Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 14 juni 2013, CZW2013-0000335642, tot wijziging van bijlage I bij het Besluit beheer sociale-huursector (aanpassing gegevensopvraag forecast 2013 en prognosejaren 2014 tot en met 2018)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst;

Gelet op artikel 29, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage I bij het Besluit beheer sociale-huursector wordt vervangen door bijlage I die is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juni 2013

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST VAN 14 JUNI 2013, CZW2013-0000335642, TOT WIJZIGING VAN BIJLAGE I BIJ HET BESLUIT BEHEER SOCIALE-HUURSECTOR (AANPASSING GEGEVENSOPVRAAG FORECAST 2013 EN PROGNOSEJAREN 2014 TOT EN MET 2018)

Bijlage I bij artikel 25b, tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector dPi (de Prospectieve informatie) forecast 2013 en prognosejaren 2014 tot en met 2018

TOELICHTING

Met deze regeling is bijlage I bij het Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh) gewijzigd.

Bijlage I bij het Bbsh geeft een overzicht van de prospectieve informatie (dPi) die door de toegelaten instellingen jaarlijks moet worden verstrekt. Het betreft de vooruitzichten van de toegelaten instellingen voor de komende vijf jaar. De eerstvolgende prognosegegevens moeten voor 1 februari 2014 worden verstrekt en betreffen de jaren 2014 tot en met 2018.

Jaarlijks worden de prognosegegevens in meer of mindere mate aangepast. Dit jaar zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

  • In hoofdstuk 3.1 over de operationele kasstromen is een splitsing aangebracht tussen activiteiten die kunnen worden aangemerkt als diensten van algemeen economisch belang (daeb) en andere activiteiten (niet-daeb). De toegelaten instellingen kennen inmiddels de specificatie van hun huidig en toekomstig bezit in daeb en niet-daeb. Dergelijke specificaties zijn al opgenomen in de verantwoordingsinformatie.

  • In hoofdstuk 3 over de financiële prognose is onder ‘3.1 kasstroomoverzicht bij operationele kasstromen’ een onderscheid ingevoerd tussen enerzijds de saneringsheffing en anderzijds de beoogde verhuurdersheffing om zo zicht te krijgen op de opgave van de volumes van deze te onderscheiden posten. De verhuurdersheffing is ook geen sectorspecifieke heffing.

  • In hoofdstuk 3 over de financiële prognose zijn onder ‘3.2.1 toelichtingen kasstroomoverzicht’ vragen over de rentabiliteitswaardecorrectie vervallen. Deze komen in gewijzigde vorm terug in de verantwoordingsinformatie.

  • In hoofdstuk 3 over de financiële prognose zijn onder ‘3.2.3 toelichtingen kasstroomoverzicht de uitgangspunten en parameters kasstroomprognose’, vragen opgenomen over de door de toegelaten instelling gehanteerde parameters. Hier is een splitsing aangebracht tussen de uitgangspunten en parameters die worden toegepast voor daeb en niet-daeb bezit, voor zover er een verschil aanwezig is. De exploitatie en met name het beleid rond huurprijsstijgingen in het niet-daeb bezit kan aanzienlijk afwijken van die in het daeb bezit. Gemiddelden in hierin te hanteren stijgingspercentages kunnen in dat geval een vertekend beeld geven. Daarom is in de parameters deze aanvullende vraag ten aanzien van uitgangspunten voor het niet-daeb bezit, noodzakelijk.

  • In hoofdstuk 3.2.5 wordt een overzicht gegeven van de berekening van het faciliteringsvolume. Dit is een ten behoeve van het Waarborgfond Sociale Woningbouw in het opvraagprogramma reeds opgenomen overzicht. Het betreft een door het opvraagprogramma geautomatiseerde berekening.

Administratieve lasten

Het verwachte effect van de wijzigingen op de administratieve lastendruk is positief. Er zijn geen nieuwe vragen opgenomen, maar er is uitsluitend sprake van splitsingen van reeds bestaande vraagstellingen. Dit zal voor de toegelaten instellingen over het algemeen niet meer administratieve lasten met zich meebrengen, omdat geen telling moet plaatsvinden of gemiddelde moet worden berekend. Daarnaast zijn enkele vraagstellingen komen te vervallen. Met name de vervallen vragen in onderdeel 3.2.1 zullen tot een lastenverlichting leiden.

Afwijking van het systeem van vaste verandermomenten

Aangezien de toegelaten instellingen de prospectieve informatie eerst voor 1 februari 2014 moeten aanleveren, kan worden afgeweken van een periode van twee maanden tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van deze regeling. Het is echter wel van belang dat de toegelaten instellingen zo spoedig mogelijk weten welke gegevens zij moeten aanleveren.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

Naar boven