Besluit van de Minister van Economische Zaken van 6 juni 2013, nr. WJZ / 13082218, houdende de instelling van de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden van het Ministerie van Economische Zaken 2013 (Besluit instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EZ 2013)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. het ministerie:

het Ministerie van Economische Zaken;

c. de medewerker:

het personeelslid en gewezen personeelslid van het ministerie, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

d. de bezwaarde:

de medewerker die een bezwaarschrift heeft ingediend;

e. de commissie:

de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EZ.

Paragraaf 2. De commissie

Artikel 2

  • 1. Er is een Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EZ.

  • 2. De commissie heeft tot taak de minister te adviseren over de te nemen besluiten op haar door de minister voorgelegde bezwaren van medewerkers tegen beslissingen die jegens hen als zodanig zijn genomen door, namens of op voordracht van de minister, waarbij hun rechtspositioneel belang rechtstreeks is betrokken.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing als ingevolge enig wettelijk voorschrift een andere commissie over het betrokken bezwaar adviseert.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste vijf door de minister benoemde leden.

  • 2. Leden van de commissie zijn:

    • a. een door de minister aangewezen voorzitter, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. ten minste twee door de minister aangewezen medewerkers;

    • c. ten minste twee door de minister aangewezen leden op voordracht van het Departementaal Georganiseerd Overleg.

  • 3. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, niet zijnde lid van de commissie, die een medewerker is van het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4. Voor ieder lid van de commissie kan de minister ten minste één plaatsvervanger benoemen. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1. De leden van de commissie worden benoemd en ontslagen door de minister.

  • 2. De leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

  • 3. De leden van de commissie kunnen worden herbenoemd.

Artikel 5

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de commissie ontvangen een vergoeding van € 333,11 per vergadering.

  • 2. De leden en de plaatsvervangend leden van de commissie, met uitzondering van de door de minister als lid aangewezen medewerkers, ontvangen een vergoeding van € 256,24 per vergadering.

Artikel 6

  • 1. Per bezwaarbehandeling bestaat de commissie uit een voorzitter, een lid als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, en een lid als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder c.

  • 2. In gevallen, waarin het niet mogelijk blijkt een commissie samen te stellen overeenkomstig het eerste lid, bepaalt de voorzitter de samenstelling van de commissie.

Paragraaf 3. Verschoning en wraking

Artikel 7

  • 1. De leden van de commissie verschonen zich van de behandeling van zaken waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn geweest.

  • 2. De leden van de commissie kunnen worden gewraakt om aan de behandeling van in het eerste lid bedoelde zaken deel te nemen.

  • 3. De leden van de commissie, met uitzondering van de gewraakte leden, beslissen of de wraking wordt toegestaan. Bij staken van stemmen is de wraking toegestaan.

Paragraaf 4. Bijzondere bepalingen over de werkwijze van de commissie

Artikel 8

  • 1. Iedere medewerker is verplicht alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken die de commissie nodig acht voor het uitbrengen van een advies.

  • 2. De commissie kan daarvoor in aanmerking komende derden oproepen voor het verkrijgen van inlichtingen die zij behoeft, mits over daarmee gemoeide kosten vooraf overeenstemming bestaat met de minister.

Artikel 9

  • 1. De commissie kan zich door deskundigen van advies en verslag laten dienen.

  • 2. De commissie kan overlegging vorderen van ter zake dienende bescheiden.

  • 3. De commissie is bevoegd een onderzoek ter plaatse in te stellen of te doen instellen.

Artikel 10

  • 1. De bij de behandeling van een zaak betrokken leden van de commissie stellen het advies van de commissie vast bij meerderheid van stemmen. Geen van de betrokken leden onthoudt zich van stemming.

  • 2. De secretaris bereidt het schriftelijk advies van de commissie voor.

  • 3. De bij de behandeling van een zaak fungerend voorzitter en fungerende secretaris van de commissie ondertekenen het advies.

  • 4. De secretaris zendt het advies en het verslag van de hoorzitting aan de minister.

Artikel 11

Het is de leden en de secretaris van de commissie en hun plaatsvervangers verboden:

  • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt;

  • b. de gevoelens te openbaren, die tijdens de beraadslaging over het bezwaar zijn geuit;

  • c. over een aan hen voorgelegde zaak of over een zaak die, naar zij weten of kunnen vermoeden, aan hen zal worden voorgelegd zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met:

    • 1°. de bezwaarde, zijn raadsman of gemachtigde;

    • 2°. degene die het betrokken besluit heeft genomen of de door deze aangewezen vertegenwoordiger;

  • d. enige schriftelijke informatie in ontvangst te nemen van de in onderdeel c bedoelde personen of dezen in de gelegenheid te stellen anderszins hierover mededelingen aan hen te doen, met uitzondering van informatie of mededelingen aan de secretaris in het kader van de normale secretariaatswerkzaamheden.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

De bezwaren die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn voorgelegd aan de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I, ingesteld bij Besluit Instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I 2012, en waarover nog geen advies over de te nemen beslissing op bezwaar is uitgebracht, worden geacht aan de in artikel 2 van dit besluit bedoelde commissie te zijn voorgelegd.

Artikel 13

De benoeming van de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zittende leden en plaatsvervangende leden van de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I 2012 blijft, behoudens tussentijds ontslag, van kracht tot 1 april 2016.

Artikel 14

Het Besluit instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I 2012 en het Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 7 januari 2011, nr. DBV/HRM/10183330: vergoeding commissie advisering bezwaarschriften personeelsleden EZ, worden ingetrokken.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EZ 2013.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 juni 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven