Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 22 mei 2013, nummer WBN-A 2013/3, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Aruba

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Aruba wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1/1-1-g Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

Of en vanaf welk moment sprake is van toelating is op zich een vreemdelingenrechtelijke vraag en moet door het bevoegd gezag in Aruba beantwoord worden. In het Arubaans vreemdelingenrecht moet rekening worden gehouden met de toepasselijke Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (LTUV) en jurisprudentie.

Let op! Per 1 juli 2006 is de Landsverordening toelating en uitzetting (LTU) gewijzigd in Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (LTUV). In de Handleiding wordt verwezen naar beide landsverordeningen door het gebruik van de afkorting LTU(V).

Toelating in Aruba moet door de vreemdeling worden aangetoond aan de hand van een verblijfsdocument. Zie hiervoor paragraaf 2 Toelating.

Let op! Het aantonen van toelating met een bewijsmiddel (verblijfsdocument) geldt ook voor minderjarige vreemdelingen die op grond van de LTU(V) zelfstandig in het bezit moeten zijn van een verblijfsdocument.

B

Paragraaf 2/1-1-g Toelichting ad artikel 1, eerste, lid aanhef en onder g HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 2. Toelating

‘Toelating’ betekent in de Arubaanse situatie concreet dat een vreemdeling (niet-Nederlander) verblijfsrecht heeft in Aruba op grond van de LTU(V). Het verblijfsrecht voor een niet-Nederlander kan voor een bepaalde of onbepaalde tijd zijn. De vreemdeling verblijft in de volgende gevallen rechtmatig in Aruba als hij in het bezit is van één van de volgende documenten:

  • 1. een vergunning tot tijdelijk verblijf (artikel 6, tweede lid, LTUV jo. artikel 7 LTUV); of

  • 2. een vergunning tot verblijf (artikel 6, derde lid, LTUV jo. artikel 7a LTUV); of

  • 3. een verklaring van toelating van rechtswege (artikel 3 LTU(V)); of

  • 4. een verklaring van toelating van rechtswege op grond van het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, uit het voorstel (ZJ 2011-2012-736) tot aanpassing van de LTU(V).

Ad 1 en 2:

Instemming door het bevoegd gezag houdt in dat een daartoe strekkend besluit inhoudende de verstrekking van een verblijfsrecht van een bevoegde overheidsinstantie vereist is. Uit artikel 7 en artikel 7a LTU(V) volgt dat een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) en de vergunning tot verblijf worden verleend namens de minister, belast met vreemdelingenzaken.

Ad. 3:

Het bevoegd gezag geeft op uitdrukkelijk verzoek van de vreemdeling een daartoe strekkende verklaring af waarin de status op grond van de LTU(V) wordt bevestigd.

Ad. 4:

Anticiperend op de wijziging van de LTU(V) verstrekt de Arubaanse vreemdelingendienst (DIMAS) op verzoek van de vreemdeling een verklaring inhoudende dat de vreemdeling geacht moet worden de status van rechtswege toegelaten vreemdeling te hebben op grond van de Landsverordening, zoals deze komt te luiden nadat wetsvoorstel (ZJ 2011-2012-736) is aangenomen. Dit is een toelating van rechtswege op grond van (beoogd) artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V).

Deze toelatingsmogelijkheid bestaat voor een niet-Nederlander die getrouwd is met en inwoont bij een op Aruba geboren of genaturaliseerde Nederlander of een persoon als bedoeld in de onderdelen a t/m f van artikel 3 LTU(V). Deze laatste personen kunnen ook niet-Arubaanse Nederlanders zijn of vreemdelingen die werkzaam zijn voor Aruba.

Staande het huwelijk van ten minste één Nederlander geadopteerde of rechtsgeldig door een Nederlander erkende minderjarige inwonende kinderen krijgen ook een toelating van rechtswege. Veelal zullen deze minderjarigen door de adoptie of de erkenning het Nederlanderschap hebben gekregen. Als dat niet het geval is en er sprake is van een verzoek om medenaturalisatie op grond van artikel 11 RWN dan geldt een verklaring ex het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V) als toelating voor onbepaalde tijd.

Voorafgaande aan het verlenen van een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf wordt in de regel aan de vreemdeling een Voorlopige Toelating tot Aruba (VTA) verstrekt. De datum van binnenkomst met ‘VTA’ wordt gehanteerd als datum van eerste toelating mits op dat moment aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan. Bij toelatingen zonder VTA is de datum van eerste toelating de datum van de beslissing (ondertekening) van de eerste vergunning tot (tijdelijk) verblijf.

C

Paragraaf 3/1-1-g Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 3. Toelating voor onbepaalde tijd

‘Toelating’ betekent in de Arubaanse situatie concreet dat een vreemdeling (niet-Nederlander) verblijfsrecht heeft in Aruba op grond van de LTU(V). Het begrip ‘toelating voor onbepaalde tijd’ betekent hetzelfde als het begrip ‘geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd’ in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN. Een vreemdeling tegen wie het verblijf voor onbepaalde tijd in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen bedenkingen bestaan, voldoet aan het vereiste ‘toelating voor onbepaalde tijd’. Op de wijze als beschreven in de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN kan worden beoordeeld of wordt voldaan aan dit vereiste. Hieronder volgt een korte toelichting.

Bij een vreemdeling die in Aruba in het bezit is van een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) moet worden beoordeeld of sprake is van een toelating op grond waarvan sprake is van bestendig verblijf dat naar zijn aard voor onbepaalde tijd is. Een en ander hangt af van de beperking (de ‘reden’ van verblijf, het verblijfsdoel) waaronder de vergunning is verleend, soms aangevuld met het aantal aaneensluitend aan de vreemdeling verleende vergunningen met die bepaalde beperking.

Een vreemdeling die in het bezit is van een vergunning tot verblijf heeft altijd toelating voor onbepaalde tijd in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN.

Ten aanzien van een vreemdeling die verblijf van rechtswege heeft in Aruba op grond van artikel 3 van de LTU(V) geldt het volgende. Deze vreemdeling (niet-Nederlander) is weliswaar van rechtswege toegelaten in Aruba op grond van artikel 3 LTU(V), maar dit betekent niet dat er altijd ook sprake is van verblijf voor onbepaalde tijd in de zin van de RWN. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8 lid 1 onder b RWN.

D

Paragraaf 5/1-1-g Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 5. Onafgebroken periode(n) van toelating/‘verblijfsgat’

Sinds 1 april 2003 is in verschillende artikelen in de RWN als voorwaarde opgenomen dat een vreemdeling een bepaalde periode, van één jaar (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, RWN), twee jaar (artikel 8, tweede lid, RWN), drie jaar (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, RWN, artikel 8, vierde en vijfde lid, RWN en artikel 11, derde, vierde en vijfde lid, RWN), vijf jaar (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, RWN), veertien jaar (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, RWN) of vijftien jaar (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder g en h, RWN) onafgebroken in (één van de landen van) het Koninkrijk moet zijn toegelaten. Dit houdt in dat in de vereiste periode van toelating geen zogeheten vreemdelingenrechtelijke ‘verblijfsgaten’ mogen voorkomen. Een verblijfsgat leidt tot een onderbreking van de termijn. Na de onderbreking begint de termijn opnieuw te lopen. Of sprake is van een verblijfsgat is een vreemdelingenrechtelijke vraag en moet in beginsel door de bevoegde autoriteiten van Aruba worden beantwoord.

Een aanvangsdatum van het verblijfsrecht (de toelating) werd tot 1 augustus 2009 om technische redenen (nog) niet vermeld op de vergunning tot tijdelijk verblijf. De datum van afloop van de vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) werd wel in het besluit opgenomen. Vergunningen tot tijdelijk verblijf worden in principe voor de duur van maximaal een jaar verstrekt.

De volgende verblijfsdoelen kunnen van een kortere duur zijn: vergunningen tot tijdelijk verblijf voor animeerpersonen en projectgebonden arbeid. In sommige gevallen is het ook volgens de LTU(V) en het beleid mogelijk om een vergunning voor een langere duur te verstrekken: Vergunningen tot tijdelijk verblijf voor renteniers kunnen voor de duur van het gegarandeerde inkomen worden afgegeven.

De Departamento di Integracion Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) hanteert ten aanzien van verblijfsgaten het volgende beleid.

Met betrekking tot aanvragen om een vttv ingediend na de datum van afloop van de voorafgaande vttv, moet een onderscheid worden gemaakt in de aanvragen van vóór 1 juli 2006 en aanvragen van na 1 juli 2006.

Aanvragen vóór 1 juli 2006

De vttv wordt geacht te zijn afgegeven voor de duur van een jaar. Dit betekent dat de late aanvragen niet hebben geleid tot een verblijfsgat als duidelijk is dat de vervaldatum van de nieuwe vergunning een jaar na datum verloop van de voorafgaande vergunning is. De vergunningen zijn qua vervaldatum aaneensluitend. Als de vervaldatum langer dan een jaar na datum vervolgaanvraag is, kan ervan worden uitgegaan dat sprake is van een verblijfsgat.

Aanvragen na 1 juli 2006

Aanvragen die binnen drie maanden na verloop van de vorige vergunning zijn ingediend zullen niet leiden tot een verblijfsgat. Deze aanvragen van een vttv worden behandeld als tijdig ingediend. Met betrekking tot aanvragen ingediend na 1 juli 2006 en na 3 maanden na afloop van de geldigheidsduur van een verblijfsdocument geldt als hoofdregel dat een verblijfsgat is ontstaan. Dit is af te leiden uit de datum verval van de afgegeven vttv welk een jaar na datum (late) indiening is bij vervolg aanvragen.

