Opsporingsvergunning koolwaterstoffen Schiermonnikoog-Noord, Ministerie van Economische Zaken

Procesverloop:

  • Placid International Oil Ltd. (hierna: Placid) heeft op 1 juli 1992 een aanvraag ingediend voor een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor het gebied genaamd Schiermonnikoog-Noord. GDF SUEZ E&P Nederland B.V. (hierna: GDF) is de rechtsopvolger van Placid. GDF heeft per brief van 8 oktober 2009, ontvangen 9 oktober 2009, de aanvraag voor een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen, ingevolge artikel 6, van de Mijnbouwwet (hierna: Mbw), geactualiseerd. Het aangevraagde gebied, genaamd Schiermonnikoog-Noord, is gelegen in de provincies Friesland, Groningen en de territoriale zee. Het aangevraagde gebied heeft een oppervlakte van 62,23 km2. De aangevraagde geldigheidsduur van de vergunning is vijf jaar;

  • naar aanleiding van deze aanvraag is, ingevolge artikel 15, van de Mijnbouwwet, in het Publicatieblad van de Europese Unie van 23 januari 2013 (C 19/04) en in de Staatscourant van 18 februari 2013 (nr. 3885) een uitnodiging geplaatst voor het indienen van soortgelijke aanvragen voor een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor het gebied genaamd Schiermonnikoog-Noord;

  • TNO, adviesgroep EZ (hierna: TNO) heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZ) op 23 februari 2010 advies uitgebracht (kenmerk: AGE10-10.17);

  • Staatstoezicht op de mijnen (hierna: Sodm) heeft op verzoek van de Minister van EZ op 16 juni 2010 advies uitgebracht (kenmerk: 10093553);

  • de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Friesland en Groningen (hierna: GS) zijn op grond van artikel 16 Mbw, om advies gevraagd. GS van de provincie Groningen heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. GS van de provincie Friesland hebben bij brief van 22 november 2011 advies uitgebracht;

  • de Mijnraad heeft op 6 september 2010 advies uitgebracht (kenmerk: MIJR/ 10106640) op grond van artikel 105, derde lid, Mbw.

Overwegingen:

  • voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, geldt op het tijdstip van het in werking treden ervan, niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid, Mbw;

  • het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt verleend, bevat geen voorkomen waarvoor, op het tijdstip van het in werking treden ervan, een door een ander gehouden opslagvergunning geldt. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid, Mbw;

  • de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager geven geen aanleiding tot het weigeren van de gevraagde opsporingsvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, Mbw;

  • de manier waarop aanvrager voornemens is de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten geeft geen aanleiding de vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, Mbw;

  • aanvrager heeft niet onder een eerdere vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 25, eerste lid, Mbw blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin, daaronder mede verstaan maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder c, Mbw;

  • TNO beoordeelt het aangeboden werkprogramma in relatie tot het aangevraagde gebied adequaat en beoordeelt de kwaliteit van de geologische onderbouwing van de aanvraag als voldoende. Een duur van vier jaar lijkt TNO toereikend voor de opsporingsactiviteiten, waarbij TNO adviseert als voorwaarde op te nemen dat er voor het verstrijken van het tweede jaar een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister van EZ wordt overgelegd dat een onvoorwaardelijke boring bevat, te plaatsen uiterlijk in het derde jaar. TNO adviseert onder deze voorwaarde aan GDF een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen te verlenen;

  • Sodm heeft advies uitgebracht over de technische capaciteiten van GDF. GDF is een ervaren operator die in veel opsporings- en winningsvergunningen actief is. Sodm heeft geen ervaringen met GDF opgedaan die resulteren in twijfel over de technische capaciteiten van GDF;

  • GS van de provincie Friesland vragen in hun advies aandacht voor het volgende:

    • 1. GS kan GDF niet beoordelen op technisch en financieel gebied,

    • 2. de locatiekeuze,

    • 3. het Streekplan Fryslân; er kan geen nieuwe gaswinning op de Waddeneilanden komen,

    • 4. m.e.r.-plicht,

    • 5. het verkrijgen van alle vereiste vergunningen en ontheffingen, voordat met aanleg van de boorlocatie wordt begonnen,

    • 6. schade en het voorkomen en compenseren hiervan bij schade aan belangen van derden en aan kabels en leidingen,

    • 7. het mogelijk sluiten van het gebied voor alle bodemroerende activiteiten in het kader van het akkoord: “Visserij in beschermde gebieden”,

    • 8. een nieuwe boorlocatie in Natura-2000-gebied,

    • 9. veiligheid in verband met de dichtbij gelegen hoofd transportroute voor gas,

    • 10. het broedseizoen,

    • 11. een boorlocatie in het gebied van de vergunningaanvraag doet afbreuk aan de recreatieve belevingswaarde van het gebied,

    • 12. het in kaart brengen van de cumulatieve gevolgen van omvangrijke economische activiteiten in of nabij de Waddenzee,

    • 13. monitoren van winningsactiviteiten en vaststelling van de nulsituatie.

Met betrekking tot het advies van GS van de provincie Friesland wordt het volgende overwogen:

algemeen

In veel van de naar voren gebrachte onderwerpen worden de onderwerpen ruimtelijke ordening, milieu en natuur genoemd. Deze onderwerpen komen niet aan de orde bij de verlening van een opsporingsvergunning, maar spelen een rol bij de besluitvorming over opvolgende vergunningen.

In het algemeen wordt opgemerkt dat het hier een aanvraag om een opsporingsvergunning betreft, derhalve een vergunning die aan de vergunninghouder enkel het alleenrecht geeft om in het in de vergunning bepaalde gebied delfstoffen op te sporen, oftewel onderzoek te doen naar de aanwezigheid van delfstoffen, dan wel naar nadere gegevens daaromtrent, met gebruikmaking van een boorgat. Kortom, er mogen nog geen delfstoffen, qua volume van enige betekenis, worden onttrokken aan de ondergrond. Indien echter de vergunninghouder ten behoeve van de opsporings-werkzaamheden een boring zal doen, dan dient hij te voldoen aan eisen die aan boringen gesteld worden in de Mbw en -regelgeving en andere toepasselijke wetgeving, zoals op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en natuur.

technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager, nummer 1:

Op basis van de thans beschikbare gegevens, de adviezen van Sodm en TNO en de aanvraag beschikt de Minister van EZ niet over informatie waaruit zou blijken dat de financiële capaciteiten en technische capaciteiten van GDF ontoereikend zouden zijn. Integendeel, in het hierboven genoemde advies van Sodm wordt gesteld dat GDF een ervaren operator is die in veel opsporings- en winningsvergunningen actief is en dat er geen ervaringen met GDF zijn opgedaan die resulteren in twijfel over de technische capaciteiten van GDF.

boorlocatie en mogelijke effecten van de toekomstige mijnbouwinstallatie, nummers 2, 8 en 11:

Uiterlijk binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, dient de vergunninghouder te vermelden waar de boring exact zal worden verricht en is dus de locatiekeuze bekend. De mogelijke effecten van de toekomstige mijnbouwinstallatie spelen in een opsporingsvergunning nog geen rol. Dit komt aan de orde bij de vergunningen die voor de locatie nodig zijn.

m.e.r.-plicht en vereiste vergunningen en ontheffingen voor aanleg boorlocatie, nummers 4 en 5:

Een opsporingsvergunning is geen m.e.r.-plichtig besluit. Indien de vergunninghouder een boring zal doen, dan dient hij te voldoen aan eisen die gesteld worden in de Mbw en -regelgeving en andere toepasselijke wetgeving, zoals op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en natuur, met inbegrip van de m.e.r.-regelgeving.

winningsactiviteiten en risico van schade nummers 6 en 13:

Alvorens met de winningsactiviteiten kan worden begonnen, is de instemming van de Minister van EZ met een winningsvergunning voor koolwaterstoffen, ingevolge artikel 6 Mbw en een winningsplan, overeenkomstig artikel 34, derde lid, Mbw in samenhang met artikel 24, van het Mijnbouwbesluit en een omgevingsvergunning nodig. Voor de beoordeling of met een winningsplan kan worden ingestemd, wordt getoetst aan planmatig beheer van voorkomens van delfstoffen en risico van schade ten gevolge van bodembeweging.

Het monitoren van het winningsproces komt aan de orde bij de beoordeling omtrent de instemming met het winningsplan.

het toetsingskader van een opsporingsvergunningaanvraag, nummers 3, 7, 8, 9, 10, 11 en 12:

De onderwerpen Streekplan Fryslân, Natura-2000, het visserij akkoord en het broedseizoen en het in kaart brengen van de cumulatieve gevolgen van omvangrijke economische activiteiten in of nabij de Waddenzee vallen buiten het kader van deze opsporingsvergunning. Deze onderwerpen kunnen een rol spelen bij de besluitvorming over opvolgende, meer uitvoeringsgerichte vergunningen. Zo wordt het onderwerp milieu beoordeeld in het kader van de omgevingsvergunning, die nodig kan zijn voor een mijnbouwwerk voor de opsporing en winning van koolwaterstoffen. Ook het belang van veiligheid is een criterium dat wordt beoordeeld in het kader van de omgevingsvergunning die nodig kan zijn voor een mijnbouwwerk.

De vergunninghouder moet voldoen aan de in zo’n vergunning opgenomen voorschriften en/of de algemene wettelijke regels die van toepassing zijn op de activiteit, waaronder regels met betrekking tot milieu en veiligheid. Sodm houdt toezicht op de naleving van deze voorschriften en regels. Het onderwerp natuur wordt beoordeeld in het kader van de natuurwetgeving;

  • de Mijnraad adviseert een opsporingsvergunning aan GDF te verlenen voor het aangevraagde gebied, voor de duur van vier jaar, onder de voorwaarde dat GDF in het tweede jaar een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister van EZ zal overleggen en uiterlijk in het derde jaar een boring verricht;

  • gelet op de Mbw, de aanvraag en de uitgebrachte adviezen kan verlening van de opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor het aangevraagde gebied Schiermonnikoog-Noord plaatsvinden, met een tijdvak van vier jaar, onder het stellen van hierna genoemde beperkingen en voorschriften:

Gelet op:

de artikelen 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde lid en vierde lid, eerste volzin, artikel 12, 13, eerste lid, 15, 16 en 105, derde lid, van de Mijnbouwwet, alsmede artikel 1.3.1, van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel 1

Aan GDF SUEZ E&P Nederland B.V. (hierna: de vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend voor het gebied genaamd Schiermonnikoog-Noord.

Artikel 2

De vergunning geldt voor het gebied gelegen in de provincies Friesland, Groningen en in de territoriale zee en wordt begrensd door de rechte lijnen tussen de puntenparen A-B, B-C, C-D, D-E, E-F en F-G en de lijn zoals deze is beschreven in de bijlage van de Mijnbouwwet. De coördinaten van deze punten zijn:

Punt

X

Y

A

Punt L’, dat aangegeven is op de bij de Aanvullende overeenkomst van 14 mei 1962 bij het Eems-Dollard-verdrag gevoegde kaart.

 

B

218438,00

621003,00

C

222165,90

616882,48

D

217545,00

613430,00

E

213140,41

613003,13

F

213050,00

613950,00

G

209901,27

618100,00

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het coördinatiestelsel van de Rijksdriehoekmeting, zoals vermeld in artikel 1.2.2, eerste lid, onder a, van de Mijnbouwregeling.

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 62,23 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de op 1 juli 1992 ingediende aanvraag en de op 9 oktober 2009 aangevulde aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder neemt bij de uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarden in acht:

  • binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning deelt de vergunninghouder schriftelijk mee aan de Minister van Economische Zaken, onder vermelding van tijdstip, geologische structuur en diepte, de plaats waar de boring zal worden verricht;

  • uiterlijk in het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning wordt een boring geplaatst.

Artikel 5

Deze vergunning geldt vanaf het tijdstip waarop zij in werking is getreden tot vier jaar na het tijdstip waarop zij onherroepelijk is geworden.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: J.C. De Groot directeur Energiemarkt

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag, waarop dit besluit is verzonden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven