Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 juni 2013, nr. WJZ/13077950, houdende wijziging van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn inzake enkele ingrepen en naamswijziging van een vissoort

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling dierenwelzijn wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a, aanhef, wordt de zinsnede ‘tot 1 mei 2013’ vervangen door: tot het moment waarop een besluit als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de Wet dieren, is vastgesteld en in werking treedt.

B

In artikel 2, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘tot 1 juni 2013’ vervangen door: tot het moment waarop een besluit als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de Wet dieren, is vastgesteld en in werking treedt.

C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de zinsnede ‘de volgende dieren’ vervangen door: de volgende diersoorten en dieren.

2. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. Seriola spp..

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdeel A, van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2013.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2013.

  • 3. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang 1 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 juni 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

De regeling wijzigt de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn op een drietal onderdelen. Het betreft de vrijstelling voor het mogen verrichten van twee in beginsel verboden ingrepen en de aanpassing van de aanduiding van voor productie te houden vissen.

1. Couperen schapenstaarten

Op grond van artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) is het verboden om lichamelijke ingrepen te verrichten bij dieren, waarbij een of meer delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat dit niet geldt voor ingrepen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. In het Ingrepenbesluit is vervolgens een aantal ingrepen als toegestaan aangewezen. Het couperen van schapenstaarten is als zodanig niet opgenomen in het Ingrepenbesluit. In het verleden is echter diverse malen een vrijstelling verleend van het verbod op het verrichten van deze ingreep voor bepaalde schapenrassen onder bepaalde voorwaarden. De reden daarvoor is de welzijnsaantasting die op kan treden bij een drietal schapenrassen als gevolg van hygiënische problemen door hun lange met wol bedekte staarten. De vrijstelling voor deze ingreep wordt thans gecontinueerd.

Voor de duur van de vrijstelling wordt aansluiting gezocht bij het moment van inwerkingtreding het toekomstige Besluit diergeneeskundigen, dat is gebaseerd op de Wet dieren. In dit besluit krijgen de toegestane ingrepen op grond van artikel 2.8 van de Wet dieren een plaats. De betreffende bepalingen in de Wet dieren vervangen de vergelijkbare bepalingen die in de huidige Gwwd zijn opgenomen.

Het is de verwachting dat het betreffende deel van de Wet dieren en het daarop gebaseerde Besluit diergeneeskundigen in de loop van 2013 in werking treedt. Daarmee zullen de vergelijkbare bepalingen over ingrepen in en op basis van de Gwwd komen te vervallen.

2. Vriesbranden bij runderen

Artikel 2, tweede lid, van het Ingrepenbesluit wijst de ingrepen aan die mogen plaatsvinden bij een dier voor zover zij dienen ter identificatie. Daarnaast is bepaald dat er bij een dier maximaal twee ingrepen ter identificatie mogen plaatsvinden.

Het vriesbranden van runderen is in principe aangewezen als toegestane identificatie-ingreep. Echter, omdat op grond van de Europese identificatie-regelgeving al twee identificatie-ingrepen (namelijk: een oormerk in elk oor) verplicht zijn, betekent het dat vriesbranden niet meer zou zijn toegestaan, omdat dit een derde ingreep op zou leveren. Daarom is in de onderhavige regeling een vrijstelling van het verbod op deze ingreep als derde identificatie-ingreep opgenomen. De reden voor de vrijstelling is gelegen in het feit dat vriesbranden voor een aantal bedrijven vooralsnog een belangrijke identificatiemethode is met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering. Deze ingreep maakt een individuele koe namelijk makkelijk te herkennen in een groep.

De vrijstelling is inmiddels diverse malen verlengd en wordt door middel van onderhavige regeling nogmaals gecontinueerd. Ook voor deze termijn is aansluiting gezocht bij hetgeen is bepaald in het ontwerp-besluit diergeneeskundigen onder de Wet dieren.

3. Aanduiding voor productie te houden vis

In het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren op basis van de Gwwd zijn dieren aangewezen die mogen worden gehouden met het oog op productie van bijvoorbeeld vlees, wol of melk. Door middel van diverse aanpassingen van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn is het aantal diersoorten dat gehouden mag worden voor de productie verder uitgebreid. In juli 2012 is de Yellowtail Kingfish aan deze lijst toegevoegd door middel van een wijziging van artikel 12 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn.

Nadien is echter verwarring ontstaan over de gewenste aanduiding van de vissoort. De Yellowtail Kingfish is een ondersoort behorend tot de familie met de aanduiding Seriola spp. Een vissoort van de Seriola-familie wordt doorgaans aangeduid met Seriola sp. De Yellowtail Kingfish is een soort van de Seriola-familie en behoort tot de ondersoort Seriola lalandi. Binnen de sector bestond de wens om de bredere familie Seriola spp. – dus inclusief de ondersoorten – als geschikt aan te duiden om voor productie te mogen houden, in plaats van alleen de specifieke vis Yellowtail Kingfish.

Om gehoor te kunnen geven aan dit verzoek moest worden onderzocht of een vrijstelling voor de gehele familie mogelijk was. Op basis van onderzoek verricht door Onderzoeksinstituut IMARES is geconcludeerd dat de hele visfamilie Seriola spp. geschikt is om te worden gehouden voor productie. Onderdeel C van de voorliggende wijzigingsregeling voorziet in de aanwijzing van deze visfamilie.

4. Vaste verandermomenten

Er zijn redenen om af te wijken van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Het onverkort vasthouden aan dit beleid, zou namelijk leiden tot grote private of publieke nadelen. De sector is namelijk gebaat bij een aansluiting van het moment van inwerkingtreding van deze regeling bij het moment waarop de twee vrijstellingen voor de genoemde ingrepen eindigen. Anders zou gedurende een korte periode een andere regime gelden, waarna opnieuw een wijziging doorgevoerd zou kunnen worden. Voor wat betreft de aanduiding van de voor productie te houden vis wordt slechts afgeweken van de invoeringstermijn.

5. Administratieve lasten

De regeling voorziet in een continuering van een bestaande situatie voor betreft de onderdelen A en B van artikel I (couperen schapenstaarten en vriesbranden runderen). Het verrichten van de genoemde ingreep brengt geen administratieve lasten of nalevingskosten voor bedrijven met zich mee. Dit geldt evenzo voor de naamswijziging van de voor productie te houden vis in onderdeel C van artikel I.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven