de minister gesteld voorschrift of beperking verbonden aan een vrijstelling
van een biocide voor maximaal 120 dagen overtreden.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
62.
|
67, eerste lid van de wet
|
Nalaten relevante informatie over mogelijk gevaarlijke gevolgen van een gebruik van
een biocide te delen met het Ctgb.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
63.
|
67, tweede lid van de wet
|
In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een biocide op de markt
brengen, voorhanden hebben of gebruiken.
|
5.000
|
5.000
|
3.000
|
3.000
|
2.000
|
500
|
64.
|
71, eerste en vierde lid van de wet, en 17a, eerste lid van het besluit
|
Een biocide ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid,
hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
65.
|
71, eerset en vierde lid van de wet en 17a, eerste lid van het besluit
|
Een biocide gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel
is voorgeschreven.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
66.
|
72, eerste lid van de wet
|
Een niet in Nederland toegelaten biocide aanprijzen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
67.
|
72, tweede lid van de wet
|
Een biocide aanprijzen of aanbevelen in strijd met de voor het gebruik geldende voorschriften.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
68.
|
72, derde lid van de wet
|
Misleidende informatie geven over de gevaren van een biocide voor mens, dier, plant
of milieu.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
69.
|
74, eerste lid van de wet en de artikelen 7.1, 7.3a en 7.3c van de regeling
|
Geen of een ondeugdelijke administratie voeren bij het binnen Nederland brengen, de
productie, de opslag of het vervoer van niet in Nederland toegelaten biociden in de
in artikel 74, eerste lid, van de wet bedoelde situatie.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
70.
|
74, derde lid van de wet en 7.3d, eerste lid van de regeling
|
Niet in Nederland toegelaten biociden niet apart opslaan.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
71.
|
74, derde lid van de wet en 7.3d, tweede lid van de regeling
|
Zonder papieren niet-toegelaten biociden vervoeren.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
72.
|
75 van de wet en 24 van het besluit
|
Onjuiste of onvolledige administratie van biociden.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
73.
|
75 van de wet en 25 van het besluit
|
Biociden voor een ander toepassen of voorhanden hebben zonder een deugdelijke administratie
als bedoeld in 25 van het besluit
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
74.
|
78, tweede lid van de wet
|
Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de administratie
van de wijze van gebruik van een biocide.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
75.
|
79 van de wet
|
Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de uitvoering van
goede praktijken bij het toepassen van biociden.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
76.
|
80, eerste lid van de wet en 29, tweede lid van het besluit
|
Een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig, terwijl dat in het geheel
niet is toegestaan.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
500
|
77.
|
80, eerste lid van de wet, 29, derde lid van het besluit en 8.7 van de regeling
|
In strijd met een of meer voorschriften een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
78.
|
80, eerste lid van de wet en 30 van het besluit
|
Een gasvormig of gasvormend biocide in een besloten ruimte toepassen in afwijking
van het bepaalde 30 van het besluit
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
79.
|
80, eerste lid van de wet
|
Een andere overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over het
gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken of materialen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
80.
|
81 van de wet, en 14, derde lid, dan wel 16, eerste lid, dan wel 31, eerste lid, dan
wel 32, eerste lid van het besluit
|
Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning
of melding een biocide toepassen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
81.
|
81 van de wet en 14, derde lid, 16, eerste lid, 31, eerste lid, en 32, eerste lid
van het besluit
|
Een verplichte melding op onjuiste wijze of te laat doen.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
82.
|
87, zesde lid van de wet
|
In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
83.
|
115 van de wet
|
Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
84.
|
118 van de wet
|
Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld voorschrift,
voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
W
Bijlage XIII, deel C, komt te luiden:
Deel C, overtredingen met biociden
Rij nr.
|
Grondslag
(Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
of Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
|
Norm
|
Boete in € voor overtreding
|
Boete in € voor overtreding door distributeurs en toelatinghouders
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
de vervaardiging van een product, een biocide of van een product waarin een biocide
wordt verwerkt of behandeld (industriële gebruikers)
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
het verrichten van een dienst voor derden (professionele gebruikers) en voor agrariërs
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen in het kader van
een bedrijf, niet gericht op het het toepassen van een biocide als onderdeel van een
dienst voor derden (bedrijfsmatige niet-professionele gebruikers)
|
Boete in € voor overtreding door gebruikers die biociden toepassen als zijnde particulieren
(niet-professionele gebruikers)
|
52
|
43, eerste lid van de wet
|
Een biocide op de markt brengen en gebruiken zonder dat daarvoor een toelating is
verleend, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
53
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden van de toelating en aan de etiketterings- en verpakkingsvoorwaarden,
als bedoeld in artikel 17, vijfde lid van de verordening.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
54
|
43, eerste lid van de wet
|
Niet beperken tot het strikt noodzakelijk gebruik van biociden, als bedoeld in artikel
17, vijfde lid, van de verordening.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
55
|
43, eerste lid van de wet
|
Niet binnen 30 dagen op de hoogte stellen van de bevoegde autoriteit van het in de
handel brengen van een product die een nationale toelating voor een biocidefamilie
heeft, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
56
|
43, eerste lid van de wet
|
Niet voldoen aan de voorwaarden voor het op de markt brengen van biociden volgens
de vereenvoudigde toelatingsprocedure, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van
de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
57
|
43, eerste lid van de wet
|
Nalaten relevante informatie over mogelijk gevaarlijke gevolgen van het toegelaten
biocide of de daarin aanwezige werkzame stoffen te delen met de bevoegde autoriteit,
als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
58
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden voor experimenten en proeven, als bedoeld in artikel
56, eerste en tweede lid, de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
59
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden voor het in de handel brengen van behandelde voorwaarden,
als bedoeld in artikel 58, tweede tot en met het zesde lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
60
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden om dierproeven te vermijden, als bedoeld in artikel
62, eerste en tweede lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
61
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet bijhouden van gegevens betreffende de biociden die in de handel gebracht
worden, als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de verordening.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
62
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden voor indeling, verpakking en etikettering van
biociden, als bedoeld in artikel 69, eerste en tweede lid, van de verordening.
|
2.500
|
2.500
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
250
|
63
|
43, eerste lid van de wet
|
Misleidend etiket op de toegelaten biocide plaatsen, als bedoeld in artikel 69, tweede
lid, van de verordening.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
64
|
43, eerste lid van de wet
|
Het niet voldoen aan de voorwaarden voor reclame voor biociden. Als bedoeld in artikel
72, eerste en derde lid, van de verordening
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
65
|
43, derde lid van de wet
|
Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide voorhanden of in voorraad
hebben.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
66
|
43, vierde lid van de wet
|
In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een biocide op de markt
brengen, voorhanden hebben of gebruiken.
|
5.000
|
5.000
|
3.000
|
3.000
|
2.000
|
500
|
67
|
71, eerste en vierde lid van de wet
|
Een biocide ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid,
hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
68
|
71, eerste en vierde lid van de wet en 17a, eerste lid van het besluit
|
Een biocide gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel
is voorgeschreven.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
69
|
72, eerste lid van de wet
|
Een niet in Nederland toegelaten biocide aanprijzen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
70
|
72, tweede lid van de wet
|
Een biocide aanprijzen of aanbevelen in strijd met de voor het gebruik geldende voorschriften.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
71
|
72, derde lid van de wet
|
Misleidende informatie geven over de gevaren van een biocide voor mens, dier, plant
of milieu.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
72
|
74, eerste lid van de wet en 7.1, 7.3a en 7.3c van de regeling
|
Geen of een ondeugdelijke administratie voeren bij het binnen Nederland brengen, de
productie, de opslag of het vervoer van niet in Nederland toegelaten biociden in de
in artikel 74, eerste lid, Wgb bedoelde situatie.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
73
|
74, derde lid van de wet en 7.3d, eerste lid van de regeling
|
Niet in Nederland toegelaten biociden niet apart opslaan.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
74
|
74, derde lid van de wet en 7.3d, tweede lid van de regeling
|
Zonder papieren niet-toegelaten biociden vervoeren.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
75
|
75 van de wet
|
Onjuiste of onvolledige administratie van biociden.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
76
|
75 van de wet en 25 van het besluit
|
Biociden voor een ander toepassen of voorhanden hebben zonder een deugdelijke administratie
als bedoeld in artikel 25 van het besluit.
|
1.000
|
1.000
|
500
|
500
|
250
|
50
|
77
|
78, tweede lid van de wet
|
Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de administratie
van de wijze van gebruik van een biocide.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
78
|
79 van de wet
|
Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de uitvoering van
goede praktijken bij het toepassen van biociden.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
79
|
80, eerste lid van de wet en 29, tweede lid van het besluit
|
Een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig, terwijl dat in het geheel
niet is toegestaan
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
80
|
80, eerste lid van de wet en 29, derde lid van het besluit en 8.7 van de regeling
|
In strijd met een of meer voorschriften een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
81
|
80, eerste lid van de wet en 30 van het besluit
|
Een gasvormig of gasvormend biocide in een besloten ruimte toepassen in afwijking
van het bepaalde in artikel 30 van het besluit.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
82
|
80, eerste lid van de wet
|
Een andere overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over het
gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken of materialen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
83
|
81 van de wet, en 31, eerste lid, dan wel 32, eerste lid van het besluit
|
Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning
of melding een biocide toepassen.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
84
|
81 van de wet en 31, eerste lid, en 32, eerste lid van het besluit
|
Een verplichte melding op onjuiste wijze of te laat doen.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
85
|
87, zesde lid, van de wet
|
In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
86
|
115 van de wet
|
Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.
|
2.000
|
2.000
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
250
|
87
|
118 van de wet
|
Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld voorschrift,
voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen.
|
1.500
|
1.500
|
1.000
|
1.000
|
500
|
250
|
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt met uitzondering van artikel I, onderdelen B, R en T, in werking
op het tijdstip waarop het bij Koninklijke boodschap van 28 november 2012 ingediende
voorstel van wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering
van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei
2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Kamerstukken
II 2012/13, 33 490, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt.
-
2. Artikel I, onderdelen B, V en X, treden in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
1 Inleiding
De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: regeling) is aangepast
vanwege de inwerkingtreding van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement
en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van
biociden (PbEU, L 167) (hierna: verordening) op 1 september 2013. De inwerkingtreding
van deze verordening bracht met zich mee dat de nationale regelgeving op die datum
moest zijn aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekende dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden moest worden aangepast maar ook het daarop gebaseerde Besluit gewasbeschermingsmiddelen
en biociden en de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Met de voorliggende
wijzigingsregeling is wat betreft de regeling daarin voorzien.
2 Aanleiding en achtergrond
Voor de aanleiding en achtergrond van de wijziging van de Europese regelgeving inzake
biociden wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU)
Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het
op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Kamerstukken II 2012/13, 33 490, nr. 2).
3 Hoofdlijnen van het voorstel
De wijzigingen van de regeling die voortvloeien uit de verordening zijn technisch
van aard, in die zin dat er geen beleidskeuzen zijn maakt. Waar de verordening regels
bevat, zijn vergelijkbare bepalingen uit de regeling geschrapt.
De verordening vraagt verder in artikel 65 van de lidstaten dat de nodige maatregelen
worden genomen om naleving van de voorschriften te waarborgen. Wat betreft de regeling
is hiertoe bijlage XIII, waarin de hoogten van bestuurlijke boetes zijn vastgelegd,
aangepast aan de nieuwe situatie.
In verband met de duur van het overgangsrecht is bijlage XIII ook voorafgaand aan
de inwerkingtreding van de verordening geactualiseerd.
De nieuwe definitie van biociden in de verordening brengt met zich mee dat in situ
gegenereerde biociden onder de Europese biocidenregelgeving vallen. Dit zijn biociden
die op de plaats van toepassing worden gegenereerd of opgewekt. In Nederland werden
in situ gegenereerde biociden al tot biociden gerekend. Echter ozon, dat op de plaats
van toepassing wordt opgewekt en chloorverbindingen die op de plaats van toepassing
worden gegenereerd uit natriumchloride, werden daarvan uitgezonderd. Met de invoering
van de verordening is het niet meer toegestaan om deze biociden uit te zonderen. Daarom
zijn deze uitzonderingen uit de regeling geschrapt.
Voor een verdere toelichting met betrekking tot in situ gegenereerde biociden wordt
verwezen naar paragraaf 2.2 van de Memorie van Toelichting bij het bovengenoemde wetsvoorstel.
4 Verhouding tot bestaande regelgeving
Wat betreft de wijzigingen vanwege de verordening wordt verwezen naar paragraaf 4
van de Memorie van Toelichting bij bovengenoemd wetsvoorstel ter uitvoering van de
verordening.
Aanvullend is het van belang op te merken dat onder Richtlijn 98/8/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op
de markt brengen van biociden (PbEG L 123) (hierna richtlijn) een Europees stoffenbeoordelingsprogramma
is gestart voor de beoordeling van alle bestaande werkzame stoffen in biociden. Dit
programma is per 1 september 2013 onder de reikwijdte van verordening komen te vallen.
Voor het op de markt aanbieden van biociden waarvan de werkzame stof nog in beoordeling
is, mogen de lidstaten hun eigen systeem blijven toepassen. Dit mag tot twee jaar
na goedkeuring van de stof of tot een jaar na afkeuring van de stof. Omdat het stoffenbeoordelingsprogramma
traag op gang gekomen is, is momenteel ongeveer een kwart van de bestaande werkzame
stoffen beoordeeld. Dit brengt met zich mee dat de bepalingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden en het daaraan ten grondslag liggende besluit en de regeling voorafgaand
aan de wijzigingen in verband met de verordening voor zover nodig nog van toepassing
zullen blijven. Dit is geregeld in artikel 130a, vierde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden. De verwachting is dat het stoffenbeoordelingsprogramma nog loopt tot
2024, dus zal deze situatie nog meer dan 10 jaar blijven bestaan. De komende jaren
zal het aantal toelatingen onder het regime van de verordening uiteraard gaande weg
toenemen en die onder het oude nationale systeem afnemen.
Deze lange overgangsperiode brengt met zich mee dat de regeling voorafgaand aan de
aanpassing vanwege de verordening op een tweetal punten moest worden aangepast. Het
betrof het schrappen van verplichte beoordelingsmethoden en de bijbehorende bijlage
XV. Deze aanpassingen worden in de artikelsgewijze toelichting bij de betreffende
artikelen nader toegelicht.
5 Uitvoering en handhaving
De handhaving van de regeling is onder andere belegd bij de Inspectie voor de Leefomgeving
en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (ILT) en de Voedsel-
en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken (NVWA). Met deze wijzigingsregeling
is het Staatstoezicht op de mijnen hieraan toegevoegd. Voor een nadere toelichting
wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting, onderdeel N. Afgezien van dit
laatste blijven het toezicht en de handhavingsbevoegdheden ongewijzigd. De rol van
het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) als
bevoegde autoriteit blijft ook ongewijzigd.
6 Gevolgen
Voor een toelichting op de gevolgen van de verordening en gevolgen voor burgers, bedrijven
en andere overheden wordt verwezen naar paragraaf 6 van de Memorie van Toelichting
bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
ter uitvoering van de verordening.
7 Advisering en consultatie
De aanpassing van de regeling in verband met de verordening is in overleg en met goedkeuring
van de diverse betrokken partijen tot stand gekomen. Dit zijn de ministeries van EZ
en SZW, het Ctgb, de ILT en het Platform biociden. Het ministerie van VWS heeft zich
laten vertegenwoordigen door de nVWA. In het Platform biociden zijn de leveranciers
en gebruikers van biociden vertegenwoordigd.
De tabellen waarin de boetebedragen zijn genoemd, zijn samen met de ILT aangepast.
Op verzoek van de ILT zijn de categorieën biocidengebruikers in de boetetabel beter
afgestemd op de praktijk. Voor een nadere toelichting hierover wordt verwezen naar
onderdeel o van de artikelsgewijze toelichting.
Wat betreft het verdwijnen van de vrijstellingen voor het in situ genereren van ozon
en chloorverbindingen zijn de eerste contacten met bedrijven die bekend zijn gelegd.
De komende periode wordt het bedrijfsleven voorgelicht worden over de plichten die
voor hen voortvloeien uit de verordening.
8 Inwerkingtreding/overgangsrecht
De wijzigingen die direct verband houden met de verordening treden gelijktijdig in
werking met de bovengenoemde wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
De wijziging met betrekking tot het schrappen van de verplichte beoordelingsmethoden
en het actualiseren van bijlage XIII (onderdelen B, S en U), die van belang zijn voor
het overgangsrecht treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin deze wijzigingsregeling wordt geplaatst. Met deze onderdelen
is de regeling vooruitlopend op de wijzigingen in verband met de verordening geactualiseerd.
Dit is nodig omdat voorzien is dat nog gedurende vele jaren gebruikgemaakt zal worden
van het op de regeling gebaseerde overgangsrecht. Dit is het gevolg van de trage voortgang
van eerder genoemde Europees stoffenbeoordingsprogramma. Voor een nadere toelichting
hierover wordt verwezen naar paragraaf 4 van deze toelichting en de artikelsgewijze
toelichting bij de onderdelen B, S en U.
In verband met de inwerkingtreding van de verordening is afgeweken van de systematiek
van de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 181 en 2008/09, 29 515, nr. 270). Deze afwijking berust op de vierde afwijkingsgrond die betrekking heeft op Europese
of internationale regelgeving.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met dit onderdeel is daar waar Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
was genoemd dit vervangen door Ministerie van Economische Zaken.
Onderdeel B
Met dit onderdeel is artikel 3.4 vervallen. Dit artikel betrof het gebruik door het
Ctgb van beoordelingsmethoden die zijn opgenomen in bijlage XV van de regeling. Het
Ctgb dient te waarborgen dat aanvragen om toelating steeds op basis van de meest recente
beoordelingsmethoden en wetenschappelijke inzichten worden beoordeeld. Met het vervallen
van artikel 3.4 voorafgaand aan de inwerkingtreding van de verordening is dit ook
voor het overgangsrecht gewaarborgd.
Onderdeel C
Met dit onderdeel is hoofdstuk 3 vervallen. Dit hoofdstuk stelde regels met betrekking
tot de toelating en registratie van biociden. Dat aspect is thans middels hoofdstuk
VI van de verordening geregeld.
Onderdeel D
Ter verduidelijking is artikel 4.1, tweede lid, aangepast, op grond waarvan de Minister
van Economische Zaken op aanvraag een instantie waar proeven of analysen als bedoeld
in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009 worden uitgevoerd, kan erkennen.
Artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van de wet voorziet in een delegatiegrondslag
om bij regeling regels te stellen over de erkenning van proeven en analysen, bedoeld
in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009.
Onderdelen E tot en met J
Met deze onderdelen is hoofdstuk 4, wat gaat over erkenning van instanties, aangepast.
De artikelen 4.2 en 4.4, vijfde lid, zijn vervallen, omdat deze artikelen betrekking
hebben op de erkenning voor onderzoek- of ontwikkelingsdoeleinden voor biociden. Dit
was nodig omdat artikel 56 van de verordening een regeling geeft voor onderzoek en
ontwikkeling met betrekking tot biociden. De regels omtrent erkenning in het kader
van proeven, analysen en experimenten met (niet-)toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
blijven bestaan. Voor het besluit tot erkenning worden door de Minister van Economische
Zaken leges geheven.
Onderdelen K tot en met N
Met deze onderdelen zijn de artikelen 5.1, 5.2 en 5.3 aangepast. Dit was nodig omdat
de registratie van gegevens met betrekking tot biociden in de verordening is geregeld.
Zie ondermeer artikel 71 van de verordening.
Onderdeel O
Met dit onderdeel is artikel 7.3 vervallen. Dit artikel betrof het niet van toepassing
verklaren van een administratieve verplichting betreffende het op de markt brengen
van biociden voor niet-professioneel gebruik. Thans stelt artikel 68, eerste lid,
van de verordening eisen betreffende het houden van gegevens betreffende in de handel
gebrachte biociden.
Onderdeel P
Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot
vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam
gebruik van pesticiden (PbEU L 309) (hierna: richtlijn 2009/128/EG) verplicht lidstaten
om de luchtvaarttoepassing van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te verbieden,
tenzij haalbare alternatieven ontbreken of de luchtvaarttoepassing duidelijke voordelen
oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu vergeleken met een grondtoepassing.
Dit verbod is neergelegd in artikel 29 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en
biociden. Wel biedt dit artikel, conform richtlijn 2009/128/EG, de mogelijkheid hiervoor
een vrijstelling te verlenen. Vrijstelling wordt verleend als er sprake is van bedreiging
van de plantaardige productie. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden.
Deze voorwaarden zijn maatwerk en worden van geval tot geval vastgesteld. De voorwaarden
genoemd in de artikelen 8.2 tot en met 8.6 komen daarom te vervallen.