De Gouverneur onderzoekt aan de hand van het verblijfsdocument in samenhang met de beschikbare gegevens in de PIVA (en – als aanwezig – de gegevens in het NAVAS), de huidige verblijfsrechtelijke status van een optant of een naturalisandus en van de personen voor wie medeverkrijging/medeverlening is verzocht (artikelen 22, eerste lid, en 48, eerste lid, BVVN).

Als uit de overgelegde verblijfsdocumenten in samenhang met de beschikbare gegevens uit de PIVA en NAVAS c.q. de vreemdelingenadministratie niet duidelijk blijkt of de vereiste periode van toelating onafgebroken is geweest, zal de Gouverneur een bericht omtrent toelating (BOT) opvragen bij de DIMAS. De procedure hiervoor is omschreven in paragraaf 5.1.

E

Paragraaf 5.1/1-1-g Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 5.1. Procedure afgifte bericht omtrent toelating

  • een vreemdeling meldt zich bij de Gouverneur met als doel het Nederlanderschap aan te vragen;

  • de Gouverneur adviseert de vreemdeling over de wijze waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen (optie of naturalisatie). Aan de hand van deze informatie bepaalt de vreemdeling op welke wijze hij de Nederlandse nationaliteit wenst te verkrijgen. Welke periode van onafgebroken toelating voor de vreemdeling geldt, is afhankelijk van de vraag op grond van welke wettelijke bepaling deze het Nederlanderschap kan en wenst te verkrijgen;

  • de vreemdeling legt een optieverklaring af of dient een verzoek om naturalisatie in. Bij de aflegging van de optieverklaring of indiening van het verzoek om naturalisatie verstrekt de vreemdeling de benodigde gegevens (artikel 6, eerste lid, BVVN en artikel 31, eerste lid, BVVN);

  • na betaling van de verschuldigde optie- of naturalisatiegelden, of na de beslissing tot vrijstelling of ontheffing van die betaling en na overlegging van de benodigde stukken, neemt de Gouverneur de optieverklaring of het verzoek om naturalisatie in behandeling (artikel 20 en 46, tweede lid BVVN);

  • de Gouverneur onderzoekt de verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling aan de hand van het verblijfsdocument in samenhang met de verblijfsrechtelijke gegevens in de PIVA (artikelen 22, eerste lid BVVN en artikelen 47 en 48, eerste lid BVVN). Ook onderzoekt de Gouverneur of aan de andere voorwaarden voor de verlening van het Nederlanderschap is voldaan;

  • als het verblijfsdocument en de PIVA voor de beoordeling van de optieverklaringen of verzoeken om naturalisatie niet of in onvoldoende mate uitsluitsel geven over de duur en de aard van toelating van de vreemdeling:

    • verzoekt de Gouverneur schriftelijk aan de DIMAS om afgifte van een BOT (artikel 4, eerste lid, BOT). In dit verzoek vermeldt de Gouverneur over welke periode en welke aard van toelating zich het bericht omtrent toelating dient uit te laten (artikel 4, tweede lid, BOT). De DIMAS hoeft dus niet zelf vast te stellen aan welke aard en periode van toelating de vreemdeling(en) in zijn of hun specifieke situatie moet(en) voldoen;

    • raadpleegt de DIMAS het dossier en het NAVAS en vermeldt de gegevens op het bericht omtrent toelating (modellen 1.32 of 2.18);

    • geeft de DIMAS een BOT af dat alleen betrekking heeft op de door de Gouverneur genoemde periode;

    • stuurt de DIMAS het ingevulde bericht omtrent toelating (met een afschrift van een procedure overzicht uit het NAVAS), voorzien van de datum van afgifte, een handtekening van de behandelend ambtenaar en een dienststempel terug naar de Gouverneur.

  • bij optie: de DIMAS stuurt het ingevulde bericht omtrent toelating (met een afschrift van een procedure overzicht uit het NAVAS), voorzien van de datum van afgifte, een handtekening van de behandelend ambtenaar en een dienststempel terug naar de Gouverneur. De Gouverneur beslist op de optieverklaring met inachtneming van de gegevens in het bericht omtrent toelating (en de andere stukken);

  • bij naturalisatie: de DIMAS stuurt namens de Minister belast met Vreemdelingenzaken in Aruba een kopie van het verblijfsdocument en het bericht omtrent toelating (met een afschrift van een procedureoverzicht uit het NAVAS), voorzien van de datum van afgifte, een handtekening van de behandelend ambtenaar en een dienststempel, door tussenkomst van de Gouverneur, naar de IND. De IND beslist op het verzoek met inachtneming van de gegevens in het bericht omtrent toelating (en de andere stukken);

  • Volgens jurisprudentie kan bij twijfel gemotiveerd worden afgeweken van de conclusie van de vreemdelingenautoriteit (DIMAS) of wel of niet sprake is geweest van verschoonbaarheid van een in de vreemdelingenadministratie aanwezig gat tussen de periodes van toelating.

F

Paragraaf 1/6-1-f ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

Een vreemdeling die een optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN, als cumulatief:

  • hij meerderjarig is: hij moet dus ten minste achttien jaar zijn of voordien getrouwd zijn (geweest). Zie voor uitleg van het begrip ’meerderjarige’ de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, RWN. Onder huwelijk wordt hier mede verstaan een in Europees Nederland of buiten Europees Nederland geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 1, tweede lid, RWN;

  • hij op enig moment in het bezit is geweest van de Nederlandse nationaliteit of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander;

  • hij op het moment van de bevestiging van de verkrijging gedurende een jaar of langer toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft.

    Voorbeeld:

    Henri, een oud-Nederlander, geeft les op een middelbare school op Aruba. Henri is in het bezit van een vttv afgegeven onder de beperking verrichten van arbeid. Als hij drie jaren is toegelaten, verzoekt zijn werkgever gemotiveerd een vergunning aan Henri te verlenen, die de toelating tot Aruba met maximaal een jaar verlengt. Henri krijgt voor de vierde maal een vttv afgegeven onder de beperking verrichten van arbeid. Ook het daaropvolgende jaar krijgt Henri, die nog altijd les geeft aan een middelbare school, een vttv afgegeven onder de beperking verrichten van arbeid. Henri kan nu aantonen dat hij ten minste één jaar toelating voor onbepaalde tijd op Aruba heeft en legt met succes een optieverklaring af.

    Voor een nadere uitleg van het begrip ‘verblijfsrecht met een niet-tijdelijk karakter’ en de wijze waarop kan worden beoordeeld of aan dit vereiste wordt voldaan, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN én artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN. Optant dient zijn rechtmatige verblijf aan de hand van een verblijfsdocument aan te tonen. Zie voor een uitleg van het begrip ‘hoofdverblijf’ de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, RWN. De periode van een jaar toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf moet ‘onafgebroken’ zijn. In deze periode mogen er dus geen zogenaamde ‘verblijfsgaten’ voorkomen. Een verblijfsgat leidt tot een onderbreking van de termijn. Na de onderbreking begint een nieuwe termijn van een jaar te lopen. Of wordt voldaan aan de vereiste periode van onafgebroken toelating zal de Gouverneur afleiden uit het verblijfsdocument en de gegevens uit de bevolkingsadministratie. In die situatie zal de Gouverneur de DIMAS verzoeken om aan hem een bericht omtrent toelating af te geven. Het is overigens de bedoeling dat een bericht omtrent toelating alleen wordt gevraagd als de Gouverneur niet of in onvoldoende mate beschikt over voldoende gegevens. Ook in gevallen waarbij de gegevens in het NAVAS en het overgelegde verblijfsdocument elkaar tegenspreken of er anderszins omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel bestaat over de juiste verblijfsrechtelijke positie van de optant, dient een bericht omtrent toelating te worden gevraagd. Voor de gevallen waarin en de wijze waarop een bericht omtrent toelating moet worden gevraagd, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN;

  • hij het Nederlanderschap niet heeft verloren door intrekking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend of verkregen, omdat hij na de totstandkoming van de naturalisatie of de optie niet al het mogelijke heeft gedaan om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen (artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of f, RWN);

  • hij het Nederlanderschap niet heeft verloren door intrekking door onze Minister omdat hij dit Nederlanderschap vóór 1 april 2003 heeft verkregen door naturalisatie die berust op een door hem gegeven valse verklaring of bedrog of op het verzwijgen van enig voor de naturalisatie relevant feit (artikel 14, eerste lid, RWN). De intrekking van het Nederlanderschap van een persoon op grond van artikel 14, eerste lid, RWN werkt niet verder terug dan tot 1 april 2003 (artikel II, eerste lid, RRWN). Op grond van artikel II, tweede lid, RRWN wordt deze persoon voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, RWN geacht niet het Nederlanderschap te hebben bezeten en kan dus op grond van dat artikellid niet opteren. Een persoon van wie het Nederlanderschap op grond van artikel 14, eerste lid, RWN ná 1 april 2003 is ingetrokken, wordt – de intrekking heeft terugwerkende kracht tot het moment van verkrijging – ook geacht niet het Nederlanderschap te hebben bezeten. Ook die persoon kan niet opteren op grond van het onderhavige artikellid;

  • er op grond van zijn gedrag geen ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6, vierde lid, RWN en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, RWN; en

  • hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).

G

Paragraaf 1/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

Dit artikellid strekt ertoe te waarborgen dat het (op grond van de LTU(V) gevoerde) vreemdelingenbeleid en het (op grond van de RWN gevoerde) naturalisatiebeleid met elkaar in overeenstemming zijn. De verlening van het Nederlanderschap mag het vreemdelingenbeleid immers niet doorkruisen.

Let op! Per 1 juli 2006 is de LTU gewijzigd in Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (LTUV).

In paragraaf 2 wordt aangegeven welke verblijfstitels er op grond van de LTU(V) in Aruba bestaan. In paragraaf 3 wordt aangegeven op welke wijze aan de hand van het verblijfsdocument van de verzoeker kan worden beoordeeld of er in beginsel al dan niet bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.

Verder wordt beschreven hoe te handelen wanneer de verzoeker niet beschikt over een verblijfsdocument, hij niet beschikt over het juiste verblijfsdocument, het verblijfsrecht behoort te worden ingetrokken, het verblijfsrecht van rechtswege is komen te vervallen of de verzoeker op grond van het vreemdelingenrecht niet behoeft te beschikken over een verblijfsdocument. In die gevallen kan de vraag of er bedenkingen bestaan in bovenbedoelde zin niet (eenvoudig) aan de hand van een verblijfsdocument worden beantwoord. Zie hiervoor paragraaf 5.

De uiteindelijke beslissing of een verzoeker om naturalisatie wel of niet voldoet aan het criterium uit artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b RWN ligt bij de IND die namens de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon oordeelt over de afwijzing of de inwilliging van het verzoek. Daartoe hanteert de IND de dienaangaande in de Nederlandse Handleiding verwoorde uitgangspunten op verblijfsrechtelijk terrein. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 1, eerste lid en onder g, paragraaf 3. Dit betekent dat een als vóórtdurend gekenmerkt verblijfsrecht (doel van het verblijfsrecht is niet-tijdelijk van aard) een verblijfsrecht is waarbij geen bedenkingen tegen het verblijf in het Europese deel van Nederland (dat hiervoor aansluit bij het Vreemdelingenbesluit), Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aanwezig zijn. Daarbij maakt het niet uit of de verblijfsvergunning met dat verblijfsdoel steeds moet worden verlengd. Het maakt daarbij ook niet uit of het verblijfsrecht zelf mogelijk afloopt en weer (met hetzelfde verblijfsdoel) moet worden verlengd.

H

Paragaaf 2/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 2. Verblijfsvergunningen en andere verblijfsdocumenten op grond van de LTU(V)

De LTU(V) onderscheidt de volgende verblijfstitels:

  • 1. Een vergunning tot tijdelijk verblijf (artikel 6, tweede lid, LTU(V); zie hierna sub 3.1 en 3.11).

    Deze vergunning wordt in de praktijk o.a. verleend voor de volgende verblijfsdoelen:

    • tijdelijk verblijf gezin (o.a. gezinshereniging, gezinsvorming);

    • tijdelijk verblijf voortgezet gezin/studie;

    • tijdelijk verblijf werk/arbeid (o.a. regulier, inwonende dienstbode en beroepspersonen);

    • tijdelijk verblijf rentenier: naar haar aard voor onbepaalde tijd, namelijk voor zolang de rentenier over gegarandeerd inkomen beschikt en dit kan aantonen;

    • tijdelijk verblijf studie;

    • tijdelijk verblijf voor verblijf bij garantsteller;

    • tijdelijk verblijf verblijven;

    • tijdelijk verblijf animeerpersoon;

    • tijdelijk verblijf projectverbonden;

    • tijdelijk verblijf stagiaire;

    • tijdelijk verblijf asiel.

    Al naargelang het verblijfsdoel worden de vergunningen tot tijdelijk verblijf voor verschillende perioden verleend c.q. verlengd. Dat een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt afgegeven wil niet zeggen dat er bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba. Zie sub 3 (Geen) bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd.

    Let op! Het kan voorkomen dat een vreemdeling een ‘tijdelijk’ verblijfsdoel heeft volgens het Arubaanse vreemdelingenrecht. Als het verblijfsrecht met de beperking ‘het verrichten van arbeid in loondienst’ vijf keer of meer is verstrekt, valt de ‘tijdelijkheid’ van het verblijfsrecht weg. Dan is feitelijk sprake van toelating voor onbepaalde tijd of van geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba in de zin van de RWN.

  • 2. Een vergunning tot verblijf (artikel 6, derde lid, LTU(V) jo artikel 7a; zie hierna sub 3.2).

    De vergunning tot verblijf is een vergunning voor onbepaalde tijd welke na verloop van tien jaren rechtmatig verblijf wordt afgegeven aan de vreemdeling.

  • 3. Een verklaring van toelating van rechtswege (artikel 3 LTU(V)).

    De volgende personen hebben op grond van artikel 3 LTU(V) van rechtswege verblijf in Aruba:

    • a. personen die in dienst zijn van een van de landen van het Koninkrijk of van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen ander land of van een internationale organisatie;

    • b. personen die in dienst zijn geweest van Aruba of vóór 1 januari 1986 in dienst waren van de Nederlandse Antillen of het eilandgebied Aruba en uit dien hoofde pensioen of uitkering bij wijze van pensioen genieten, alsmede de niet hertrouwde weduwen van zodanige personen;

    • c. in Aruba als zodanig toegelaten beroepsconsuls, beroepsconsulaire ambtenaren en ander consulair personeel;

    • d. militaire, gedurende de tijd dat zij in Aruba zijn gestationeerd;

    • e. opvarende van tot de zee- of luchtmacht van enige mogendheid behorende schepen of luchtvaartuigen, gedurende de tijd, dat Aruba met toestemming van de bevoegde autoriteit wordt aangedaan;

    • f. Nederlanders die gedurende langer dan vijf jaar onafgebroken in Aruba van rechtswege toelating hadden of krachtens vergunning.

