Reglement erkenning leerbedrijven van het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven van SVO

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

1. Kenniscentrum SVO:

het bestuur van het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven zoals bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).

2. Leerbedrijf:

het bedrijf dat of de organisatie die op grond van dit reglement bevoegd is om de beroepspraktijkvorming te verzorgen voor een mbo-opleiding of een groep van mbo-opleidingen zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

3. Reglement:

reglement erkenning SVO leerbedrijven.

4. Onderwijsdeelnemer:

vmbo- of mbo-leerling.

5. Onderwijsinstelling:

school voor vmbo of mbo.

6. Uitzend- of detacheringorganisatie:

de organisatie die fungeert als werkgever waar de mbo- deelnemer in het kader van opleiden geplaatst wordt bij een door SVO erkend leerbedrijf.

7. Beroepspraktijkvorming (BPV):

het onder bedrijfsomstandigheden leren van praktische vaardigheden in de beroepscontext.

8. Adviseur praktijkopleiding:

de adviseur praktijkopleiding ondersteunt het leerbedrijf om structureel te werken aan een goede kwaliteit van leren.

9. Praktijkopleider:

een natuurlijk persoon binnen het leerbedrijf die verantwoordelijk is voor het praktijkleren en het begeleiden van deelnemers in de beroepspraktijk van het leerbedrijf.

Artikel 2. Doel

Uitsluitend bedrijven en organisaties die voldoen aan de bepalingen in dit reglement en die door het kenniscentrum als zodanig zijn erkend, zijn bevoegd om op te treden als leerbedrijf.

Artikel 3. Verzoek tot erkenning

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement wordt een erkenning afgegeven op verzoek van het bedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming wil verzorgen, of op verzoek van de uitzend- of detacheringorganisatie worden, met voorafgaande instemming, bedrijven of organisaties waar de beroepspraktijkvorming wordt verzorgd voorgedragen voor erkenning.

  • 2. De aanvraag heeft betrekking op één of meerdere kwalificaties of delen daarvan.

  • 3. Een aanvraag wordt uitsluitend in behandeling genomen indien dit een eerste aanvraag betreft of indien na een eerdere aanvraag en de nieuwe aanvraag tenminste zes maanden verstreken zijn.

Artikel 4. Beoordeling van het verzoek

  • 1. Het kenniscentrum verleent de erkenning indien naar haar oordeel aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan het kenniscentrum op grond van zwaarwegende redenen besluiten om de erkenning niet te verlenen.

  • 3. Aan de beoordeling van de aanvraag is het bedrijf of de organisatie verplicht zijn medewerking te verlenen.

Artikel 5. Voorwaarden voor erkenning

Het bedrijf of de organisatie wordt geacht:

  • 1. een goede en (sociaal) veilige leerplaats conform de ARBO-wet te zijn en werkzaamheden te bieden die behoren tot de werkprocessen van de opleiding waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid;

  • 2. voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de deelnemer door een door SVO Kenniscentrum erkende praktijkopleider;

  • 3. bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en het kenniscentrum en mee te werken aan de kwaliteitszorg BPV, door zich hierbij te laten ondersteunen door de Adviseur paktijkopleiding van SVO.

  • 4. akkoord te gaan met de vermelding van de bedrijfsgegevens in het openbare register leerbedrijven van SVO.

De eisen die aan een leerplaats en aan de begeleiding worden gesteld kunnen afhankelijk zijn van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend.

Voor de erkenning van leerbedrijven waarbij de uitzendorganisatie als werkgever fungeert wordt de uitzendorganisatie geacht:

  • 1. de beroepspraktijkvorming te laten plaatsvinden bij één of meerdere erkende leerbedrijven waarbij de BPV periode bij een erkend leerbedrijf minstens zes maanden aaneengesloten is;

  • 2. te zorgen voor een individueel opleidingsplan en een voortgangsregistratie van de deelnemer;

  • 3. bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en het Kenniscentrum.

Artikel 6. Verlenen van de erkenning

  • 1. Uiterlijk tien werkdagen na dagtekening van het verzoek als bedoeld in artikel 3 lid 1 beslist het kenniscentrum over de verlening van de erkenning en maakt dit aan het bedrijf of de organisatie bekend. Overschrijding van deze termijn is in uitzonderlijke gevallen toegestaan en dient in de beslissing te worden gemotiveerd.

  • 2. De erkenning wordt verleend voor één of meerdere kwalificaties of delen daarvan.

  • 3. De erkenning wordt verleend op vestigingsniveau.

  • 4. Van de beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrijf of de organisatie schriftelijk binnen 20 werkdagen na dagtekening van het verzoek tot erkenning in kennis gesteld. Indien de erkenning niet wordt verleend worden de redenen vermeld.

  • 5. De erkenning is geldig voor een periode van 4 jaar.

Artikel 7. Verlengen van de erkenning

  • 1. Na het verstrijken van de in artikel 6 lid 5 genoemde periode, wordt de erkenning voor dezelfde duur door het kenniscentrum verleend. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Van de beslissing over het verlengen wordt het leerbedrijf in kennis gesteld. Indien de verlenging geweigerd wordt, wordt het leerbedrijf schriftelijk onder opgave van redenen van deze beslissing op de hoogte gebracht.

Artikel 8. Intrekken van de erkenning

  • 1. Het Kenniscentrum zal besluiten tot intrekking van de erkenning, indien naar haar oordeel:

    • a. niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3 en 5, die aan het besluit tot erkenning ten grondslag hebben gelegen;

    • b. omstandigheden optreden waardoor de persoonlijke belangen van een mbo-deelnemer worden geschaad, waardoor in elk geval maar niet uitsluitend begrepen: omstandigheden waarbij sprake is van (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld en omstandigheden waarbij arbeid-, gezondheid-, milieu- en veiligheidsrisico’s optreden;

    • c. ander zwaarwegende omstandigheden optreden, waaronder in elk geval maar niet uitsluitend begrepen; maatregelen in het leerbedrijf door een toezichthoudende instantie op het leerbedrijf, waardoor de erkenning in redelijkheid niet kan worden gehandhaafd.

  • 2. Van intrekking van de erkenning wordt het leerbedrijf schriftelijk onder opgave van redenen door het kenniscentrum op de hoogte gebracht.

  • 3. Bij faillissement of overname vervalt de erkenning.

Artikel 9. Dienstverlening

Het leerbedrijf heeft recht op ondersteuning van het kenniscentrum bij het vervullen van de rol als leerbedrijf. Ondersteuning is gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leeromgeving en van het

praktijkleren. De erkenningsaanvraag wordt altijd door een bedrijfsbezoek van de Adviseur praktijkopleiding van SVO beoordeeld.

Artikel 10. Bezwaar

Indien de erkenning geweigerd, ingetrokken of niet verlengd wordt kan het bedrijf of de organisatie tegen de beslissing als bedoeld in de artikelen 6 lid 1, 7 lid 2 en 8 lid 1 binnen 6 weken na dagtekening van de beslissing bezwaar maken bij het kenniscentrum. Op de bezwaarprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (hoofdstuk 6).

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het SVO kenniscentrum.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012 en vervangt de oude regeling van 1 december 2010

Artikel 13. Wijzigingen

Wijzigingen in het reglement worden vastgesteld door het Bestuur van SVO Kenniscentrum.

Naar boven