TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling wordt de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
(hierna: de Rpbr) aangepast aan de wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties
en recherchebureaus (hierna: de Wpbr). De wet is gewijzigd naar aanleiding van de
implementatie van de Verordening betreffende professioneel grensoverschrijdend transport
van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone van 16 november 2011
(Nr. 1214/2011) (hierna: de verordening).
De verordening heeft tot doel professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten
over de weg tussen deelnemende lidstaten mogelijk te maken onder omstandigheden die
de beveiliging van de transactie, de veiligheid van het betrokken bewakingspersoneel
van geldtransporten en het publiek en het vrije verkeer van eurocontanten te waarborgen.
De aanpassing van de Rpbr betreft ten eerste de keuze van de in de verordening aan
de lidstaten overgelaten opties voor grensoverschrijdend transport van eurobankbiljetten
en muntstukken die op grond van artikel 13 van de verordening worden toegelaten op
Nederlands grondgebied (artikel 6, tweede lid, van de Wpbr). Ten tweede gaat het om
de nadere uitwerking van de eisen gesteld aan het medisch attest, waarover het bewakingspersoneel
van geldtransporten dient te beschikken (artikel 6a van de Wpbr). De derde aanpassing
ziet op de aanwijzing van de autoriteit waaraan – in het kader van het toezicht –
voorafgaand aan het grensoverschrijdend transport informatie over dat transport dient
te worden verstrekt (artikel 7a, eerste lid, van de Wpbr). Tot slot gaat het om de
uitwerking van de in de verordening opgenomen opleidingseis voor het bewakingspersoneel
van geldtransporten (artikel 8, tweede lid, van de Wpbr).
De verordening regelt in artikel 6 voorts het dragen van wapens door bewakingspersoneel
van grensoverschrijdend transport van eurocontanten.
Kort gezegd wordt daarin bepaald dat bewakingspersoneel zich voor at betreft het dragen
van wapens en het maximaal toegestane kaliber houdt aan het recht van het land van
herkomst, doorvoer en ontvangst. Omdat in Nederland het dragen van wapens door dergelijke
bewakingspersoneel niet is toegestaan, dient artikel 6 van de verordening in de Regeling
wapens en munitie (hierna: de Rwm) te worden uitgewerkt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel B
Artikel 23l van de Rpbr
In dit artikel is bepaald welke opties op grond van artikel 13, eerste en tweede lid,
van de verordening toegestane opties op Nederlands grondgebied zijn toegelaten. Elke
lidstaat dient op grond van artikel 13 van de verordening de in die bepaling genoemde
opties voor het grensoverschrijdende transport toe te laten, onder de voorwaarden
zoals in artikel 13 genoemd. Voor Nederland geldt dat het gaat om de opties onder
artikel 17 (transport van bankbiljetten in een volledig gepantserd geldtransportvoertuig
dat niet is uitgerust met IBNS), artikel 18 (transport van bankbiljetten in een volledig
gepantserd geldtransportvoertuig dat uitgerust is met een IBNS) en artikel 20 (transport
van muntstukken in een geldtransportvoertuig waarbij alleen de cabine gepantserd is).
Voor deze opties is gekozen omdat deze aansluiten bij de eisen betreffende bepantsering
en herkenbaarheid van het geldtransportvoertuig die in Nederland reeds worden gesteld
aan geldtransporten op grond van artikel 6, aanhef en onder a, van de wet.
Artikel 23m van de Rpbr
De leden van het bewakingspersoneel van geldtransporten moeten op grond van artikel
5, eerste lid, onder b, van de verordening beschikken over een medisch attest, waaruit
blijkt dat zij lichamelijk en geestelijk geschikt zijn om hun taak te vervullen. De
verklaring van geschiktheid is gebaseerd op de zogeheten eigen verklaring van betrokkene
waarin vragen worden gesteld over de lichamelijke en geestelijke gesteldheid. Naast
deze eigen verklaring is een geneeskundig verslag vereist dat naar aanleiding van
een medische keuring door een arts is opgesteld. De werkzaamheden van het bewakingspersoneel
bestaan uit het vervoer, maar ook de bescherming van de inhoud van het voertuig. Veelal
gaat het daarbij om het vervoer met een zwaardere categorie motorvoertuigen. Om die
reden, alsmede gelet op de aard van de werkzaamheden van bewakingspersoneel van geldtransporten
en de overeenkomsten tussen hun werkzaamheden en die van beroepschauffeurs van vrachtauto’s
en bussen, wordt voor de medische keuring aangesloten bij de eisen die gelden voor
de afgifte van een zogenoemde verklaring van geschiktheid die is vereist voor het
besturen van van motorrijtuigen van categorie C (vrachtauto’s en bussen), zoals uitgewerkt
in de Regeling eisen geschiktheid 2000 van de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Het betreft de in die Regeling gestelde eisen aan bestuurders met rijbewijzen van
groep 2, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b. Deze eisen zijn derhalve van
overeenkomstige toepassing verklaard.
Het vaststellen van de geestelijke en lichamelijke geschiktheid is daarmee het doel
van de medische keuring. De vragen die ter gelegenheid van deze keuring mogen worden
gesteld, alsmede de medische onderzoeken die mogen worden verricht, zijn opgenomen
in de bijlage bij de Regeling.
Artikel 23n van de Rpbr
In artikel 12, tweede lid, van de verordening is bepaald dat een onderneming die voornemens
is grensoverschrijdend transport van contanten uit te voeren, de door de lidstaat
van ontvangst aangewezen relevante autoriteit of autoriteiten van tevoren van informatie
voorziet over het type of de types van transport dat c.q. die zij gaat gebruiken,
de namen van de personen die dergelijk transport kunnen uitvoeren en het type van
gedragen wapens. Artikel 7a, eerste lid, van de Wpbr biedt een grondslag de autoriteit
aan te wijzen. Met het oog op het toezicht is het van belang dat de politie beschikt
over informatie over het type vervoer, de personen die het transport kunnen uitvoeren
en de wapens die mogelijk aan boord van het buitenlandse voertuig, zijn opgeborgen.
De korpschef van het landelijke politiekorps wordt daarom aangewezen als de autoriteit
waaraan deze informatie moet worden verstrekt. Hiervoor is bij de politie een mailbox
ingericht: infodesk@klpd.politie.nl.
De korpschef zal vervolgens de regionale en, indien nodig, de landelijke eenheden
inlichten.
Artikel 23o van de Rpbr
De verordening schrijft voor dat bewakingspersoneel van geldtransporten zowel met
succes de passende initiatieopleiding moet hebben gevolgd waarin wordt voorzien door
de nationale referentieregelgeving als een aanvullende opleidingsmodule dient te volgen
en voltooien.
Op grond van de nationale regelgeving moeten medewerkers van geld- en aardetransportbedrijven
beschikken over het diploma Beveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere
Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.
Dit betreft een diploma op het niveau van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en
de opleiding die uitmondt in dit diploma vormt een passende opleiding voor personeel
van geldtransporten dat grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten verricht als
bedoeld in de verordening. Hiermee wordt voldaan de in de artikel 5, eerste lid, aanhef
en onder c, van de verordening genoemde eis dat bewakingspersoneel van geldtransporten
met succes een specifieke initiatieopleiding van ten minste 200 uren dienen te hebben
gevolgd.
Naast deze initiatieopleiding is bewakingspersoneel van geldtransporten een verplicht
een aanvullende opleidingsmodule te volgen en te voltooien. Deze module omvat tenminste
de onderdelen zoals genoemd in Bijlage VI bij de verordening.
Artikel II
Artikel 18b Rwm
Artikel 18b van de Rwm geeft uitvoering aan artikel 6 van de verordening, waarin het
dragen van wapens door het bewakingspersoneel van geldtransporten wordt geregeld.
Het uitgangspunt van artikel 6 houdt in dat het bewakingspersoneel van geldtransporten
zich voor wat betreft het dragen van wapens en het maximaal toegelaten kaliber houdt
aan het recht in de lidstaat van herkomst, de lidstaat van doorvoer en de lidstaat
van ontvangst van de getransporteerde eurocontanten.
Gezien de bestaande verschillen tussen de lidstaten op dit punt, bevat artikel 6 de
regeling dat wapens, bij het betreden van het grondgebied van een lidstaat waarvan
het recht niet toestaat dat bewakingspersoneel van geldtransporten is gewapend, dienen
te worden opgeborgen in een brandkast voor wapens. Nederland is een lidstaat waarvan
het recht niet toestaat dat bewakingspersoneel van geldtransporten wapens draagt.
Dat betekent dat in de Nederlandse Rwm ter uitvoering van artikel 6 van de verordening
aan bewakingspersoneel afkomstig uit lidstaten waarvan het recht het dragen van wapens
wel toestaat, een vrijstelling dient te worden verleend voor het voorhanden hebben,
het doen binnenkomen, doen uitgaan en het vervoeren van wapens van de categorieën
I tot en met IV en bijbehorende munitie. Indien bewakingspersoneel van geldtransporten
bewapend is, is bij het betreden van Nederlands grondgebied immers sprake van het
doen binnenkomen en uitgaan, voorhanden hebben en vervoeren van wapens van de categorieën
I tot en met IV en bijbehorende munitie. Dat is in de artikelen 13, 14, 22 en 26 van
de Wet wapens en munitie verboden. De verordening specificeert niet om welke categorieën
wapens het gaat. De vrijstelling ziet om die reden op alle categorieën wapens. Hetzelfde
geldt voor de bijbehorende munitie. Ook deze is onder de vrijstelling gebracht, omdat
geldtransportbedrijven daar anders consenten en verloven voor zouden moeten aanvragen.
De vrijstelling voor het bewakingspersoneel van geldtransporten en de voorwaarden
waaronder deze geldt, wordt in artikel 18b van de Regeling wapens en munitie geregeld.
Het betreft een vrijstelling van het verbod van respectievelijk de artikelen 13, eerste
lid (doen binnenkomen en uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van wapens van de
categorie I) 14, eerste lid (het doen binnenkomen en uitgaan van wapens van de categorie
II en III) 22, eerste lid (het voorhanden hebben daarvan) en 26, eerste lid (het vervoeren
daarvan) van de Wet wapens en munitie.
De voorwaarden waaronder de vrijstelling geldt, zijn geregeld in het tweede lid van
artikel 18b van de Rwm. Deze zijn rechtstreeks ontleend aan artikel 6, tweede lid,
van de EU-verordening. Deze houden, kort gezegd, in dat de wapens bij het betreden
van Nederlands grondgebied in een brandkast voor wapens worden opgeborgen. De wapens
moeten gedurende de gehele transport over Nederlands grondgebied ontoegankelijk blijven
voor het bewakingspersoneel.
De brandkast mag enkel door interventie van het controlecentrum van het geldtransportvoertuig
op afstand worden geopend en pas nadat de exacte locatie van het voertuig is gelokaliseerd.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.