Onderdeel Q
Met dit onderdeel zijn de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aangewezen
als toezichthouder krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het SodM
houdt integraal toezicht op alle milieuaspecten die aan de orde zijn bij de delfstofwinning.
Het toezicht op het gebruik van biociden die in deze industrie worden gebruikt is
om deze reden bij het SodM belegd. Deze aanpassing was met name nodig vanwege de uitbreiding
van de reikwijdte van de wet met gebieden die vallen binnen de exclusieve economische
zone (EEZ).
Onderdeel R
Artikel 9.6, tweede lid, betreffende professioneel gebruik is geschrapt vanwege het
schrappen van dat begrip in het bovengenoemd wetsvoorstel tot wijziging van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van de verordening.
Onderdeel S
Met dit onderdeel is hoofdstuk 10 vervallen. Dit hoofdstuk handelde over dringende
vereiste biociden en vereenvoudigde uitbreidingstoelating van biociden. Dit vloeide
voort uit verplichtingen van de ingetrokken richtlijn, met name betreffende de overgang
naar regulering op basis van de richtlijn. Omdat de richtlijn is vervallen zijn de
artikelen overbodig geworden.
Onderdeel T
Met dit onderdeel zijn de bijlagen I en II vervallen. Bijlage I kon vervallen omdat
deze communautaire maatregelen betrof die betrekking hadden op de ingetrokken richtlijn.
Onderdeel U
Bijlage IX is vervallen vanwege het vervallen van het daarmee corresponderende artikel
1, derde lid van de wet. Dit artikel betrof het onder de reikwijdte van het begrip
biociden brengen van op de plaats van toepassing door middel van apparatuur gegenereerde
werkzame stoffen. Door de nieuwe definitie van biociden in de verordening is duidelijk
gemaakt dat deze zogenaamde in situ gegenereerde biociden onder de Europese biocidenregelgeving
vallen. De aparte regeling voor in situ gegenereerde biociden in Nederland en de daarop
gemaakte uitzonderingen in bijlage IX kon daarom vervallen.
Onderdeel V
Met dit onderdeel is Bijlage XIII, deel C geactualiseerd ten behoeve van het overgangsrecht.
In de afgelopen tijd is gebleken dat voor wat betreft biociden, ten aanzien van differentiatie
van de boetes, behoefte was aan meer aansluiting aan de praktijk. De biocidepraktijk
kent een brede schakering aan gebruikers en andere betrokken partijen. Uiteraard zijn
er wat betreft biociden ook toelatinghouders en distributeurs die handelingen verrichten
met biociden. Biociden voor niet-professioneel gebruik worden echter niet alleen ingezet
door particulieren, maar ook veelvuldig door bedrijven voor kleinschalige toepassingen.
Daarnaast is er een grote groep industriële gebruikers, die biociden toepassen in
het kader van het produceren van een product of een product waarin een biocide is
verwerkt. Deze gebruikers passen weliswaar middelen voor professioneel gebruik toe,
maar zijn vaak uitgezonderd van de verplichting te beschikken over een bewijs voor
vakbekwaamheid. Daarnaast nemen professionele gebruikers en agrariërs een deel van
het palet voor hun rekening. Omdat daarnaast mogelijk onvoorziene normadressanten
een rol kunnen spelen, is er behoefte aan een algemene categorie overtreders. Vanwege
deze diversiteit aan normadressaten is het aantal categorieën in bijlage XIII, deel
C uitgebreid.
Onderdeel W
Met dit onderdeel is de bovengenoemde Bijlage XIII, deel C vervangen door een bijlage
die is gebaseerd op de verordening. Hiermee is verdere invulling gegeven aan de verplichting
van artikel 65 van de verordening dat over sanctionering van overtredingen handelt.
Onderdeel X
Het vervallen van bijlage XV is gevolg van het schrappen van artikel 3.4. In verband
hiermee treedt dit onderdeel gelijktijdig in werking met onderdeel B.
Onderdeel Y
Bijlage XVI is vervallen vanwege het vervallen van artikel 3.7a waarop deze bijlage
was gebaseerd.
Artikel II
Voor toelichting over dit onderdeel wordt verwezen naar paragaaf 8 van het algemeen
deel van de toelichting.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.