Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 4 februari 2013, nr. IENM/BSK-2013/4476, tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2012/45/EU van de Europese Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (PbEU L 332), artikel 10a van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b vervalt.

2. Onderdeel c wordt geletterd b.

B

In de artikelen 4 en 17 vervallen telkens het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

C

De bijlage wordt vervangen door bijlage I bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage II bij deze regeling.

B

Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage III bij deze regeling.

ARTIKEL III

De Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage IV bij deze regeling.

B

In bijlage 2 wordt voor artikel 2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1 Bewaartermijn opleidingsdossiers

De werkgever bewaart de dossiers, bedoeld in de randnummers 1.3.3 en 1.10.2.4 van bijlage 1, gedurende de arbeidsrelatie met de werknemer die de opleiding heeft genoten.

C

In bijlage 2, na artikel 3, vervalt

‘Artikel 4.1.3.3 en 1.10.2.4 bewaartermijn opleidingsdossiers.

De werkgever bewaart de dossiers, bedoeld in randnummers 1.3.3 en 1.10.2.4 van bijlage 1 gedurende de arbeidsrelatie met de werknemer, die de opleiding heeft genoten.’

D

In bijlage 2, artikel 3, onder 1.9.5.1 NE, wordt in onderdeel 2 ‘randnummer 1.10.5’ vervangen door: de randnummers 1.10.3.1.2 en 1.10.3.1.3.

E

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage V bij deze regeling.

ARTIKEL IV

De Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage VI bij deze regeling.

B

In bijlage 2, hoofdstuk I, artikel 1 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

C

Bijlage 2, hoofdstuk I, artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘5.1.2.1/5.2.1 N’ wordt ingevoegd: /5.5.3.4.1/5.5.3.6.2.

2. In onderdeel 8.2.1. N, onderdeel b, onder 1°, worden de woorden ‘Besluit brandweerpersoneel’ vervangen door: Besluit personeel veiligheidsrisico’s’.

D

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt overeenkomstig randnummer 1.1.3 en de hoofdstukken 3.4 en 3.5 van bijlage 1, behoudens de in de artikelen 4 tot en met 7 van die bijlage genoemde uitzonderingen voor vuurwerk met de UN-nummers 0336 en 0337 met een totale netto explosieve massa van meer dan 20 kilogram.

E

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen h en i worden geletterd i en j.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. de Michiel de Ruijtertunnel, gelegen onder de De Ruijterkade te Amsterdam;.

F

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘klasse 1’ ingevoegd: wordt met voorrang op de pont toegelaten boven andere voertuigen of personen.

2. Onderdeel b vervalt.

3. De onderdelen c tot en met e worden geletterd b tot en met d.

G

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 9 vervalt.

H

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van het artikel vervalt ‘en tankcontainers’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige voertuigen als bedoeld in randnummer 9.1.3.1 van bijlage 1, kunnen overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien zij zijn goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer.

3. In het tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende lid wordt ‘transportmiddel’ telkens vervangen door: voertuig.

4. In het derde lid wordt ‘transportmiddelen’ telkens vervangen door: voertuigen.

I

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage VII bij deze regeling.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen II, IV en VI, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

BIJLAGE I BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER C

Bijlage behorend bij artikel 2, tweede lid, onder a en b, van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen

Tabel 1. Randnummers in het ADN

3.2.3.33 (Toelichting colom (20), Extra eisen of Aantekeningen nr. 33, constructievoorschriften i.2)

7.2.3.7.6

9.1.0.40.2.7, 9.3.1.23.1;

Tabel 2. Randnummers in het ADR

1.6.2.12

4.1.2.2.b)

4.1.3.6.2

4.1.4.1, P201(1),

4.1.4.1, P601 (3g)

4.1.4.1, P902, P905

4.1.4.3, LP902

4.1.6.14

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

4.2.5.3 TP10, TP16, TP24

4.3.2.1.5, voetnoot 2

4.3.3.2.5

6.1.3.1, 6.1.3.7, 6.1.3.8 i)

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10

6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1 opmerking, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2, 6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5, 6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3 a) en b)

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8

6.5.1.1.3

6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3

6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14, 6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10

6.7.4.1, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1, 6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10,

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 10, 6.8.2.4.2 voetnoot 10, 6.8.2.4.5 (als erkend deskundige)

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6 b), 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11,

6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16

6.8.4 TT2, 6.8.4 TT7, 6.8.5.2.2

6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3,

6.11.4.4, 6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2, 6.12.3.2.6, 6.12.5

7.5.2.2a)

Tabel 3. Randnummers in het RID

1.6.2.12

4.1.2.2.b), 4.1.3.6.2

4.1.4.1, P201(1)

4.1.4.1, P601 (3) g)

4.1.4.1, P902, 4.1.4.1, P905

4.1.4.3 LP902

4.1.6.14

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

4.2.5.3 TP10, TP16, TP24

4.3.2.1.5, voetnoot 2

4.3.3.2.5

6.1.3.1 g), 6.1.3.7, 6.1.3.8 i)

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10

6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2, 6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5, 6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3 a) en b)

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8

6.5.1.1.3

6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3

6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14

6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.1, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

6.8.2.1.2, 6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.1.29

6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 12, 6.8.2.4.2, voetnoot 12, 6.8.2.4.5 (als erkend deskundige)

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6 b), 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11, 6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16

6.8.4, TT2, TT7

6.8.5.2.2

6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3

6.11.4.4

7.3.3, VW12, VW13

7.5.2.2 voetnoot a)

BIJLAGE II BEHOREND BIJ ARTIKEL II, ONDER A

Bijlage 1. als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel a, en 3 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

BIJLAGE III BEHOREND BIJ ARTIKEL II, ONDER B

Bijlage 4. als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

ERKENDE INSTANTIES

Artikel 1

In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

Tabel 1

ADN-randnummer

Bevoegde autoriteit

1.2.1 Monstername

ILT

1.2.1 Erkende veilige elektrische inrichting

ILT

1.2.1 Openingsdruk

ILT

1.5.3.1; 1.5.3.2; 1.6.7.2.2

ILT

1.8.1.1; 1.8.1.2

ILT

1.8.1.3

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

1.8.3.7; 1.8.3.8; 1.8.3.10; 1.8.3.14; 1.8.3.16

CBR

1.8.5.1

ILT

1.10.1.6

CBR

1.10.2.4, eerste volzin

ILT

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

1.16.2

ILT

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

TNO

2.2.1.1.3; 2.2.1.3; Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

2.2.1.1.7.2

ILT

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.41.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.52.1.8

TNO

2.2.62.1.9, opmerking, 2.2.62.1.12

EZ of VWS

2.2.9.1.11, opmerking 3

EZ

3.2.3, kolom 20, aantekening 12, onder p) en q)

ILT

3.2.3, kolom 20, aantekening 28, onder b)

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

3.3.1, bijzondere bepaling 16 en 178

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

3.3.1, bijzondere bepaling 181, 237, 266, 271, 272 en 278

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 239

ILT

3.3.1, bijzondere bepaling 288, 309 en 311

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 356

ILT

3.3.1, bijzondere bepaling 364

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 637

Minister

3.3.1, bijzondere bepaling 645

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 661

ILT

5.2.2.1.9, 5.4.1.2.1

TNO

7.1.4.3.5

EZ

7.1.4.3.6

EZ

7.1.4.7

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.4.8

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.4.9

ILT

7.1.4.14.7.3.2; 7.1.4.14.7.3.7; 7.1.4.14.7.5.1;

7.1.4.14.7.6.2;

7.1.4.14.7.7

EZ

7.1.4.16

ILT

7.1.5.1

ILT

7.1.5.4.2

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.5.4.3; 7.1.5.4.4; 7.1.5.5; 7.1.6.14 voor HA03

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.2.6

ILT

7.2.3.7.1; 7.2.3.7.3

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.4.2

Voor 7.2.4.2.1: ILT

Voor 7.2.4.2.2 en 7.2.4.2.3:

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.4.7.1

In havens: havenmeester

Buiten havens HID-RWS

7.2.4.9; 7.2.4.10.1

ILT

7.2.3.7.2; 7.2.4.24; 7.2.5.4.2; 7.2.5.4.3; 7.2.5.4.4; 7.2.5.1

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

8.1.2.6; 8.1.2.7; 8.1.6.1; 8.1.6.2; 8.1.6.3; 8.1.7; 8.1.8.3; 8.1.8.7; 8.1.8.8; 8.1.8.9; 8.1.9.1

ILT

8.2.1.2; 8.2.1.3; 8.2.1.4; 8.2.1.5; 8.2.1.6; 8.2.1.7; 8.2.1.8

CBR

8.2.1.9; 8.2.1.10

ILT

8.2.2.6.1; 8.2.2.6.4; 8.2.2.6.5; 8.2.2.6.7; 8.2.2.7; 8.2.2.8

CBR

8.3.5

ILT

8.6.3

ILT

9.1.0.40.2.7; 9.2.0.94.4

ILT

9.3.1.50.2;

ILT

9.3.2.12.7; 9.3.2.23.5; 9.3.2.50.2; 9.3.3.12.7;

ILT

9.3.3.23.5; 9.3.3.50.2

ILT

9.3.4.1.4; 9.3.4.1.5

ILT

Artikel 2
  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    CBR:

    Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie;

    EZ:

    Minister van Economische Zaken;

    HID-RWS:

    Minister, namens deze de betrokken hoofdingenieur-directeur van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;

    TNO:

    Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3
  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. overeenstemming vooraf: het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;

    • b. informatie achteraf: het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:

      • 1°. aantallen examens;

      • 2°. aantallen geslaagden aan wie een verklaring als bedoeld in bijlage 1 is verstrekt; en

      • 3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.

  • 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.

    Tabel 2 Specifieke bevoegdheden CBR

    Nummer ADN

    Bevoegdheid van CBR

    Overeenstemming vooraf

    Informatie achteraf

    8.2.1.2

    Afgifte verklaring deskundige

     

    X

    8.2.1.6

    Aantekening herhalingscursus deskundige

     

    X

    8.2.1.4 of

    8.2.1.5

    Aantekening vervolgcursus Gas of Chemie

     

    X

    8.2.1.7 of

    8.2.1.8

    Aantekening verlenging Gas of Chemie

     

    X

    8.2.2.6

    Erkenning opleidingen:

       
     

    – vaststellen erkenningsrichtlijn

    X

     
     

    – feitelijke erkenning opleidingen

     

    X

    8.2.2.7

    Vaststellen verloop van de examens:

       
     

    – opstellen examenreglement

    X

     
     

    – benoeming examencommissie

     

    X

     

    Vaststellen inhoud van de examens:

       
     

    – vaststellen nationale examenprogramma

    X

     

BIJLAGE IV BEHOREND BIJ ARTIKEL III, ONDER A

Bijlage 1. als bedoeld in de artikelen 2, onderdeel a, en 3 van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

BIJLAGE V BEHOREND BIJ ARTIKEL III, ONDER E

Bijlage 3. als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Artikel 1 Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

    Tabel 1

    Randnummer

    Instanties

    1.1.3.1 d)

    brandweer of politie

    1.3.3, eerste volzin

    ILT

    1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

    CBR

    1.10.2.4, eerste volzin

    ILT

    1.10.3.2.2, Opmerking

    politie

    2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

    TNO

    2.2.1.1.3

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    2.2.1.1.7.2

    ILT

    2.2.1.1.8.1 en 2.2.1.1.8.2

    TNO

    2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

    2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

    TNO

    2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

    EZ of VWS

    3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278

    TNO

    3.3.1, bijzondere bepaling 239 en 356

    ILT

    3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311 en 364

    TNO

    3.3.1, bijzondere bepaling 637

    Minister

    3.3.1, bijzondere bepaling 645

    TNO

    3.3.1, bijzondere bepaling 661

    ILT

    4.1.1.15

    ILT

    4.1.4.1, P099, P200 (9)

    ILT

    4.1.4.1, P101

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.4.1, P405 (2) b)

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.4.1, P620, P650

    EZ of VWS

    4.1.4.2, IBC99

    ILT

    4.1.4.2, IBC520

    TNO

    4.1.4.3, LP99

    ILT

    4.1.5.15, 4.1.5.18

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.7.2.2

    TNO

    4.1.8.7

    EZ of VWS

    4.1.10.4, MP21

    TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

    TNO

    4.3.5, TU39

    TNO

    5.2.2.1.9

    TNO

    5.4.1.2.1

    TNO of Defensie, laatgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    6.1.1.4

    ILT

    6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

    ILT

    6.3.2.2

    ILT

    6.5.4.1

    ILT

    6.6.1.2

    ILT

    6.8.4, TA2

    TNO

    7.3.2.6.2

    ILT

    7.7 d)

    brandweer of politie

Artikel 2

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    brandweer:

    brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit veiligheidsregio’s;

    CBR:

    Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie;

    EZ:

    Minister van Economische Zaken;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;

    TNO:

    Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3 Erkenningsvoorwaarden

  • 1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:

    • a. heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.

  • 3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

BIJLAGE VI BEHOREND BIJ ARTIKEL IV, ONDER A

Bijlage 1. als bedoeld in de artikelen 2, onderdeel a, en 3, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen.

Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

BIJLAGE VII BEHOREND BIJ ARTIKEL IV, ONDER I

Bijlage 3. als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

Artikel 1. Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

Tabel 1

Randnummer

Instanties

1.1.3.1 d)

brandweer of politie

1.3.3, eerste volzin

ILT

1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1

ILT

1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

CBR

1.10.1.6

CBR

1.10.2.4, eerste volzin

ILT

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

TNO

2.2.1.1.3

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.1.1.7.2

ILT

2.2.1.1.8.1 en 2.2.1.1.8.2

TNO

2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

TNO

2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

EZ of VWS

3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 239 en 356

ILT

3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311, 364

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 637

Minister

3.3.1, bijzondere bepaling 645

TNO

3.3.1, bijzondere bepaling 661

ILT

4.1.1.15

ILT

4.1.4.1, P099, P200 (9)

ILT

4.1.4.1, P101

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P405 (2) b)

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P620, P650

EZ of VWS

4.1.4.2, IBC520

TNO

4.1.4.2, IBC99

ILT

4.1.4.3, LP99

ILT

4.1.5.15, 4.1.5.18

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.7.2.2

TNO

4.1.8.7

EZ of VWS

4.1.10.4, MP21

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.2.1.7

RDW

4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

TNO

4.2.5.3, TP9

ILT

4.2.5.3, TP10

RDW

4.3.5, TU39, TU41

TNO

5.2.2.1.9

TNO

5.4.1.2.1

TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

6.1.1.4

ILT

6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

ILT

6.3.2.2

ILT

6.5.4.1

ILT

6.6.1.2

ILT

6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1,

6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10

6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10

RDW

6.7.4.14.11

ILT

6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

RDW

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

RDW

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10

RDW

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.4.1 voetnoot 10, 6.8.2.4.2 voetnoot 10, 6.8.2.4.5

RDW

6.8.2.7, 6.8.3.7

ILT

6.8.4 TA2

TNO

6.9.1.1

ILT

6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1

RDW

6.11.4.4

RDW

6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2

RDW

7.3.2.6.2

ILT

7.3.3, VV12, VV13

RDW

7.5.11 CV1

burgemeester

7.5.2.2 voetnoot a)

RDW

8.1.4.4

V&J

8.2.1.1, 8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.5, 8.2.2.4.2, 8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5, 8.2.2.6.7, 8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.5, 8.2.2.8.2, 8.2.2.8.4

CBR

8.5 S1 (4)

burgemeester

9.1.2, 9.1.3

RDW

Artikel 2.

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    brandweer:

    brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit veiligheidsregio’s;

    burgemeester:

    de burgemeester van de desbetreffende gemeente;

    CBR:

    Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie;

    EZ:

    Minister van Economische Zaken;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;

    RDW:

    Dienst Wegverkeer;

    V&J:
    • 1°. Minister van Veiligheid en Justitie,

    • 2°. ten aanzien van de inspectie: een ieder die een erkenning heeft van de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VBON) op grond van de regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (REOB);

    TNO:

    Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. Bij de uitvoering van de bevoegdheden van V&J, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geldt als merkteken het rijkstypekeur.

Artikel 3.

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. overeenstemming vooraf:

    het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;

    b. informatie achteraf:

    het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:

    • 1°. aantallen examens;

    • 2°. aantallen geslaagden aan wie een ADR-vakbekwaamheidscertificaat is verstrekt; en

    • 3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.

  • 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.

    Tabel 2. Specificatie bevoegdheden CBR

    ADR-randnummer

    bevoegdheid van het CBR

    overeenstemming vooraf

    Informatie achteraf

    8.2.1.2, 8.2.1.4 + 8.5; S1, S11,

    S12, 8.2.1.5, 8.2.1.6, 8.2.2.1

    Afgifte vakbekwaamheidscertificaten en aantekening herhalingscursus

     

    X

    8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.4,

    8.2.2.3.1, 8.2.2.3.2, 8.2.2.3.3,

    8.2.2.3.4, 8.2.2.3.5

    inhoudelijke eisen opleiding: vaststellen eindtermen

    X

     

    8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5

    goedkeuren van de opleidingen; vaststellen van erkenningsrichtlijn

    X

     

    8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.6

    eisen aan examens en wijze van examineren: opstellen van examenrichtlijn en afnemen examen

    X

     

Artikel 4. Erkenningsvoorwaarden

  • 1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:

    • a. heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.

  • 3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Inleiding

Deze regeling strekt in de eerste plaats tot wijziging van vier ministeriële regelingen in verband met de implementatie van de tweejaarlijkse revisie van de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (ADR), over de binnenwateren (ADN) en over de spoorweg (RID).

Het gaat om de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG), de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG) en de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen.

De onderhavige regeling strekt daarnaast tot implementatie van richtlijn nr. 2012/45/EU van de Europese Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (PbEU L 332/18).

Deze regeling strekt ten slotte tot herstel van een gebrek in de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen.

Hoofdstuk 2. Hoofdlijnen regeling en verhouding tot bestaande regelgeving

§ 2.1 Algemeen

De wijzigingen van de hiervoor genoemde regelingen houden onder meer verband met de per december 2012 vastgestelde wijzigingen van de mondiale VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiermee wordt een harmonisatie van voorschriften voor de verschillende transportmodaliteiten bereikt.

De beveiligingsvoorschriften voor bepaalde bronnen met radioactieve stoffen zijn aangescherpt vanwege het potentieel hoge gevaar.

Nieuwe ontwikkelingen bij het gebruik van gevaarlijke stoffen, zoals het verspuiten van chemische stoffen (bijv. verf) onder druk, hebben tot aangepaste voorschriften geleid, waardoor het vervoer praktisch mogelijk wordt, zonder verlies van veiligheid.

Regels voor het vervoer van buiten klinieken te reinigen of te repareren besmette medische instrumenten worden aangepast waardoor ze meer op de praktijk aansluiten.

De snelle ontwikkelingen op het gebied van batterijen, zoals in elektrische auto’s en fietsen, hebben geleid tot voorschriften waardoor, als gevolg van daarbij gestelde voorwaarden, een veilig vervoer van deze batterijen praktisch mogelijk wordt.

Voorschriften voor zogeheten bergingsdrukhouders zijn opgenomen, waarmee helder wordt op welke wijze beschadigde of lekkende drukhouders met deze bergingsdrukhouders kunnen worden vervoerd.

Ter voorkoming van ongevallen door verstikkingsgevaar zijn speciale voorschriften opgesteld voor het gebruik van koelmiddelen, zoals droogijs, stikstof en argon in verpakkingen, voertuigen en containers. Het betreft met name de communicatie over dit potentiële gevaar.

Gezien de omvang van de wijzigingen van de technische voorschriften zoals opgenomen in de bijlagen II, IV en VI bij deze regeling is er voor gekozen deze niet in de Staatscourant te publiceren. Bekendmaking vindt plaats door terinzagelegging in de bibliotheek van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Koningskade 4, 2500 EX Den Haag. Ook is de bijlage te raadplegen via de internetsite www. rijksoverheid.nl.

§ 2.2 Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

Naar aanleiding van een ongeval in Duitsland, waarbij een schip gekapseisd is, zijn de voorschriften ten aanzien van de stabiliteit van binnenvaartschepen aangescherpt. Ieder binnenvaartschip moet worden uitgerust met een computer waarmee bij belading kan worden vastgesteld of het schip voldoende stabiel is. Ook moet de bemanning een opleiding volgen over stabiliteit van binnenvaartschepen.

De vervoersvoorwaarden voor zware stookolie zijn gewijzigd. Op grond van de huidige regelgeving kan zware stookolie nu worden vervoerd in een type N-open schip. Voor het vervoer wordt een type-C schip (het meest veilige type) vereist, tenzij de dampdruk van de te vervoeren stookolie lager is dat 1kPa. Bij deze lagere dampdruk is het risico op de vorming van ladingdampen kleiner, wat een lager risico met zich meebrengt voor bemanning en milieu. In dat geval is ook een type N-gesloten dubbelwandig schip toegestaan.

§ 2.3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Naar aanleiding van frequent voorkomende (druppel)lekkages van reservoirwagens op het spoor moeten de lader en losser van deze wagens concrete procedures vaststellen om de lekdichtheid van de tanks te verzekeren, voor en na het laden en lossen van de tanks. Voor dit doel zijn door de industrie checklists opgesteld. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties, die bijvoorbeeld kunnen leiden tot evacuatie van stations, zo veel mogelijk worden voorkomen.

§ 2.4 Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

Het vervoer van (gebruikte) brandstoftanks met gas voor motorvoertuigen is op een eenduidige en praktische wijze geregeld. Tevens zijn de voorschriften voor de markering op afneembare tanks aangescherpt, zodat het onder meer duidelijk is dat het om een afneembare tank gaat en verkeerd gebruik wordt voorkomen. Grotere transporteenheden wordt verboden om, vanaf een bepaalde hoeveelheidsgrens en met bepaalde gevaarlijke stoffen door tunnels te gaan van de categorie E (de categorie met de meeste restricties), ook als de afzonderlijke verpakkingen gelimiteerde hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten.

Hoofdstuk 3. Gevolgen

De wijzigingen in de VBG, de VLG, de VSG en de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen houden verband met de wijzigingen van de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze wijzigingen vinden tweejaarlijks plaats. In die tweejaarlijkse periode komen de wijzigingen tot stand in internationaal verband en in nauwe samenwerking met de verschillende vervoersbranches. In internationaal verband wordt in algemene termen de handhaafbaarheid, veiligheid en haalbaarheid van de verschillende wijzigingen onderzocht en voorgelegd aan de partijen. Deze bevindingen worden meegenomen in de totstandkoming van de wijzigingen. De branches zijn daarmee op de hoogte van de eventuele gevolgen die de wijzigingen voor de afzonderlijke sectoren met zich meebrengen en hebben daarmee ook ingestemd. Met de wijzigingen wordt voldaan aan de verplichte implementatie die op grond van de afzonderlijke verdragen is voorgeschreven. Gezien de omvang van de wijzigingen is het niet mogelijk om voor iedere wijziging afzonderlijk te specificeren wat de precieze gevolgen daar van zijn. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de wijzigingen geen nieuwe informatieverplichtingen met zich meebrengen zodat de lasten daarvan niet toenemen of tenminste gelijk zullen blijven. Met de wijzigingen worden zowel versoepelingen aangebracht naar aanleiding van in de praktijk gesignaleerde problemen door vervoerders in de toepassing van de regels. Anderzijds heeft het op een aantal onderwerpen geleid tot een aanscherping. Zoals hiervoor aangegeven, zijn die in overleg met de branches tot stand gekomen.

Hoofdstuk 4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met ingang van 1 april 2013 in werking. Hiermee zijn de vaste verandermomenten in acht genomen.

Hoofdstuk 5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A en B

De tabellen in de bij de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen behorende bijlage zijn eveneens aangepast aan de tweejaarlijkse revisie van de internationale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (ADR), over de binnenwateren (ADN) en over de spoorweg (RID).

Daarnaast is de hiervoor bedoelde regeling aangepast vanwege het corrigeren van een gebrek. Op grond van artikel 4 van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen kan een erkenning alleen worden verleend aan een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet. Er is op grond van deze regeling tot nu toe geen erkenning aan een onderneming verleend voor de uitvoering van de in artikel 2, tweede lid, onder b, opgenomen handelingen en de daarbij behorende randnummers. Tot nu toe komt alleen TNO voor deze erkenning in aanmerking. De reden waarom TNO als enige hiervoor aanmerking komt is dat in de internationale regelgeving, in geval er sprake is van ontplofbare stoffen of voorwerpen en vergelijkbare reactieve stoffen, een uitzondering wordt gemaakt op de regel dat het classificeren van nieuwe gevaarlijke stoffen aan de producent wordt overgelaten. Marktwerking en economische motieven mogen daarop geen invloed hebben. Daarnaast is voor deze groep stoffen zeer specialistische kennis en ervaring vereist. Besloten is TNO als enige erkende instantie voor deze stoffen aan te wijzen omdat deze organisatie over de benodigde specialistische kennis beschikt. Echter, TNO is een publiekrechtelijke rechtspersoon en geen onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, en komt op grond daarvan niet voor een erkenning in de zin van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen in aanmerking. Daarom is in de regeling artikel 2, tweede lid, onder b, met de daarbij behorende randnummers geschrapt. TNO is echter wel als erkende instantie voor bepaalde randnummers aangewezen in de VLG, de VBG en de VSG. De bijlage bij de VLG, de VBG en de VSG waarin de erkende instanties zijn aangewezen, is – voor zover het TNO betreft – uitgebreid met de randnummers die voorheen waren gekoppeld aan artikel 2, tweede lid, onder b, van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen. Als gevolg hiervan zijn alle randnummers waarvoor TNO de erkende instantie is thans opgenomen in een bijlage bij de VLG, de VBG en de VSG.

De wijzigingen in onderdeel B houden verband met het laten vervallen van artikel 2, tweede lid, onderdeel b.

Artikel IV, onder E

Aan de in Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3, tweede lid, van de VLG opgenomen lijst van tunnels waarvoor beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden wordt de nieuwe, naar verwachting medio 2013 in gebruik te nemen, Michiel de Ruijtertunnel onder het IJ in Amsterdam toegevoegd. Daarmee is het tunnelregime onmiddellijk van kracht op het tijdstip van daadwerkelijke ingebruikname en behoeft de regeling niet tussentijds wederom aangepast te worden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven