TOELICHTING
Inleiding
Deze regeling voorziet in een tijdelijke compensatie voor bepaalde mensen met een
AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering, die, doordat de informatieverstrekking door de
Sociale verzekeringsbank (SVB) over een aanstaande wijziging van de regels met betrekking
tot de vaststelling van de hoogte van hun uitkering in een betrekkelijk laat stadium
plaatsvond, weinig tijd hebben gehad om zich voor te bereiden op de hiermee verband
houdende inkomensdaling.
Achtergrond
De vaststelling van wat onder inkomen moet worden verstaan in het kader van de Algemene
Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) is met ingang van 1 januari
2011 geregeld in het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen (met
ingang van 1 maart 2012 aangeduid als Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten).
Dit besluit hanteert anders dan zijn voorgangers, het Inkomensbesluit AOW 1996 en
het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, niet de term ‘inkomen in verband met arbeid’,
maar de term ‘overig inkomen’. Deze wijziging, in combinatie met de wijziging van
de artikelen 8, 10 en 11 van de AOW en artikel 10 van de Anw, zoals tot stand gebracht
met de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, brengt met
zich mee dat bepaald inkomen dat voorheen buiten beschouwing werd gelaten, nu in mindering
wordt gebracht op de AOW-partnertoeslag dan wel de Anw-uitkering. Dit geldt bij samenloop
tussen een AOW-partnertoeslag en een Anw-nabestaandenuitkering, Wajong-uitkering of
studiefinanciering. Hetzelfde geldt voor samenloop tussen een Anw-uitkering en een
Wajong-uitkering.
Voor bepaalde AOW- en Anw-gerechtigden betekent de bovengenoemde wijziging een substantiële
achteruitgang in hun inkomen, omdat hun uitkering alleen tot uitbetaling komt voor
zover deze hoger is dan hun overig inkomen. Met andere woorden, bij deze betrokkenen
worden niet meer beide uitkeringen in hun geheel uitbetaald, maar wordt de ene uitkering
afgetrokken van de andere. Vanwege de individueel forse gevolgen van de wijziging,
werd voor bestaande rechten voorzien in een ruimer dan gebruikelijk overgangsrecht.
Op grond van dit overgangsrecht bleven de bepalingen van de AOW en Anw en de hierop
berustende bepalingen, zoals die golden vóór 1 januari 2011, gedurende twee jaar van
toepassing op de uitkeringsgerechtigden en/of diens partner waarvoor vóór 1 januari
2011 reeds inkomen werd bepaald.
De SVB heeft bepaalde betrokkenen pas in de tweede helft van 2012 geïnformeerd over
het per 1 januari 2013 aflopende overgangsrecht. Daardoor hebben zij weinig tijd gehad
om zich voor te bereiden op hun aanstaande inkomensachteruitgang. Deze betrokkenen
worden met deze regeling eenmalig uit coulanceoverwegingen tegemoet gekomen, zodat
zij in staat worden gesteld zich gedurende iets langere tijd aan te passen aan hun
inkomensdaling.
Inhoud en doel
In deze regeling wordt eenmalig en bij hoge uitzondering de mogelijkheid gecreëerd
om aan de betrokkenen, die pas in de tweede helft van 2012 zijn geïnformeerd over
het feit dat met ingang van 1 januari 2013 overig inkomen volledig in mindering wordt
gebracht op de Anw-nabestaandenuitkering en de AOW-partnertoeslag, met als gevolg een plotselinge inkomensdaling,
een tijdelijke tegemoetkoming te verstrekken ter hoogte van deze inkomensdaling. Het
doel van de regeling is de betrokkenen beter in staat te stellen zich te kunnen voorbereiden
op de inkomensachteruitgang.
Desbetreffende personen hebben recht op een compensatie gedurende ten hoogste zes
maanden. Het recht gaat in op 1 januari 2013 en eindigt de eerste dag van de zevende
maand volgend op de maand waarin de rechthebbende voor het eerst is geïnformeerd door
de SVB over de wijziging van het toepasselijke recht met betrekking tot de vaststelling
van de hoogte van de uitkering.
De hoogte van de tegemoetkoming is per maand gelijk aan het verschil tussen de hoogte
van de uitkering zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW
respectievelijk artikel 74 van de Anw, zoals die luidden op 31 december 2012, en de
hoogte van de uitkering zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld
op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW respectievelijk de artikelen
10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen.
Financiering
De kosten van deze regeling zijn geschat op € 650.000. Dit bedrag wordt opgevangen
binnen de SZW-begroting.
Uitvoering
Deze regeling wordt uitgevoerd door de SVB. De SVB heeft de rechthebbenden in beeld
op basis van de eigen administratie en stelt het recht op tegemoetkoming ambtshalve
vast. De tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Definities
Dit artikel geeft de definities van de algemene begrippen die meermaals in deze regeling
voorkomen. In het eerste lid gaat het om begrippen die specifiek in deze regeling
worden gebruikt. Verder wordt in het tweede lid aangesloten bij het begrippenkader
zoals dat in de AOW en de Anw wordt gehanteerd. Dit is gebeurd door bepaalde artikelen
van de AOW en de Anw van overeenkomstige toepassing te verklaren. Hiermee worden bijvoorbeeld
in de AOW uitgewerkte begrippen als echtgenoot en hiermee gelijkgestelde samenwonende
partner onder het bereik van de onderhavige regeling gebracht.
Artikel 2. Rechthebbenden
In dit artikel is bepaald dat de verzekerde die op en na 31 december 2012 onafgebroken
recht had op een AOW-partnertoeslag of een Anw-uitkering en ook met ingang van 1 januari
2013 hier recht op heeft, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van
deze regeling, indien hij op of na 1 juli 2012 voor het eerst door de SVB is geïnformeerd
over de wijziging van het inkomensbegrip in de AOW, onderscheidenlijk de Anw, met
ingang van 1 januari 2013 en de gevolgen die hieruit voortvloeien voor de hoogte van
zijn uitkering. Hieruit vloeit voort dat het recht op tegemoetkoming afhankelijk is
van het onderliggende recht op AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering.
Artikel 3. Hoogte tegemoetkoming
In dit artikel wordt de hoogte bepaald van de tegemoetkoming op grond van deze regeling.
De tegemoetkoming compenseert de rechthebbende, bedoeld in artikel 2, in verband met
de achteruitgang van zijn inkomen als gevolg van de wijziging van het inkomensbegrip
met ingang van 1 januari 2013 waarover hij in een laat stadium is geïnformeerd. Dit
houdt in dat de hoogte van de tegemoetkoming uit het verschil bestaat tussen de hoogte
van de uitkering zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van de bepalingen van de
AOW, respectievelijk de Anw, en de daarop berustende bepalingen in het Inkomensbesluit
AOW 1996 onderscheidenlijk het Inkomens- en Samenloopbesluit Anw en de hoogte van
de uitkering, zoals die wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van de AOW, respectievelijk
de Anw, zoals die luiden met ingang van 1 januari 2013, en het hierop gebaseerde Algemeen
inkomensbesluit socialezekerheidswetten. De tegemoetkoming ziet uitsluitend op het
verschil in de hoogte van de uitkering die wordt veroorzaakt door het vervallen van
de artikelen 64a van de AOW en 74 van de Anw met ingang van 1 januari 2013 en derhalve
niet op verschillen die het gevolg zijn van andere factoren, zoals het opleggen van
een maatregel.
Artikel 4. Toekenning tegemoetkoming
De SVB stelt het recht op tegemoetkoming op grond van artikel 2 en de hoogte hiervan
op grond van artikel 3 vast. De SVB zal op basis van de eigen administratie kunnen
zien wie in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling en
zal deze rechthebbenden ambtshalve de tegemoetkoming toekennen.
Artikel 5. Ingangs- en einddatum
Het recht op grond van artikel 3 gaat in met ingang van 1 januari 2013 en eindigt
de eerste dag van de zevende maand volgend op de maand waarin de rechthebbende voor
het eerst is geïnformeerd door de SVB over de toepasselijkheid van de artikelen 8,
eerste lid, 10 en 11 van de AOW, onderscheidenlijk de artikelen 10, 18, eerste lid,
en 20 van de Anw, en de daarop berustende bepalingen. Is de betrokkene bijvoorbeeld
in oktober 2012 geïnformeerd, dan eindigt zijn tegemoetkoming met ingang van 1 mei
2013. Het recht op tegemoetkoming geldt ten hoogste gedurende zes maanden en eindigt
dus uiterlijk op 1 juli 2013. Eindigt de onderliggende AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering
eerder, dan volgt uit artikel 2 dat ook de aanvullende tegemoetkoming vervalt.
Artikel 6. Intrekking of herziening
Artikel 6, dat betrekking heeft op eventuele intrekking of herziening van een tegemoetkoming,
is verwant aan de artikelen 17 en 17a van de AOW en de artikelen 19 en 34 van de Anw,
die hetzelfde onderwerp regelen voor de AOW, onderscheidenlijk de Anw. Intrekking
of herziening is aan de orde, wanneer de persoon aan wie de uitkering is toegekend,
daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, of voor een hogere of lagere uitkering
dan eerder het geval was. Overigens kan de SVB op grond van het van overeenkomstige
toepassing verklaarde artikel 17a, tweede lid, van de AOW, onderscheidenlijk artikel
34, tweede lid, van de Anw, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten
geheel of gedeeltelijk af te zien van de intrekking of herziening.
Artikel 7. Maatregel
Indien niet wordt voldaan aan bepaalde verplichtingen weigert de SVB op grond van
artikel 7 de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend. In de AOW
is dit geregeld in artikel 17b en in de Anw in artikel 38. Deze artikelen zijn dan
ook van overeenkomstige toepassing verklaard. Eveneens van overeenkomstige toepassing
is het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten via het in artikel 7, tweede lid,
van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 17b, zesde lid van de AOW, en het
in artikel 7, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 38, zesde
lid van de Anw.
Artikel 8. Overlijdensuitkering
Vergelijkbaar met artikel 18 van de AOW en artikel 51 van de Anw kent artikel 8 van
de onderhavige regeling ook een overlijdensuitkering. Na het overlijden van een persoon
aan wie eerder een tegemoetkoming is uitgekeerd, wordt een overlijdensuitkering betaald
aan de nabestaande(n). Deze tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag van de tegemoetkoming
over één maand.
Artikel 9. Verjaring
Artikel 9 biedt een regeling voor verjaring van de termijnen van de tegemoetkoming.
De termijnen van de tegemoetkoming, die niet zijn ingevorderd door rechthebbende binnen
twaalf maanden na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet
meer uitbetaald. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor in het geval rechthebbende
heeft nagelaten een betaalwijze aan te geven.
Artikel 10. Terugvordering
Ingevolge artikel 10 kan worden teruggevorderd hetgeen eerder in het kader van een
intrekking of herziening uiteindelijk onverschuldigd is betaald. De bepalingen in
de AOW en de Anw die zien op terugvordering en de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke
boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen worden van overeenkomstige toepassing
verklaard.
Artikel 11. Betaalbaarstelling
De SVB betaalt de tegemoetkoming als regel maandelijks. Dit sluit aan bij de betaalbaarstelling
van de AOW-partnertoeslag op grond van artikel 19 van de AOW en de Anw-nabestaandenuitkering
op grond van artikel 46 van de Anw. De bepalingen in de AOW en de Anw met betrekking
tot betaalbaarstelling worden van overeenkomstige toepassing verklaard op de betaling
van de tegemoetkoming.
Artikel 12. Vakantie-uitkering
De rechthebbende heeft over de maand waarin hij recht heeft op een tegemoetkoming
eveneens recht op een vakantie-uitkering. Voor de rechthebbende bedoeld in artikel
2, aanhef en onder a, is de hoogte hiervan het verschil in vakantie-uitkering, zoals
deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW, zoals dat luidde op
31 december 2012, en de vakantie-uitkering, zoals die met ingang van 1 januari 2013
wordt vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW en
de daarop berustende bepalingen. Voor de rechthebbende, bedoeld in artikel 2, aanhef
en onder b, is de hoogte hiervan het verschil in vakantie-uitkering, zoals deze zou
zijn vastgesteld op grond van artikel 74 van de Anw, zoals dat luidde op 31 december
2012, en de vakantie-uitkering, zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld
op grond van de artikelen 10, 18, eerste lid en 20 van de Anw en de daarop berustende
bepalingen.
Artikel 13. Beslistermijn bezwaarschriftprocedure
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist
de SVB binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het
indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze afwijkende termijn sluit aan bij
de termijn die geldt voor beschikkingen op bezwaar op grond van de artikelen 52 van
de AOW en 65 van de Anw.
Artikelen 14 tot en met 16. Financiering
In de artikelen 14 tot en met 16 worden regels gesteld met betrekking tot de financiering
van de regeling ten laste van de rijksbegroting. Als uitvoerder van de regeling draagt
de SVB zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen. Daartoe
wordt op grond van artikel 15 voor 1 oktober 2013 bij de minister een opgave van het
totaalbedrag van de lasten ingediend. Het bedrag van de opgegeven lasten, wordt gestort
op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv.
Afrekening vindt ingevolge artikel 16 plaats via de jaarrekening. Artikel 16, derde
lid, bepaalt verder dat op de onderhavige regeling van overeenkomstige toepassing
is de op grond van de Kaderwet SZW-subsidies vastgestelde Algemene Regeling SZW-subsidies,
met uitzondering echter van artikel 16, eerste lid. De op grond van die bepaling gevraagde
afzonderlijke accountantsverklaring wordt in het kader van de onderhavige regeling
niet noodzakelijk geoordeeld, omdat de financiële verantwoording al regulier onderdeel
vormt van de planning- en controlcyclus van een zelfstandig bestuursorgaan als de
SVB.
Artikel 17. Inwerkingtreding
In dit artikel wordt in het eerste lid bepaald dat de regeling in werking treedt met
ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Aan de regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2013. Dit
maakt het mogelijk om betrokkenen tegemoetkomingen te bieden voor de achteruitgang
in inkomen, die met ingang van 1 januari 2013 ontstaat. De regeling vervalt met ingang
van 1 juli 2013. Op grond van het tweede lid blijft de regeling, zoals die op 30 juni
2013 geldt, van toepassing op de financiële afwikkeling van deze regeling.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma