Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2013, 1497 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2013, 1497 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op richtlijn nr. 2012/45/EU van de Europese Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (PbEU L 332), artikel 10a van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;
BESLUIT:
De Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b vervalt.
2. Onderdeel c wordt geletterd b.
B
In de artikelen 4 en 17 vervallen telkens het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
C
De bijlage wordt vervangen door bijlage I bij deze regeling.
De Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage II bij deze regeling.
B
Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage III bij deze regeling.
De Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage IV bij deze regeling.
B
In bijlage 2 wordt voor artikel 2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
C
In bijlage 2, na artikel 3, vervalt
‘Artikel 4.1.3.3 en 1.10.2.4 bewaartermijn opleidingsdossiers.
De werkgever bewaart de dossiers, bedoeld in randnummers 1.3.3 en 1.10.2.4 van bijlage 1 gedurende de arbeidsrelatie met de werknemer, die de opleiding heeft genoten.’
D
In bijlage 2, artikel 3, onder 1.9.5.1 NE, wordt in onderdeel 2 ‘randnummer 1.10.5’ vervangen door: de randnummers 1.10.3.1.2 en 1.10.3.1.3.
E
Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage V bij deze regeling.
De Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage VI bij deze regeling.
B
In bijlage 2, hoofdstuk I, artikel 1 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
C
Bijlage 2, hoofdstuk I, artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na ‘5.1.2.1/5.2.1 N’ wordt ingevoegd: /5.5.3.4.1/5.5.3.6.2.
2. In onderdeel 8.2.1. N, onderdeel b, onder 1°, worden de woorden ‘Besluit brandweerpersoneel’ vervangen door: Besluit personeel veiligheidsrisico’s’.
D
Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt overeenkomstig randnummer 1.1.3 en de hoofdstukken 3.4 en 3.5 van bijlage 1, behoudens de in de artikelen 4 tot en met 7 van die bijlage genoemde uitzonderingen voor vuurwerk met de UN-nummers 0336 en 0337 met een totale netto explosieve massa van meer dan 20 kilogram.
E
Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen h en i worden geletterd i en j.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
h. de Michiel de Ruijtertunnel, gelegen onder de De Ruijterkade te Amsterdam;.
F
Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na ‘klasse 1’ ingevoegd: wordt met voorrang op de pont toegelaten boven andere voertuigen of personen.
2. Onderdeel b vervalt.
3. De onderdelen c tot en met e worden geletterd b tot en met d.
G
Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 9 vervalt.
H
Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van het artikel vervalt ‘en tankcontainers’.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. In Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige voertuigen als bedoeld in randnummer 9.1.3.1 van bijlage 1, kunnen overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien zij zijn goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer.
3. In het tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende lid wordt ‘transportmiddel’ telkens vervangen door: voertuig.
4. In het derde lid wordt ‘transportmiddelen’ telkens vervangen door: voertuigen.
I
Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage VII bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen II, IV en VI, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
3.2.3.33 (Toelichting colom (20), Extra eisen of Aantekeningen nr. 33, constructievoorschriften i.2) |
7.2.3.7.6 |
9.1.0.40.2.7, 9.3.1.23.1; |
1.6.2.12 |
4.1.2.2.b) |
4.1.3.6.2 |
4.1.4.1, P201(1), |
4.1.4.1, P601 (3g) |
4.1.4.1, P902, P905 |
4.1.4.3, LP902 |
4.1.6.14 |
4.2.1.7, 4.2.1.9.1 |
4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1 |
4.2.5.3 TP10, TP16, TP24 |
4.3.2.1.5, voetnoot 2 |
4.3.3.2.5 |
6.1.3.1, 6.1.3.7, 6.1.3.8 i) |
6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10 |
6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1 opmerking, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2, 6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5, 6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3 a) en b) |
6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8 |
6.5.1.1.3 |
6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3 |
6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8 |
6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14, 6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1 |
6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10 |
6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10 |
6.7.4.1, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10 |
6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1, 6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7 |
6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10, |
6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 10, 6.8.2.4.2 voetnoot 10, 6.8.2.4.5 (als erkend deskundige) |
6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6 b), 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11, |
6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16 |
6.8.4 TT2, 6.8.4 TT7, 6.8.5.2.2 |
6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3, |
6.11.4.4, 6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2, 6.12.3.2.6, 6.12.5 |
7.5.2.2a) |
1.6.2.12 |
4.1.2.2.b), 4.1.3.6.2 |
4.1.4.1, P201(1) |
4.1.4.1, P601 (3) g) |
4.1.4.1, P902, 4.1.4.1, P905 |
4.1.4.3 LP902 |
4.1.6.14 |
4.2.1.7, 4.2.1.9.1 |
4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1 |
4.2.5.3 TP10, TP16, TP24 |
4.3.2.1.5, voetnoot 2 |
4.3.3.2.5 |
6.1.3.1 g), 6.1.3.7, 6.1.3.8 i) |
6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.8, 6.1.5.1.10 |
6.2.1.3.6.5.4, 6.2.1.4.1, 6.2.1.5.1, 6.2.2.5.2.1, 6.2.2.5.2.2, 6.2.2.5.3.2, 6.2.2.5.3.3, 6.2.2.5.4.1, 6.2.2.5.4.2, 6.2.2.5.4.4, 6.2.2.5.4.5, 6.2.2.5.4.6, 6.2.2.5.4.8, 6.2.2.5.4.9, 6.2.2.6.2.1, 6.2.2.6.2.2, 6.2.2.6.4.3, 6.2.2.7.8, 6.2.2.9.2 h), 6.2.3.5.1, 6.2.3.6.1, 6.2.3.11.2, 6.2.3.11.4, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3 a) en b) |
6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8 |
6.5.1.1.3 |
6.5.4.4.1, 6.5.4.4.4, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3 |
6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8 |
6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14 |
6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1 |
6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10 |
6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.1, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10, 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10 |
6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1 |
6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7 |
6.8.2.1.2, 6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.1.29 |
6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10 |
6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.3.4, 6.8.2.4.1 voetnoot 12, 6.8.2.4.2, voetnoot 12, 6.8.2.4.5 (als erkend deskundige) |
6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4, 6.8.3.4.6 b), 6.8.3.4.7, 6.8.3.4.11, 6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16 |
6.8.4, TT2, TT7 |
6.8.5.2.2 |
6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3 |
6.11.4.4 |
7.3.3, VW12, VW13 |
7.5.2.2 voetnoot a) |
Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.
ADN-randnummer |
Bevoegde autoriteit |
---|---|
1.2.1 Monstername |
ILT |
1.2.1 Erkende veilige elektrische inrichting |
ILT |
1.2.1 Openingsdruk |
ILT |
1.5.3.1; 1.5.3.2; 1.6.7.2.2 |
ILT |
1.8.1.1; 1.8.1.2 |
ILT |
1.8.1.3 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
1.8.3.7; 1.8.3.8; 1.8.3.10; 1.8.3.14; 1.8.3.16 |
CBR |
1.8.5.1 |
ILT |
1.10.1.6 |
CBR |
1.10.2.4, eerste volzin |
ILT |
1.10.3.2.2, Opmerking |
politie |
1.16.2 |
ILT |
2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria |
TNO |
2.2.1.1.3; 2.2.1.3; Opmerking bij UN-nummer 0190 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan |
2.2.1.1.7.2 |
ILT |
2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria 2.2.41.13 2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria 2.2.52.1.8 |
TNO |
2.2.62.1.9, opmerking, 2.2.62.1.12 |
EZ of VWS |
2.2.9.1.11, opmerking 3 |
EZ |
3.2.3, kolom 20, aantekening 12, onder p) en q) |
ILT |
3.2.3, kolom 20, aantekening 28, onder b) |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
3.3.1, bijzondere bepaling 16 en 178 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan |
3.3.1, bijzondere bepaling 181, 237, 266, 271, 272 en 278 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 239 |
ILT |
3.3.1, bijzondere bepaling 288, 309 en 311 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 356 |
ILT |
3.3.1, bijzondere bepaling 364 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 637 |
Minister |
3.3.1, bijzondere bepaling 645 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 661 |
ILT |
5.2.2.1.9, 5.4.1.2.1 |
TNO |
7.1.4.3.5 |
EZ |
7.1.4.3.6 |
EZ |
7.1.4.7 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.1.4.8 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.1.4.9 |
ILT |
7.1.4.14.7.3.2; 7.1.4.14.7.3.7; 7.1.4.14.7.5.1; 7.1.4.14.7.6.2; 7.1.4.14.7.7 |
EZ |
7.1.4.16 |
ILT |
7.1.5.1 |
ILT |
7.1.5.4.2 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.1.5.4.3; 7.1.5.4.4; 7.1.5.5; 7.1.6.14 voor HA03 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.2.2.6 |
ILT |
7.2.3.7.1; 7.2.3.7.3 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.2.4.2 |
Voor 7.2.4.2.1: ILT Voor 7.2.4.2.2 en 7.2.4.2.3: In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
7.2.4.7.1 |
In havens: havenmeester Buiten havens HID-RWS |
7.2.4.9; 7.2.4.10.1 |
ILT |
7.2.3.7.2; 7.2.4.24; 7.2.5.4.2; 7.2.5.4.3; 7.2.5.4.4; 7.2.5.1 |
In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS |
8.1.2.6; 8.1.2.7; 8.1.6.1; 8.1.6.2; 8.1.6.3; 8.1.7; 8.1.8.3; 8.1.8.7; 8.1.8.8; 8.1.8.9; 8.1.9.1 |
ILT |
8.2.1.2; 8.2.1.3; 8.2.1.4; 8.2.1.5; 8.2.1.6; 8.2.1.7; 8.2.1.8 |
CBR |
8.2.1.9; 8.2.1.10 |
ILT |
8.2.2.6.1; 8.2.2.6.4; 8.2.2.6.5; 8.2.2.6.7; 8.2.2.7; 8.2.2.8 |
CBR |
8.3.5 |
ILT |
8.6.3 |
ILT |
9.1.0.40.2.7; 9.2.0.94.4 |
ILT |
9.3.1.50.2; |
ILT |
9.3.2.12.7; 9.3.2.23.5; 9.3.2.50.2; 9.3.3.12.7; |
ILT |
9.3.3.23.5; 9.3.3.50.2 |
ILT |
9.3.4.1.4; 9.3.4.1.5 |
ILT |
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;
Minister van Defensie;
Minister van Economische Zaken;
Minister, namens deze de betrokken hoofdingenieur-directeur van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat;
Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;
het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
a. overeenstemming vooraf: het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;
b. informatie achteraf: het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:
1°. aantallen examens;
2°. aantallen geslaagden aan wie een verklaring als bedoeld in bijlage 1 is verstrekt; en
3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.
2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.
Nummer ADN |
Bevoegdheid van CBR |
Overeenstemming vooraf |
Informatie achteraf |
---|---|---|---|
8.2.1.2 |
Afgifte verklaring deskundige |
X |
|
8.2.1.6 |
Aantekening herhalingscursus deskundige |
X |
|
8.2.1.4 of 8.2.1.5 |
Aantekening vervolgcursus Gas of Chemie |
X |
|
8.2.1.7 of 8.2.1.8 |
Aantekening verlenging Gas of Chemie |
X |
|
8.2.2.6 |
Erkenning opleidingen: |
||
– vaststellen erkenningsrichtlijn |
X |
||
– feitelijke erkenning opleidingen |
X |
||
8.2.2.7 |
Vaststellen verloop van de examens: |
||
– opstellen examenreglement |
X |
||
– benoeming examencommissie |
X |
||
Vaststellen inhoud van de examens: |
|||
– vaststellen nationale examenprogramma |
X |
Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.
2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.
Randnummer |
Instanties |
---|---|
1.1.3.1 d) |
brandweer of politie |
1.3.3, eerste volzin |
ILT |
1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16 |
CBR |
1.10.2.4, eerste volzin |
ILT |
1.10.3.2.2, Opmerking |
politie |
2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria |
TNO |
2.2.1.1.3 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.1.1.7.2 |
ILT |
2.2.1.1.8.1 en 2.2.1.1.8.2 |
TNO |
2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13 2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8 |
TNO |
2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12 |
EZ of VWS |
3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 239 en 356 |
ILT |
3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311 en 364 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 637 |
Minister |
3.3.1, bijzondere bepaling 645 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 661 |
ILT |
4.1.1.15 |
ILT |
4.1.4.1, P099, P200 (9) |
ILT |
4.1.4.1, P101 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P405 (2) b) |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P620, P650 |
EZ of VWS |
4.1.4.2, IBC99 |
ILT |
4.1.4.2, IBC520 |
TNO |
4.1.4.3, LP99 |
ILT |
4.1.5.15, 4.1.5.18 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.7.2.2 |
TNO |
4.1.8.7 |
EZ of VWS |
4.1.10.4, MP21 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3 |
TNO |
4.3.5, TU39 |
TNO |
5.2.2.1.9 |
TNO |
5.4.1.2.1 |
TNO of Defensie, laatgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
6.1.1.4 |
ILT |
6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7 |
ILT |
6.3.2.2 |
ILT |
6.5.4.1 |
ILT |
6.6.1.2 |
ILT |
6.8.4, TA2 |
TNO |
7.3.2.6.2 |
ILT |
7.7 d) |
brandweer of politie |
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit veiligheidsregio’s;
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;
Minister van Defensie;
Minister van Economische Zaken;
Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;
het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:
a. heeft rechtspersoonlijkheid;
b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;
c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;
d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en
e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.
2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.
3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.
4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.
Deze bijlage behoort bij de Regeling van 4 februari 2013 tot wijziging van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en het herstel van een technisch gebrek.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.
2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.
Randnummer |
Instanties |
---|---|
1.1.3.1 d) |
brandweer of politie |
1.3.3, eerste volzin |
ILT |
1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1 |
ILT |
1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16 |
CBR |
1.10.1.6 |
CBR |
1.10.2.4, eerste volzin |
ILT |
1.10.3.2.2, Opmerking |
politie |
2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria |
TNO |
2.2.1.1.3 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.1.1.7.2 |
ILT |
2.2.1.1.8.1 en 2.2.1.1.8.2 |
TNO |
2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13 2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8 |
TNO |
2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12 |
EZ of VWS |
3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 239 en 356 |
ILT |
3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311, 364 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 637 |
Minister |
3.3.1, bijzondere bepaling 645 |
TNO |
3.3.1, bijzondere bepaling 661 |
ILT |
4.1.1.15 |
ILT |
4.1.4.1, P099, P200 (9) |
ILT |
4.1.4.1, P101 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P405 (2) b) |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.4.1, P620, P650 |
EZ of VWS |
4.1.4.2, IBC520 |
TNO |
4.1.4.2, IBC99 |
ILT |
4.1.4.3, LP99 |
ILT |
4.1.5.15, 4.1.5.18 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.1.7.2.2 |
TNO |
4.1.8.7 |
EZ of VWS |
4.1.10.4, MP21 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
4.2.1.7 |
RDW |
4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3 |
TNO |
4.2.5.3, TP9 |
ILT |
4.2.5.3, TP10 |
RDW |
4.3.5, TU39, TU41 |
TNO |
5.2.2.1.9 |
TNO |
5.4.1.2.1 |
TNO of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie |
6.1.1.4 |
ILT |
6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7 |
ILT |
6.3.2.2 |
ILT |
6.5.4.1 |
ILT |
6.6.1.2 |
ILT |
6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10 6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b), 6.7.4.14.10 |
RDW |
6.7.4.14.11 |
ILT |
6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1 |
RDW |
6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7 |
RDW |
6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19, 6.8.2.1.20, 6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2, 6.8.2.2.10 |
RDW |
6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.4.1 voetnoot 10, 6.8.2.4.2 voetnoot 10, 6.8.2.4.5 |
RDW |
6.8.2.7, 6.8.3.7 |
ILT |
6.8.4 TA2 |
TNO |
6.9.1.1 |
ILT |
6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1 |
RDW |
6.11.4.4 |
RDW |
6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2 |
RDW |
7.3.2.6.2 |
ILT |
7.3.3, VV12, VV13 |
RDW |
7.5.11 CV1 |
burgemeester |
7.5.2.2 voetnoot a) |
RDW |
8.1.4.4 |
V&J |
8.2.1.1, 8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.5, 8.2.2.4.2, 8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5, 8.2.2.6.7, 8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.5, 8.2.2.8.2, 8.2.2.8.4 |
CBR |
8.5 S1 (4) |
burgemeester |
9.1.2, 9.1.3 |
RDW |
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit veiligheidsregio’s;
de burgemeester van de desbetreffende gemeente;
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;
Minister van Defensie;
Minister van Economische Zaken;
Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;
het landelijke politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012;
Dienst Wegverkeer;
1°. Minister van Veiligheid en Justitie,
2°. ten aanzien van de inspectie: een ieder die een erkenning heeft van de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VBON) op grond van de regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (REOB);
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
2. Bij de uitvoering van de bevoegdheden van V&J, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geldt als merkteken het rijkstypekeur.
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;
het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:
1°. aantallen examens;
2°. aantallen geslaagden aan wie een ADR-vakbekwaamheidscertificaat is verstrekt; en
3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.
2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.
ADR-randnummer |
bevoegdheid van het CBR |
overeenstemming vooraf |
Informatie achteraf |
---|---|---|---|
8.2.1.2, 8.2.1.4 + 8.5; S1, S11, S12, 8.2.1.5, 8.2.1.6, 8.2.2.1 |
Afgifte vakbekwaamheidscertificaten en aantekening herhalingscursus |
X |
|
8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.4, 8.2.2.3.1, 8.2.2.3.2, 8.2.2.3.3, 8.2.2.3.4, 8.2.2.3.5 |
inhoudelijke eisen opleiding: vaststellen eindtermen |
X |
|
8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5 |
goedkeuren van de opleidingen; vaststellen van erkenningsrichtlijn |
X |
|
8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.6 |
eisen aan examens en wijze van examineren: opstellen van examenrichtlijn en afnemen examen |
X |
1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:
a. heeft rechtspersoonlijkheid;
b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;
c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;
d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en
e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.
2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.
3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.
4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.
Deze regeling strekt in de eerste plaats tot wijziging van vier ministeriële regelingen in verband met de implementatie van de tweejaarlijkse revisie van de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (ADR), over de binnenwateren (ADN) en over de spoorweg (RID).
Het gaat om de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG), de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG) en de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen.
De onderhavige regeling strekt daarnaast tot implementatie van richtlijn nr. 2012/45/EU van de Europese Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (PbEU L 332/18).
Deze regeling strekt ten slotte tot herstel van een gebrek in de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen.
De wijzigingen van de hiervoor genoemde regelingen houden onder meer verband met de per december 2012 vastgestelde wijzigingen van de mondiale VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiermee wordt een harmonisatie van voorschriften voor de verschillende transportmodaliteiten bereikt.
De beveiligingsvoorschriften voor bepaalde bronnen met radioactieve stoffen zijn aangescherpt vanwege het potentieel hoge gevaar.
Nieuwe ontwikkelingen bij het gebruik van gevaarlijke stoffen, zoals het verspuiten van chemische stoffen (bijv. verf) onder druk, hebben tot aangepaste voorschriften geleid, waardoor het vervoer praktisch mogelijk wordt, zonder verlies van veiligheid.
Regels voor het vervoer van buiten klinieken te reinigen of te repareren besmette medische instrumenten worden aangepast waardoor ze meer op de praktijk aansluiten.
De snelle ontwikkelingen op het gebied van batterijen, zoals in elektrische auto’s en fietsen, hebben geleid tot voorschriften waardoor, als gevolg van daarbij gestelde voorwaarden, een veilig vervoer van deze batterijen praktisch mogelijk wordt.
Voorschriften voor zogeheten bergingsdrukhouders zijn opgenomen, waarmee helder wordt op welke wijze beschadigde of lekkende drukhouders met deze bergingsdrukhouders kunnen worden vervoerd.
Ter voorkoming van ongevallen door verstikkingsgevaar zijn speciale voorschriften opgesteld voor het gebruik van koelmiddelen, zoals droogijs, stikstof en argon in verpakkingen, voertuigen en containers. Het betreft met name de communicatie over dit potentiële gevaar.
Gezien de omvang van de wijzigingen van de technische voorschriften zoals opgenomen in de bijlagen II, IV en VI bij deze regeling is er voor gekozen deze niet in de Staatscourant te publiceren. Bekendmaking vindt plaats door terinzagelegging in de bibliotheek van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Koningskade 4, 2500 EX Den Haag. Ook is de bijlage te raadplegen via de internetsite www. rijksoverheid.nl.
Naar aanleiding van een ongeval in Duitsland, waarbij een schip gekapseisd is, zijn de voorschriften ten aanzien van de stabiliteit van binnenvaartschepen aangescherpt. Ieder binnenvaartschip moet worden uitgerust met een computer waarmee bij belading kan worden vastgesteld of het schip voldoende stabiel is. Ook moet de bemanning een opleiding volgen over stabiliteit van binnenvaartschepen.
De vervoersvoorwaarden voor zware stookolie zijn gewijzigd. Op grond van de huidige regelgeving kan zware stookolie nu worden vervoerd in een type N-open schip. Voor het vervoer wordt een type-C schip (het meest veilige type) vereist, tenzij de dampdruk van de te vervoeren stookolie lager is dat 1kPa. Bij deze lagere dampdruk is het risico op de vorming van ladingdampen kleiner, wat een lager risico met zich meebrengt voor bemanning en milieu. In dat geval is ook een type N-gesloten dubbelwandig schip toegestaan.
Naar aanleiding van frequent voorkomende (druppel)lekkages van reservoirwagens op het spoor moeten de lader en losser van deze wagens concrete procedures vaststellen om de lekdichtheid van de tanks te verzekeren, voor en na het laden en lossen van de tanks. Voor dit doel zijn door de industrie checklists opgesteld. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties, die bijvoorbeeld kunnen leiden tot evacuatie van stations, zo veel mogelijk worden voorkomen.
Het vervoer van (gebruikte) brandstoftanks met gas voor motorvoertuigen is op een eenduidige en praktische wijze geregeld. Tevens zijn de voorschriften voor de markering op afneembare tanks aangescherpt, zodat het onder meer duidelijk is dat het om een afneembare tank gaat en verkeerd gebruik wordt voorkomen. Grotere transporteenheden wordt verboden om, vanaf een bepaalde hoeveelheidsgrens en met bepaalde gevaarlijke stoffen door tunnels te gaan van de categorie E (de categorie met de meeste restricties), ook als de afzonderlijke verpakkingen gelimiteerde hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten.
De wijzigingen in de VBG, de VLG, de VSG en de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen houden verband met de wijzigingen van de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze wijzigingen vinden tweejaarlijks plaats. In die tweejaarlijkse periode komen de wijzigingen tot stand in internationaal verband en in nauwe samenwerking met de verschillende vervoersbranches. In internationaal verband wordt in algemene termen de handhaafbaarheid, veiligheid en haalbaarheid van de verschillende wijzigingen onderzocht en voorgelegd aan de partijen. Deze bevindingen worden meegenomen in de totstandkoming van de wijzigingen. De branches zijn daarmee op de hoogte van de eventuele gevolgen die de wijzigingen voor de afzonderlijke sectoren met zich meebrengen en hebben daarmee ook ingestemd. Met de wijzigingen wordt voldaan aan de verplichte implementatie die op grond van de afzonderlijke verdragen is voorgeschreven. Gezien de omvang van de wijzigingen is het niet mogelijk om voor iedere wijziging afzonderlijk te specificeren wat de precieze gevolgen daar van zijn. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de wijzigingen geen nieuwe informatieverplichtingen met zich meebrengen zodat de lasten daarvan niet toenemen of tenminste gelijk zullen blijven. Met de wijzigingen worden zowel versoepelingen aangebracht naar aanleiding van in de praktijk gesignaleerde problemen door vervoerders in de toepassing van de regels. Anderzijds heeft het op een aantal onderwerpen geleid tot een aanscherping. Zoals hiervoor aangegeven, zijn die in overleg met de branches tot stand gekomen.
Deze regeling treedt met ingang van 1 april 2013 in werking. Hiermee zijn de vaste verandermomenten in acht genomen.
De tabellen in de bij de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen behorende bijlage zijn eveneens aangepast aan de tweejaarlijkse revisie van de internationale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (ADR), over de binnenwateren (ADN) en over de spoorweg (RID).
Daarnaast is de hiervoor bedoelde regeling aangepast vanwege het corrigeren van een gebrek. Op grond van artikel 4 van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen kan een erkenning alleen worden verleend aan een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet. Er is op grond van deze regeling tot nu toe geen erkenning aan een onderneming verleend voor de uitvoering van de in artikel 2, tweede lid, onder b, opgenomen handelingen en de daarbij behorende randnummers. Tot nu toe komt alleen TNO voor deze erkenning in aanmerking. De reden waarom TNO als enige hiervoor aanmerking komt is dat in de internationale regelgeving, in geval er sprake is van ontplofbare stoffen of voorwerpen en vergelijkbare reactieve stoffen, een uitzondering wordt gemaakt op de regel dat het classificeren van nieuwe gevaarlijke stoffen aan de producent wordt overgelaten. Marktwerking en economische motieven mogen daarop geen invloed hebben. Daarnaast is voor deze groep stoffen zeer specialistische kennis en ervaring vereist. Besloten is TNO als enige erkende instantie voor deze stoffen aan te wijzen omdat deze organisatie over de benodigde specialistische kennis beschikt. Echter, TNO is een publiekrechtelijke rechtspersoon en geen onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, en komt op grond daarvan niet voor een erkenning in de zin van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen in aanmerking. Daarom is in de regeling artikel 2, tweede lid, onder b, met de daarbij behorende randnummers geschrapt. TNO is echter wel als erkende instantie voor bepaalde randnummers aangewezen in de VLG, de VBG en de VSG. De bijlage bij de VLG, de VBG en de VSG waarin de erkende instanties zijn aangewezen, is – voor zover het TNO betreft – uitgebreid met de randnummers die voorheen waren gekoppeld aan artikel 2, tweede lid, onder b, van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen. Als gevolg hiervan zijn alle randnummers waarvoor TNO de erkende instantie is thans opgenomen in een bijlage bij de VLG, de VBG en de VSG.
De wijzigingen in onderdeel B houden verband met het laten vervallen van artikel 2, tweede lid, onderdeel b.
Aan de in Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3, tweede lid, van de VLG opgenomen lijst van tunnels waarvoor beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden wordt de nieuwe, naar verwachting medio 2013 in gebruik te nemen, Michiel de Ruijtertunnel onder het IJ in Amsterdam toegevoegd. Daarmee is het tunnelregime onmiddellijk van kracht op het tijdstip van daadwerkelijke ingebruikname en behoeft de regeling niet tussentijds wederom aangepast te worden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-1497.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.