Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 11 juni 2013, nr. IENM/BSK-2013/98205, houdende mandatering van de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bedoeld in artikel 40, Wet maritiem beheer BES (Mandaatbesluit artikel 40 Wet maritiem beheer BES)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 40 van de Wet maritiem beheer BES;

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

wet:

Wet maritiem beheer BES.

Artikel 2

  • 1. Aan de gezaghebbers van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt mandaat verleend voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bedoeld in artikel 40 van de wet.

  • 2. Uitvoering van het mandaat, bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig het Rampenbestrijdingsplan Caribisch Nederland.

Artikel 3

Een document dat ondertekend wordt op grond van dit besluit vermeldt aan het slot:

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

namens deze,

DE GEZAGHEBBER VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE, onderscheidenlijk SINT EUSTATIUS, onderscheidenlijk SABA,

gevolgd door de handtekening en de naam van de desbetreffende gezaghebber.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit artikel 40 Wet maritiem beheer BES.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum, nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

De Wet maritiem beheer BES (hierna: wet) bevat verschillende onderwerpen met betrekking tot het beheer van de wateren rond de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

In artikel 40 van de wet is voor de Minister van Verkeer en Waterstaat (tegenwoordig de Minister van Infrastructuur en Milieu, hierna: IenM) de bevoegdheid opgenomen om de noodzakelijke maatregelen te nemen in de territoriale zee en de exclusieve economische zone ter voorkoming, vermindering of het ongedaan maken van ernstige schadelijke gevolgen voor eerdergenoemde eilanden van een ongeval op zee of van met zo’n ongeval verband houdende handelingen nadat het heeft plaatsgevonden.

In Nederland heb ik een dergelijke bevoegdheid op grond van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee. Bij de uitvoering van die bevoegdheid heb ik voorzien in een mandaat aan de voorzitter van het Regionaal bestrijdingsteam Noordzeerampen. Bij de uitvoering van een dergelijke bevoegdheid is het immers zaak om adequaat en kundig maar ook snel te kunnen reageren.

Derhalve ligt het in de rede ook de bevoegdheid op te treden op grond van artikel 40 van de Wet maritiem beheer BES te mandateren aan een deskundige regionale instantie. De afstand maar ook het tijdverschil vormen immers een risico op vertraging wanneer deze bevoegdheid uitsluitend door mij vanuit Nederland zou kunnen worden uitgeoefend.

In artikel 40, vierde lid, van de wet is bepaald dat de Minister van IenM pas maatregelen neemt na overleg met de gezaghebber van het meest betrokken openbaar lichaam. De gezaghebber is immers op de hoogte van de relevante bijzonderheden rond het desbetreffende eiland en ook gelet op bijvoorbeeld zijn overige taken en bevoegdheden, goed in staat de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. In dat kader heb ik in overleg met de gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba besloten de bevoegdheid die mij toekomt op grond van artikel 40 van de wet aan hen te mandateren. Hiertoe strekt dit besluit.

Gelet op de specifieke aard van de gemandateerde bevoegdheid zal de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat dienstonderdeel Zee en Delta die belast is met de maritieme aangelegenheden in Caribisch Nederland, namens mij instructies opstellen met betrekking tot de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De HID Zee en Delta, zal bij de uitoefening van de bevoegdheid door de gezaghebbers ook als eerste aanspreekpunt fungeren zodat de verantwoordelijkheid van de Minister van IenM voor een juiste uitoefening van de bevoegdheden van artikel 40 voldoende geborgd blijft.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven