Aanwijzingsbesluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Stadstoezicht Amsterdam in het kader van opsporing van strafbare feiten en het bestuursrechtelijke toezicht (in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht) op de naleving van het bepaalde bij of volgens de Taxiverordening gemeente Amsterdam 2012

Publicatiedatum in Gemeenteblad: 15 mei 2013

Nummer: 78 (Afdeling 3B)

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Overwegende dat:

  • op 1 oktober 2011 de Wet personenvervoer 2000 is gewijzigd ten einde de kwaliteit in het taxivervoer te bevorderen en de gemeentelijke bevoegdheden in het belang daarvan te versterken;

  • de gemeente Amsterdam door deze wetswijziging de mogelijkheid heeft gekregen om bij of volgens gemeentelijke verordening regels te stellen die in het belang zijn van de kwaliteit van het op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer;

  • het College zich ten doel heeft gesteld de kwaliteit van taxivervoer op de opstapmarkt in Amsterdam te verbeteren;

  • de gemeenteraad, gelet op het voorgaande, de Taxiverordening Amsterdam 2012 heeft vastgesteld, die op 8 november 2012 in werking is getreden;

  • in het kader van de organisatie van het toezicht en de handhaving op de Amsterdamse taximarkt een Handhavingsarrangement Taxi tot stand is gekomen tussen de gemeente Amsterdam, de Politie, het Openbaar Ministerie, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Belastingdienst;

  • in het kader van de handhaving van de Taxiverordening buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht, voor zover bevoegd, met ingang van 1 juni 2013 worden ingezet om (bestuursrechtelijk) toezicht te houden op de naleving van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en om de bij deze verordening strafbaar gestelde overtredingen op te sporen en te handhaven, en dat zij hiervoor door het College dienen te worden aangewezen;

  • het in aanvulling op de uitoefening van eerder genoemde bevoegden wenselijk is, ten behoeve van toezicht en handhaving van verkeersovertredingen op en rondom de taxistandplaatsen, dat medewerkers van Stadstoezicht, voor zover bevoegd, ook worden ingezet om overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer en overige daarop gebaseerde wettelijke voorschriften, op te sporen en te handhaven op grond van de Wet Administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder);

  • het ook wenselijk is, ten behoeve van toezicht en handhaving op de Amsterdamse taximarkt, dat medewerkers van Stadstoezicht, voor zover bevoegd, worden ingezet om overtredingen van het Wetboek van Strafrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, de Waterwet (verontreiniging oppervlaktewater) en de Wet bodembescherming (bodemverontreiniging) op te sporen en te handhaven;

  • het daarnaast wenselijk is om medewerkers van Stadstoezicht aan te wijzen voor de opsporing van en het toezicht op de naleving van onderstaande bepaling van de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009;

  • door middel van dit aanwijzingsbesluit het eerdere aanwijzingsbesluit d.d. 16 juni 2010 (nummer 103) van het College voor buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht op taxistandplaatsen in Amsterdam komt te vervallen en daarom dient te worden ingetrokken;

  • in het centrale aanwijzingsbesluit waarbij ambtenaren van Stadstoezicht als toezichthouder zijn aangewezen niet de hiervoor relevante bepalingen zijn opgenomen;

Gelet op:

  • artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan toezichthouders bij of volgens enig wettelijk voorschrift worden aangewezen;

  • artikel 87 lid 1 sub c van de Wet personenvervoer 2000 op grond waarvan de bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen personen bevoegd zijn tot het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of volgens de artikelen 82a en 82b van de Wet personenvervoer 2000;

  • de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar, bijlage A-1 Domeinlijst;

  • artikel 26, lid 2 en lid 5 en de lijst A, onder hoofdstuk IX punt 4 (Openbare orde en veiligheid) van de Verordening op de stadsdelen, op grond waarvan de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren van Stadstoezicht, belast met toezicht in de zin van Hoofdstuk 5, Titel 5.2 Algemene wet bestuursrecht, en het aanwijzen van ambtenaren van Stadstoezicht, belast met opsporing en vervolging van feiten, strafbaar gesteld in Amsterdamse verordeningen en keuren, is voorbehouden aan het College;

  • artikel 23 van de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009 op grond waarvan met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of volgens deze verordening zijn belast de volgens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren;

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 7 mei 2013 hebben besloten:

  • I. buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht, aangesteld in de functie van medewerkers Handhaving C en medewerkers Handhaving D, aan te wijzen als ambtenaren belast met het toezicht in de zin van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht op de naleving van de Taxiverordening;

  • II. buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht, aangesteld in de functie van medewerkers Handhaving C en medewerkers Handhaving D, aan te wijzen als ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten vanwege het niet naleven van de volgende bepalingen in de Taxiverordening:

    • artikel 2.3 lid 1 van de Taxiverordening (taxxxivergunning);

    • artikel 2.4 van de Taxiverordening (gebruik taxxxilogo);

    • artikel 2.15 van de Taxiverordening (toonplicht taxxxiraamkaart);

  • III. buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht, aangesteld in de functie van medewerkers Handhaving C en medewerkers Handhaving D, aan te wijzen als ambtenaren belast met het toezicht in de zin van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht op de naleving van artikel 18 van de Afvalstoffen Verordening Amsterdam 2009 (verbod achterlaten straatafval en andere afvalstoffen), en deze buitengewoon opsporingsambtenaren aan te wijzen als ambtenaren belast met de opsporing en vervolging van dit feit, gepleegd binnen het grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • IV. te bepalen dat het collegebesluit van 16 juni 2010 (nummer 103), waarbij buitengewoon opsporingsambtenaren van Stadstoezicht zijn aangewezen als toezichthouder in het kader van bestuurlijk toezicht op taxistandplaatsen, wordt ingetrokken;

  • V. te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 juni 2013.

Burgemeester en wethouders voornoemd, A. van Gils, secretaris.

E. van der Laan, burgemeester.

Naar boven