Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juni 2013, nr. 2013-0000329554 houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting IUCN Nederlands Comité (Tijdelijke subsidieregeling IUCN NL ten behoeve van DCNA 2013)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede lid, 18, eerste lid, en 22, vierde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. stichting:

Stichting IUCN Nederlands Comité (International Union for Conservation of Nature);

c. DCNA:

Dutch Caribbean Nature Alliance;

d. Trust Fund:

het door DCNA in 2006 opgerichte fonds.

Artikel 2

  • 1. De minister verstrekt aan de stichting een subsidie ten behoeve van het uitvoeren van het door de DCNA opgestelde en door de minister goedgekeurde activiteitenprogramma.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.

§ 2. De subsidieverlening

Artikel 4

De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

§ 3. Voorschotverlening

Artikel 5

De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.

§ 4. Subsidievaststelling

Artikel 6

De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister uiterlijk op 1 april na afloop van het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

§ 5. De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 7

  • 1. Van de subsidie wordt ten hoogste € 25.000,00 besteed aan de kosten die de stichting maakt voor het beheer van deze regeling.

  • 2. De stichting stelt de subsidie na aftrek van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking aan de DCNA en ziet toe op een juiste besteding van dit bedrag overeenkomstig het bepaalde in deze regeling en het in artikel 2 bedoelde activiteitenprogramma.

  • 3. Van het bedrag dat de stichting ter beschikking stelt aan de DCNA wordt ten minste 75 procent besteed aan de operationele kosten van het beheer van de bij DCNA aangesloten natuurparken.

  • 4. Het overige deel van het bedrag dat de stichting ter beschikking stelt aan de DCNA wordt besteed aan de operationele kosten van de DCNA.

Artikel 8

  • 1. De stichting zet zich actief in voor de belangen van DCNA in Nederland en Europa door middel van lobby- en communicatieactiviteiten.

  • 2. De stichting spant zich in voor het goed functioneren van het Trust Fund en draagt actief bij aan fondswerving voor derden.

  • 3. De stichting ziet er op toe dat bij de DCNA transparantie van bestuur en management wordt nageleefd.

Artikel 9

  • 1. De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht ten behoeve van het activiteitenprogramma, bedoeld in artikel 2.

  • 2. De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10 procent van de over het boekjaar verleende subsidie.

  • 3. De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de uitvoering van het activiteitenprogramma, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

Een subsidie die is verleend krachtens de Tijdelijke subsidieregeling IUCN NL ten behoeve van DCNA wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013 en vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling IUCN NL ten behoeve van DCNA 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 juni 2013

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling Stichting VSO (hierna: de oude subsidieregeling). Met de inwerkingtreding op 1 juli 2013 van de wijziging van de Wet overige BZK-subsidies (vanaf die datum ‘Kaderwet overige BZK-subsidies’ genaamd) is de grondslag voor de oude subsidieregeling vervallen, waardoor van rechtswege ook de regeling zelf is vervallen.

Op 1 januari 2010 is het Uniform Subsidiekader (USK), zoals dat is uitgewerkt in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, van kracht geworden. Doel daarvan is de lasten voor subsidieontvangers en de overheid bij de verstrekking van subsidies te verminderen. Daartoe is een uniform kader ingevoerd voor een eenvoudiger uitvoering en financieel beheer van rijkssubsidies. Het beoogde doel van het USK staat of valt echter met stroomlijning van de subsidieverstrekking binnen het departement. Om de stroomlijning binnen BZK te borgen zijn de uitvoeringsbepalingen zoveel mogelijk op één plek vastgelegd in plaats van in de afzonderlijke regelingen en verstrekkingen.

De wet- en regelgeving inzake de verstrekking van subsidies op het terrein van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat per 1 juli 2013 uit een drietal elementen, te weten:

  • 1. De Kaderwet overige BZK-subsidies (hierna: Kaderwet), waarin enkele algemene bepalingen zijn opgenomen, waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

  • 2. het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende misbruik en oneigenlijk gebruik. Via dit besluit vindt de beoogde standaardisering van subsidieverstrekking plaats, en wordt de basis gelegd voor de beoogde efficiencyslag, zowel in de uitvoering als bij de beleidsbepaling;

  • 3. subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.

Het in het Kaderbesluit neergelegde regime gaat uit van vertrouwen. Er wordt vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager zijn aanvraag indient op basis van juiste en volledige informatie, de activiteiten uitvoert waarvoor de subsidie is verstrekt en dat deze zich houdt aan de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daar staat tegenover dat als dat vertrouwen wordt beschaamd, daar ook sancties tegenover staan. Indien wordt vastgesteld dat een aanvrager op grond van onjuiste informatie subsidie heeft aangevraagd of zich niet aan de afspraken en verplichtingen houdt, dan wordt de subsidie teruggevorderd en wordt de aanvrager met naam en toenaam opgenomen in een daartoe ingericht register. Een dergelijke vermelding wordt betrokken bij de beoordeling van eventuele nieuwe subsidieaanvragen van de betreffende persoon of instantie (hoofdstuk 13 van het Kaderbesluit).