    • g. de niet-Nederlander die gehuwd is met en inwoont bij een Nederlander en die beschikt over een verklaring van toelating van rechtswege op grond van het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g uit het voorstel (ZJ 2011-2012-736) tot aanpassing van de LTU(V);

    • h. de minderjarige niet-Nederlander die die beschikt over een verklaring van toelating van rechtswege op grond van het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g uit het voorstel (ZJ 2011-2012-736) tot aanpassing van de LTU(V).

Ad g en h:

In Aruba was tot 1 juli 2006 het vreemdelingenrecht niet van toepassing op de niet-Nederlandse huwelijkspartner van een Arubaanse Nederlander. De niet-Nederlandse partner was ‘niet-toelatingsplichtig’ en daarmee rechtmatig op Aruba. De Immigratiedienst van Aruba verstrekte op verzoek een (niet-constitutieve) ‘verklaring-niet toelatingsplichtig’. Naturalisatie was wel mogelijk. De niet-Nederlander had rechtmatig verblijf en bij de huwelijkspartner van een onderdaan wordt als hoofdregel aangenomen dat de verblijfsrechtelijke positie in beginsel van niet-tijdelijke aard is.

Een verklaring-niet toelatingsplichtig in de zin van artikel 1 LTU wordt vanaf 1 juli 2012 niet meer afgegeven aan niet-Nederlanders, zonder dat de LTU(V) een nieuwe voorziening kent. Vanaf 1 juli 2012 kunnen alleen Nederlanders in de zin van artikel 1, eerste lid aanhef en onder a t/m c, LTU(V) aanspraak maken op een dergelijke verklaring.

Wel geldt met ingang van 1 juli 2012 een beleidsinstructie van de DIMAS waarin is bepaald dat deze categorie niet-Nederlanders wordt geacht rechtmatig verblijf te hebben op Aruba. Deze instructie geldt ook voor de niet-Nederlandse huwelijkspartner van een Arubaanse Nederlander die vanaf 2006 jaarlijks een verblijfsvergunning zou moeten aanvragen. Vooruitlopend op de wijziging van de LTU(V) verstrekt de DIMAS op verzoek een verklaring van rechtswege op grond van (beoogd) artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V), inhoudende dat betrokkene wordt geacht de status van rechtswege toegelaten vreemdeling te hebben op grond van de nieuwe landsverordening. Dit is een toelating van rechtswege op grond van (beoogd) artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V). Staande het huwelijk van ten minste één Nederlander geadopteerde of rechtsgeldig door een Nederlander erkende minderjarige inwonende kinderen krijgen ook een toelating van rechtswege. Veelal zullen deze minderjarigen door de adoptie of de erkenning het Nederlanderschap hebben gekregen. Als dat niet het geval is en er sprake is van een verzoek om medenaturalisatie op grond van artikel 11 RWN dan geldt een verklaring ex het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V) als toelating voor onbepaalde tijd.

I

Paragraaf 3/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 3 (Geen) bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd

De uiteindelijke beslissing of wel of niet bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba van een verzoeker om naturalisatie ligt bij Onze Minister die oordeelt over de afwijzing of de inwilliging van het verzoek. Daartoe hanteert Onze Minister de dienaangaande in de Nederlandse handleiding verwoorde uitgangspunten op verblijfsrechtelijk terrein. Dit betekent dat een als vóórtdurend gekenmerkt verblijfsrecht (doel van het verblijfsrecht is niet-tijdelijk van aard) een verblijfsrecht is waarbij geen bedenkingen tegen het verblijf in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aanwezig zijn. Daarbij maakt het niet uit of de verblijfsvergunning met dat verblijfsdoel steeds moet worden verlengd. Het maakt daarbij ook niet uit of het verblijfsrecht zelf mogelijk afloopt en weer (met hetzelfde verblijfsdoel) moet worden verlengd.

Bij de beoordeling van een verzoek om naturalisatie zal steeds de vraag moeten worden beantwoord of er op grond van de verblijfstitel van de vreemdeling bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN. Hiervoor geldt voor de verschillende verblijfstitels het volgende.

J

Paragraaf 3.1/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 3.1. De vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv)

Een vttv die is verleend met als verblijfsdoel het zoeken en verrichten van arbeid in loondienst die is aangevraagd op of na 1 juli 2006 (zie paragraaf 3.1.1), het verblijf als stagiaire of practicant, het volgen van een studie, het verblijf als au pair, het verblijf in het kader van uitwisseling, het ondergaan van medische behandeling, het verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Aruba kan vertrekken, is tijdelijk van aard. Tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba van verzoekers die in het bezit zijn van een dergelijke vttv bestaan dus bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de zin van de RWN. Dit is alleen anders wanneer de toelatende overheid, blijkens de verblijfsrechthistorie conform de beleidsinstructie van 1 juni 2010, vooruitlopend op de herziening van de LTU(V), van de DIMAS ertoe is overgegaan de vreemdeling meer dan vier jaar achtereen een vttv met als verblijfsdoel het verrichten van arbeid in loondienst te verstrekken. De DIMAS voert dus vooruitlopend op de herziening van de LTU(V) bepaalde onderdelen van de huidige LTU(V) niet meer uit. Bij nota van 4 april 2013 is aan de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon gevraagd of in het kader van de toepassing van de RWN de huidige verblijfsvergunning ‘arbeid in loondienst’ in Aruba vanaf de vijfde opeenvolgende vergunning in de optie- en naturalisatieprocedure te beschouwen als een verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard, en dus goed voor naturalisatie en optie. Op 10 april 2013 heeft de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon voornoemde beleidswijziging goedgekeurd.

Een vttv die is verleend met als verblijfsdoel verrichten van werk/arbeid als zelfstandige, het verrichten van arbeid in loondienst voor langer dan een jaar mits deze is aangevraagd voor 1 juli 2006 (zie paragraaf 3.2), verblijf bij echtgeno(o)t (e) of partner, verblijf bij een ouder of ander gezinslid, verblijfsdoel voortgezet gezin/studie, is niet-tijdelijk van aard. Er bestaan in deze gevallen geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de zin van de RWN.

Een vttv die is verleend met als verblijfsdoel arbeid als zelfstandige, verblijf bij echtgeno(o)t (e) of partner, verblijf bij een ouder of ander gezinslid, is niet-tijdelijk van aard. Er bestaan in deze gevallen geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de zin van de RWN.

K

Paragraaf 3.1.1/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 3.1.1. De vergunning tot tijdelijk verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst

De huidige Arubaanse Landsverordening (AB 2006, no. 30) bepaalt dat het verblijfsdoel arbeid in loondienst ‘tijdelijk’ van aard is en beperkt tot maximaal vier jaar. Sinds juni 2012 is bij het Arubaanse Parlement een herziening van de LTU(V) aanhangig. Vooruitlopend op de herziening wordt de LTU(V) op onderdelen niet (meer) uitgevoerd door de DIMAS. Anticiperende beleidsinstructies van Aruba bepalen in de plaats daarvan voor sommige niet-Nederlanders hun vreemdelingenrechtelijke situatie. Dit is ook het geval bij verblijfsrecht voor de vreemdeling die arbeid in loondienst verricht. Dit leidt ertoe dat een vreemdeling die langer dan vier jaar op Aruba is toch een voorgezet legaal verblijf kan hebben met een vijfde of volgende vergunning voor arbeid in loondienst.

Met ingang van 10 april 2013, de datum waarop de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon dit heeft goedgekeurd, geldt het volgende. Tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba van een verzoeker om naturalisatie, die in het bezit is van een vttv afgegeven onder het verblijfsdoel verrichten van arbeid in loondienst en die zich bevindt in de toelatingsjaren één tot en met vier, bestaan – conform het in Aruba geldende vreemdelingenrecht – bedenkingen. Dit betekent dat een verzoek om naturalisatie wordt afgewezen. Als er na vier achtereenvolgende verblijfsvergunningen met het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aansluitend een vijfde (of later een daarop volgende) verblijfsvergunning ‘arbeid in loondienst’ is verstrekt, dan wordt het verblijfsrecht met ingang van de vijfde verstrekking (toelatingsjaar 5) beschouwd als ‘niet-tijdelijk van aard’. Het onderstaande schema licht dit toe.

Schematisch:

Vttv verlening (verblijfsdoel: verrichten van arbeid in loondienst)

Verlenging vttv (verblijfdsdoel: verrichten van arbeid in loondienst)

Verlenging vttv (verblijfsdoel: verrichten van arbeid in loondienst)

Vttv verlening o.g.v. bijzondere omstandigheden en gemotiveerd verzoek van werkgever

Vttv verlening; géén bedenkingen; afleggen optieverklaring is mogelijk

Verlenging vttv; géén bedenkingen; verzoek om naturalisatie is mogelijk (als ook voldaan wordt aan de overige voorwaarden voor naturalisatie)

Vttv/jaar 1

Vttv/jaar 2

Vttv/jaar 3

Vttv/jaar 4

Vttv/jaar 5

Vttv/jaar 6

De IND beoordeelt op basis van de door verzoeker overgelegde verblijfsdocumenten en het advies van de Gouverneur of sprake is van bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.

Ten aanzien van kennismigranten geldt vanaf november 2007 op het voorgaande een uitzondering. Tegen hun verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba op basis van een vttv voor het verrichten van arbeid in loondienst bestaan ook in de eerste vier toelatingsjaren geen bedenkingen.

L

Paragraaf 3.4/8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-A komt te luiden:

Paragraaf 3.4. Een verklaring van toelating van rechtswege

Ten aanzien van vreemdelingen die in het bezit zijn van een artikel 3 lid 1 sub a LTU(V) verklaring en die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben, wordt aangenomen dat er geen bedenkingen bestaan tegen hun verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba:

  • Vreemdelingen die een verklaring van toelating van rechtswege hebben op grond van het beoogde artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, uit het voorstel (ZJ 2011-2012-736) tot aanpassing van de LTU(V). Zie paragaaf 2. Tegen hun verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba bestaan geen bedenkingen in de zin van de RWN;

  • Voor de overige categorieën vreemdelingen die in het bezit zijn van een bestaand artikel 3 LTU(V) verklaring geldt dat wel bedenkingen bestaan tegen hun verblijf voor onbepaalde tijd in Aruba in de zin van de RWN.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit werkt terug tot 10 april 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. In de Landscourant van Aruba zal de zakelijke inhoud worden bekendgemaakt.

’s-Gravenhage, 22 mei 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, L. Mulder, Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

Algemeen

De vreemdelingenrechtelijke praktijk in Aruba stemt niet (meer) overeen met de geldende Arubaanse regelgeving. Sinds juni 2012 is bij het Arubaanse Parlement een herziening van de Landsverordening Toelating, Uitzetten en Verwijdering (LTUV) aanhangig. Niet duidelijk is wanneer de wijziging van de LTUV kan worden geïmplementeerd. Vooruitlopend op deze herziening wordt de LTUV door de Arubaanse Vreemdelingendienst op onderdelen niet meer uitgevoerd. Anticiperende beleidsinstructies van Aruba bepalen voor sommige niet-Nederlanders hun vreemdelingrechtelijke situatie. Dit is het geval voor vreemdelingen die arbeid in loondienst verrichten of getrouwd zijn met een Nederlander.

Bij de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap leidde dit tot twee knelpunten. Als gevolg hiervan werd een naturalisatie geweigerd:

  • 1. bij een vergunning arbeid in loondienst wegens het formele ‘tijdelijke’ karakter ervan, terwijl de vergunning jaren achtereen is verkregen;

  • 2. aan een niet-Nederlandse echtgenoot van een Nederlander, die geen verblijfsvergunning heeft maar grond van een beleidsinstructie geacht wordt rechtmatig in Aruba te verblijven.

Bij nota van 4 april 2013 is aan de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon verzocht in te stemmen het naturalisatiebeleid aan te sluiten op de praktijk van de Arubaanse vreemdelingrecht, te weten:

  • a. de huidige verblijfsvergunning ‘arbeid in loondienst’ vanaf de vijfde opeenvolgende verblijfsvergunning in de optie- en naturalisatiepraktijk te mogen beschouwen als een verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard, en na wijziging van de Arubaanse vreemdelingenwet een vergunning ‘arbeid in loondienst’ in de optie- en naturalisatiepraktijk zonder meer te mogen beschouwen als een verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard; en

  • b. een verklaring (die nu al wordt verstrekt aan een vreemdeling die gehuwd is met een Nederlander) dat op grond van een nog in te voeren wettelijke bepaling sprake is van een toelating van rechtswege in de optie- en naturalisatiepraktijk te mogen beschouwen als ‘toelating’ en ‘voor een niet-tijdelijk verblijfsdoel’.

Op 10 april 2013 heeft de in de Koninkrijksregering voor het Nederlanderschap verantwoordelijke bewindspersoon ingestemd met de voorgestelde beleidswijzigingen. De handleiding is hierop aangepast.

Artikelsgewijs

A

Dit zijn tekstuele wijzigingen.

B

Dit onderdeel bevat een verduidelijking van het begrip ‘toelating’ in algemene zin.

Voorts zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

C

Dit onderdeel bevat een verduidelijking van het begrip ‘toelating voor onbepaalde tijd’ in de zin van de RWN.

D

Dit onderdeel bevat een nadere uitleg wanneer er sprake is van een verblijfsgat.

E, F, G, I

Dit zijn tekstuele wijzigingen.

H, J

Vooruitlopend op de nieuwe LTU(V) verstrekt de Arubaanse Vreemdelingendienst op verzoek van betrokkene een verklaring toelating van rechtswege op grond van (beoogd) artikel 3, eerste lid aanhef en onder g, LTU(V). Deze verklaring houdt in dat betrokkene geacht moet worden de status van rechtswege toegelaten vreemdeling te hebben op grond van de nieuwe landsverordening. Deze verklaring is goed voor naturalisatie.

Verder zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.

K, L

Deze onderdelen bevatten een nadere uitleg van het begrip ‘verblijfsrecht met een niet-tijdelijk karakter’ en de toepasselijke termijnen ten aanzien van de naturalisatieprocedure.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, L. Mulder, Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

Naar boven