De onderhavige regeling bevat de aan de Kaderwet en het Kaderbesluit aangepaste regels voor de subsidiëring van de Stichting IUCN Nederlands Comité (hierna: de stichting). Met de vaststelling van deze nieuwe regeling is geen wijziging in de subsidierelatie beoogd, maar alleen de inbedding van de bestaande subsidie in het vernieuwde subsidiekader.

Met ingang van 1 juli 2012 zijn in het USK bepalingen opgenomen inzake de beperking van de duur van een subsidieregeling. Op grond hiervan moet in regelingen die geen einddatum kennen vóór 1 januari 2014 in een vervaldatum zijn voorzien die niet later ligt dan 1 juli 2017. Bij het vaststellen van een vergelijkbare regeling, het aanpassen van de vervaldatum of het vaststellen van een vervaldatum later dan vijf jaar na inwerkingtreding kan de daartoe strekkende regeling niet eerder worden vastgesteld dan vier weken nadat de regeling aan de Tweede Kamer is overlegd. In verband hiermee is in artikel 11 van de onderhavige regeling een horizonbepaling opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Deze subsidieregeling is bedoeld voor het veiligstellen van het natuurbeheer op de eilandgebieden van het Caribisch deel van het Koninkrijk. De stichting stelt de subsidie ter beschikking van de Dutch Caribbean Nature Alliance (DCNA) en houdt toezicht op de juiste besteding van de door BZK verstrekte middelen. In artikel 2, eerste lid, wordt een limitatieve opsomming gegeven van de activiteiten waarvoor de subsidie aan de stichting kan worden aangewend. Dit artikel komt overeen met artikel 3 van de oude subsidieregeling.

De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

Artikel 3

Op grond van artikel 18 van het Kaderbesluit wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een maximumbedrag, dat in de ministeriële regeling wordt vastgelegd. Hiertoe strekt artikel 3. De subsidie is maximaal het bedrag dat uit de subsidiebijlage van de begroting van het ministerie van BZK blijkt. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsbijstellingen volgens de normen van de Nederlandse rijksbegroting.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld. Aangezien op grond van deze regeling de stichting de enige mogelijke subsidieontvanger is, is de in de begroting vermelde maximum subsidie in feite tevens het subsidieplafond.

Artikel 4

Op de verstrekking van de subsidie aan de stichting zijn behalve de bepalingen van het Kaderbesluit de algemene bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Op grond van de oude subsidieregeling moest de stichting de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk op 1 november hebben ingediend. Artikel 4 bepaalt dat de stichting de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar uiterlijk op 1 oktober moet hebben ingediend. Dit is overeenkomstig de nieuwe standaardtermijn voor BZK-subsidies.

Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag de volgende bescheiden:

  • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;

  • c. een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • d. een tijdsplanning van de activiteit;

  • e. een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;

  • f. het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting staat;

  • g. het inschrijfnummer van de stichting bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit is de termijn waarbinnen de minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer de aanvraag op 1 oktober is ingediend, dient de minister op grond van artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit uiterlijk op 1 januari beslist te hebben over de subsidieverlening.

Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde regels of als de minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit).

Artikel 6

Deze regeling bevat geen regels met betrekking tot de subsidievaststelling. Dat betekent dat de aanvraag hiertoe ingevolge artikel 22 van het Kaderbesluit uiterlijk op 1 april van het jaar na het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft moet worden ingediend. Net als bij de aanvraag tot subsidieverlening moet hierbij gebruik worden gemaakt van een daartoe beschikbaar gesteld formulier. Op dit formulier wordt aangegeven welke gegevens daarbij moeten worden verstrekt; dit betreft in elk geval een eindverslag en een controleverklaring (artikel 23, eerste lid, van het Kaderbesluit).

De minister dient op grond van artikel 22, vijfde lid, van het Kaderbesluit binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag over de subsidievaststelling te beslissen.

Artikelen 7 en 8

In deze artikelen zijn enkele aanvullende verplichtingen voor het IUCN NL opgenomen, onder meer met betrekking tot de verdeling van de subsidiegelden. Deze bepalingen komen overeen met de artikelen 8 en 9 van de oude subsidieregeling.

Artikel 9

In dit artikel wordt de mogelijkheid tot het vormen van een egalisatiereserve geregeld. Hierbij geldt dat jaarlijks maximaal 10% van de over het boekjaar verleende subsidie aan de egalisatiereserve wordt toegevoegd en dat de egalisatiereserve ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende subsidie bedraagt. Het derde lid bepaalt dat de egalisatiereserve uitsluitend wordt aangewend voor kosten die direct samenhangen met de gesubsidieerde activiteiten. Ingevolge artikel 21, onderdeel e, van het Kaderbesluit moet de egalisatiereserve zo veilig mogelijk worden beheerd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven