Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 2013, 2013-0000050457, tot vaststelling van een tegemoetkoming voor bepaalde AOW- en Anw-gerechtigden in verband met de achteruitgang in inkomen als gevolg van de wijziging van het inkomensbegrip waarover zij in een laat stadium zijn geïnformeerd (Tijdelijke regeling tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en 34a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. AOW:

    Algemene Ouderdomswet;

    b. Anw:

    Algemene nabestaandenwet;

    c. Minister:

    Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    d. SVB:

    Sociale verzekeringsbank als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    e. rechthebbende:

    rechthebbende als bedoeld in artikel 2;

    f. tegemoetkoming:

    tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Op deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 1, eerste tot en met zesde lid, en het achtste en negende lid, van de AOW, 1 en 3 tot en met 5 van de Anw en het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding 1998.

Paragraaf 2. Het recht op tegemoetkoming

Artikel 2. Rechthebbenden

Rechthebbende op grond van deze regeling is degene die:

  • a. recht heeft op een uitkering op grond van de artikelen 8 en 8a van de AOW, op wie artikel 64a van de AOW, zoals dat luidde op 31 december 2012, onafgebroken van toepassing was van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, indien hij op of na 1 juli 2012 voor het eerst door de SVB is geïnformeerd over de toepasselijkheid van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW en de daarop berustende bepalingen met ingang van 1 januari 2013; of

  • b. recht heeft op een uitkering op grond van de artikelen 14 en 16 van de Anw, op wie artikel 74 van de Anw, zoals dat luidde op 31 december 2012, onafgebroken van toepassing was van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, indien hij op of na 1 juli 2012 voor het eerst door de SVB is geïnformeerd over de toepasselijkheid van de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 3. Hoogte tegemoetkoming

  • 1. De rechthebbende, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, heeft recht op een tegemoetkoming ter hoogte van het verschil in de uitkering indien deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de uitkering zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW en de daarop berustende bepalingen.

  • 2. De rechthebbende, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, heeft recht op een tegemoetkoming ter hoogte van het verschil in de uitkering indien deze zou zijn vastgesteld bij toepassing van artikel 74 van de Anw, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de uitkering zoals deze wordt vastgesteld op grond van de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen.

  • 3. De tegemoetkomingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden uitsluitend toegekend, voor zover het verschil in hoogte van de uitkering wordt veroorzaakt door het vervallen van de artikelen 64a van de AOW en 74 van de Anw met ingang van 1 januari 2013.

Paragraaf 3. Toekenning, ingang, intrekking, herziening en betaling van de tegemoetkoming

Artikel 4. Toekenning tegemoetkoming

De SVB stelt ambtshalve vast of recht op tegemoetkoming bestaat.

Artikel 5. Ingangs- en einddatum

Het recht, bedoeld in artikel 3, gaat in met ingang van 1 januari 2013 en eindigt de eerste dag van de zevende maand volgend op de maand waarin de rechthebbende voor het eerst is geïnformeerd door de SVB over de toepasselijkheid van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW, onderscheidenlijk de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw, en de daarop berustende bepalingen.

Artikel 6. Intrekking of herziening

  • 1. De tegemoetkoming wordt door de SVB ingetrokken of herzien, wanneer de persoon, aan wie deze is toegekend, op grond van deze regeling daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hogere of lagere tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. Op de intrekking of herziening van het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, zijn de artikelen 17, tweede tot en met zevende lid, en 17a van de AOW van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Op de intrekking of herziening van het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, zijn de artikelen 19 en 34 van de Anw van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Maatregel

  • 1. De SVB weigert de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de rechthebbende, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger de verplichtingen, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk is nagekomen.

  • 2. Bij de toepassing van een maatregel met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, is artikel 17b, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de AOW van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de toepassing van een maatregel met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, is artikel 38, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de Anw van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Overlijdensuitkering

  • 1. Na het overlijden van de rechthebbende wordt met ingang van de dag na het overlijden, een tegemoetkoming in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten;

    • b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde personen, aan de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond;

    • c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan de persoon met wie de overledene in gezinsverband leefde.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, is artikel 18, tweede tot en met zesde lid, van de AOW van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, is artikel 51, tweede tot en met zesde lid, van de Anw van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Verjaring

De termijnen van de tegemoetkoming, die niet door rechthebbende zijn ingevorderd binnen twaalf maanden na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.

Artikel 10. Terugvordering

  • 1. De tegemoetkoming die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 6 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de SVB van de rechthebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger teruggevorderd.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, zijn de artikelen 24, tweede tot en met zevende lid, 24a en 25 tot en met 26 van de AOW en de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot het recht, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, zijn de artikelen 53, tweede tot met zevende lid, 54, 55a, 55b en 59 van de Anw en de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11. Betaalbaarstelling

  • 1. De SVB betaalt de tegemoetkoming waarop op grond van deze regeling recht bestaat. De betaling geschiedt als regel maandelijks.

  • 2. De artikelen 19, tweede tot en met zesde lid, 19a, 19b en 20 van de AOW zijn van overeenkomstige toepassing op de betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a.

  • 3. De artikelen 46, derde en vierde lid, 46a, 46b, 48 en 57 van de Anw zijn van overeenkomstige toepassing op de betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b.

Artikel 12. Vakantie-uitkering

  • 1. De rechthebbende, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, die over een maand recht heeft op een tegemoetkoming, heeft over die maand tevens recht op een vakantie-uitkering ter hoogte van het verschil in de vakantie-uitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de vakantie-uitkering zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW en de daarop berustende bepalingen.

  • 2. De rechthebbende, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, die over een maand recht heeft op een tegemoetkoming, heeft over die maand tevens recht op een vakantie-uitkering ter hoogte van het verschil in de vakantie-uitkering zoals die zou zijn vastgesteld bij toepassing van artikel 74 van de Anw, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de vakantie-uitkering zoals deze wordt vastgesteld op grond van de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen.

Paragraaf 4. Beslistermijn

Artikel 13. Beslistermijn bezwaarschriftprocedure

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de SVB binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

Paragraaf 5. Financiering

Artikel 14. Financiering

  • 1. Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling.

  • 2. De SVB beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 15. Opgave lasten en betaling

  • 1. Voor 1 oktober 2013 verstrekt de SVB aan de Minister een opgave van het totaalbedrag van de lasten met betrekking tot deze regeling, uitgesplitst naar de uitkeringslasten en uitvoeringskosten.

  • 2. De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv, het bedrag van de opgegeven lasten.

  • 3. De Minister kan, na overleg met de SVB, van het in het eerste lid bedoelde bedrag afwijken.

Artikel 16. Afrekening

  • 1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de lasten, uitgesplitst naar uitkeringslasten en uitvoeringkosten, met betrekking tot deze regeling opgenomen.

  • 2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de lasten, met betrekking tot deze regeling af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

  • 3. Artikel 16, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2013 en vervalt met ingang van 1 juli 2013.

  • 2. De regeling, zoals die op 30 juni 2013 geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van deze regeling.

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 mei 2013

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

TOELICHTING

Inleiding

Deze regeling voorziet in een tijdelijke compensatie voor bepaalde mensen met een AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering, die, doordat de informatieverstrekking door de Sociale verzekeringsbank (SVB) over een aanstaande wijziging van de regels met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van hun uitkering in een betrekkelijk laat stadium plaatsvond, weinig tijd hebben gehad om zich voor te bereiden op de hiermee verband houdende inkomensdaling.

Achtergrond

De vaststelling van wat onder inkomen moet worden verstaan in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) is met ingang van 1 januari 2011 geregeld in het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen (met ingang van 1 maart 2012 aangeduid als Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten). Dit besluit hanteert anders dan zijn voorgangers, het Inkomensbesluit AOW 1996 en het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, niet de term ‘inkomen in verband met arbeid’, maar de term ‘overig inkomen’. Deze wijziging, in combinatie met de wijziging van de artikelen 8, 10 en 11 van de AOW en artikel 10 van de Anw, zoals tot stand gebracht met de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, brengt met zich mee dat bepaald inkomen dat voorheen buiten beschouwing werd gelaten, nu in mindering wordt gebracht op de AOW-partnertoeslag dan wel de Anw-uitkering. Dit geldt bij samenloop tussen een AOW-partnertoeslag en een Anw-nabestaandenuitkering, Wajong-uitkering of studiefinanciering. Hetzelfde geldt voor samenloop tussen een Anw-uitkering en een Wajong-uitkering.

Voor bepaalde AOW- en Anw-gerechtigden betekent de bovengenoemde wijziging een substantiële achteruitgang in hun inkomen, omdat hun uitkering alleen tot uitbetaling komt voor zover deze hoger is dan hun overig inkomen. Met andere woorden, bij deze betrokkenen worden niet meer beide uitkeringen in hun geheel uitbetaald, maar wordt de ene uitkering afgetrokken van de andere. Vanwege de individueel forse gevolgen van de wijziging, werd voor bestaande rechten voorzien in een ruimer dan gebruikelijk overgangsrecht. Op grond van dit overgangsrecht bleven de bepalingen van de AOW en Anw en de hierop berustende bepalingen, zoals die golden vóór 1 januari 2011, gedurende twee jaar van toepassing op de uitkeringsgerechtigden en/of diens partner waarvoor vóór 1 januari 2011 reeds inkomen werd bepaald.

De SVB heeft bepaalde betrokkenen pas in de tweede helft van 2012 geïnformeerd over het per 1 januari 2013 aflopende overgangsrecht. Daardoor hebben zij weinig tijd gehad om zich voor te bereiden op hun aanstaande inkomensachteruitgang. Deze betrokkenen worden met deze regeling eenmalig uit coulanceoverwegingen tegemoet gekomen, zodat zij in staat worden gesteld zich gedurende iets langere tijd aan te passen aan hun inkomensdaling.

Inhoud en doel

In deze regeling wordt eenmalig en bij hoge uitzondering de mogelijkheid gecreëerd om aan de betrokkenen, die pas in de tweede helft van 2012 zijn geïnformeerd over het feit dat met ingang van 1 januari 2013 overig inkomen volledig in mindering wordt gebracht op de Anw-nabestaandenuitkering en de AOW-partnertoeslag, met als gevolg een plotselinge inkomensdaling, een tijdelijke tegemoetkoming te verstrekken ter hoogte van deze inkomensdaling. Het doel van de regeling is de betrokkenen beter in staat te stellen zich te kunnen voorbereiden op de inkomensachteruitgang.

Desbetreffende personen hebben recht op een compensatie gedurende ten hoogste zes maanden. Het recht gaat in op 1 januari 2013 en eindigt de eerste dag van de zevende maand volgend op de maand waarin de rechthebbende voor het eerst is geïnformeerd door de SVB over de wijziging van het toepasselijke recht met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de uitkering.

De hoogte van de tegemoetkoming is per maand gelijk aan het verschil tussen de hoogte van de uitkering zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW respectievelijk artikel 74 van de Anw, zoals die luidden op 31 december 2012, en de hoogte van de uitkering zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW respectievelijk de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen.

Financiering

De kosten van deze regeling zijn geschat op € 650.000. Dit bedrag wordt opgevangen binnen de SZW-begroting.

Uitvoering

Deze regeling wordt uitgevoerd door de SVB. De SVB heeft de rechthebbenden in beeld op basis van de eigen administratie en stelt het recht op tegemoetkoming ambtshalve vast. De tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Dit artikel geeft de definities van de algemene begrippen die meermaals in deze regeling voorkomen. In het eerste lid gaat het om begrippen die specifiek in deze regeling worden gebruikt. Verder wordt in het tweede lid aangesloten bij het begrippenkader zoals dat in de AOW en de Anw wordt gehanteerd. Dit is gebeurd door bepaalde artikelen van de AOW en de Anw van overeenkomstige toepassing te verklaren. Hiermee worden bijvoorbeeld in de AOW uitgewerkte begrippen als echtgenoot en hiermee gelijkgestelde samenwonende partner onder het bereik van de onderhavige regeling gebracht.

Artikel 2. Rechthebbenden

In dit artikel is bepaald dat de verzekerde die op en na 31 december 2012 onafgebroken recht had op een AOW-partnertoeslag of een Anw-uitkering en ook met ingang van 1 januari 2013 hier recht op heeft, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling, indien hij op of na 1 juli 2012 voor het eerst door de SVB is geïnformeerd over de wijziging van het inkomensbegrip in de AOW, onderscheidenlijk de Anw, met ingang van 1 januari 2013 en de gevolgen die hieruit voortvloeien voor de hoogte van zijn uitkering. Hieruit vloeit voort dat het recht op tegemoetkoming afhankelijk is van het onderliggende recht op AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering.

Artikel 3. Hoogte tegemoetkoming

In dit artikel wordt de hoogte bepaald van de tegemoetkoming op grond van deze regeling. De tegemoetkoming compenseert de rechthebbende, bedoeld in artikel 2, in verband met de achteruitgang van zijn inkomen als gevolg van de wijziging van het inkomensbegrip met ingang van 1 januari 2013 waarover hij in een laat stadium is geïnformeerd. Dit houdt in dat de hoogte van de tegemoetkoming uit het verschil bestaat tussen de hoogte van de uitkering zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van de bepalingen van de AOW, respectievelijk de Anw, en de daarop berustende bepalingen in het Inkomensbesluit AOW 1996 onderscheidenlijk het Inkomens- en Samenloopbesluit Anw en de hoogte van de uitkering, zoals die wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van de AOW, respectievelijk de Anw, zoals die luiden met ingang van 1 januari 2013, en het hierop gebaseerde Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten. De tegemoetkoming ziet uitsluitend op het verschil in de hoogte van de uitkering die wordt veroorzaakt door het vervallen van de artikelen 64a van de AOW en 74 van de Anw met ingang van 1 januari 2013 en derhalve niet op verschillen die het gevolg zijn van andere factoren, zoals het opleggen van een maatregel.

Artikel 4. Toekenning tegemoetkoming

De SVB stelt het recht op tegemoetkoming op grond van artikel 2 en de hoogte hiervan op grond van artikel 3 vast. De SVB zal op basis van de eigen administratie kunnen zien wie in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling en zal deze rechthebbenden ambtshalve de tegemoetkoming toekennen.

Artikel 5. Ingangs- en einddatum

Het recht op grond van artikel 3 gaat in met ingang van 1 januari 2013 en eindigt de eerste dag van de zevende maand volgend op de maand waarin de rechthebbende voor het eerst is geïnformeerd door de SVB over de toepasselijkheid van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW, onderscheidenlijk de artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 van de Anw, en de daarop berustende bepalingen. Is de betrokkene bijvoorbeeld in oktober 2012 geïnformeerd, dan eindigt zijn tegemoetkoming met ingang van 1 mei 2013. Het recht op tegemoetkoming geldt ten hoogste gedurende zes maanden en eindigt dus uiterlijk op 1 juli 2013. Eindigt de onderliggende AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering eerder, dan volgt uit artikel 2 dat ook de aanvullende tegemoetkoming vervalt.

Artikel 6. Intrekking of herziening

Artikel 6, dat betrekking heeft op eventuele intrekking of herziening van een tegemoetkoming, is verwant aan de artikelen 17 en 17a van de AOW en de artikelen 19 en 34 van de Anw, die hetzelfde onderwerp regelen voor de AOW, onderscheidenlijk de Anw. Intrekking of herziening is aan de orde, wanneer de persoon aan wie de uitkering is toegekend, daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, of voor een hogere of lagere uitkering dan eerder het geval was. Overigens kan de SVB op grond van het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 17a, tweede lid, van de AOW, onderscheidenlijk artikel 34, tweede lid, van de Anw, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van de intrekking of herziening.

Artikel 7. Maatregel

Indien niet wordt voldaan aan bepaalde verplichtingen weigert de SVB op grond van artikel 7 de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend. In de AOW is dit geregeld in artikel 17b en in de Anw in artikel 38. Deze artikelen zijn dan ook van overeenkomstige toepassing verklaard. Eveneens van overeenkomstige toepassing is het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten via het in artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 17b, zesde lid van de AOW, en het in artikel 7, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 38, zesde lid van de Anw.

Artikel 8. Overlijdensuitkering

Vergelijkbaar met artikel 18 van de AOW en artikel 51 van de Anw kent artikel 8 van de onderhavige regeling ook een overlijdensuitkering. Na het overlijden van een persoon aan wie eerder een tegemoetkoming is uitgekeerd, wordt een overlijdensuitkering betaald aan de nabestaande(n). Deze tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag van de tegemoetkoming over één maand.

Artikel 9. Verjaring

Artikel 9 biedt een regeling voor verjaring van de termijnen van de tegemoetkoming. De termijnen van de tegemoetkoming, die niet zijn ingevorderd door rechthebbende binnen twaalf maanden na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor in het geval rechthebbende heeft nagelaten een betaalwijze aan te geven.

Artikel 10. Terugvordering

Ingevolge artikel 10 kan worden teruggevorderd hetgeen eerder in het kader van een intrekking of herziening uiteindelijk onverschuldigd is betaald. De bepalingen in de AOW en de Anw die zien op terugvordering en de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 11. Betaalbaarstelling

De SVB betaalt de tegemoetkoming als regel maandelijks. Dit sluit aan bij de betaalbaarstelling van de AOW-partnertoeslag op grond van artikel 19 van de AOW en de Anw-nabestaandenuitkering op grond van artikel 46 van de Anw. De bepalingen in de AOW en de Anw met betrekking tot betaalbaarstelling worden van overeenkomstige toepassing verklaard op de betaling van de tegemoetkoming.

Artikel 12. Vakantie-uitkering

De rechthebbende heeft over de maand waarin hij recht heeft op een tegemoetkoming eveneens recht op een vakantie-uitkering. Voor de rechthebbende bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, is de hoogte hiervan het verschil in vakantie-uitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 64a van de AOW, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de vakantie-uitkering, zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 van de AOW en de daarop berustende bepalingen. Voor de rechthebbende, bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, is de hoogte hiervan het verschil in vakantie-uitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld op grond van artikel 74 van de Anw, zoals dat luidde op 31 december 2012, en de vakantie-uitkering, zoals die met ingang van 1 januari 2013 wordt vastgesteld op grond van de artikelen 10, 18, eerste lid en 20 van de Anw en de daarop berustende bepalingen.

Artikel 13. Beslistermijn bezwaarschriftprocedure

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de SVB binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze afwijkende termijn sluit aan bij de termijn die geldt voor beschikkingen op bezwaar op grond van de artikelen 52 van de AOW en 65 van de Anw.

Artikelen 14 tot en met 16. Financiering

In de artikelen 14 tot en met 16 worden regels gesteld met betrekking tot de financiering van de regeling ten laste van de rijksbegroting. Als uitvoerder van de regeling draagt de SVB zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen. Daartoe wordt op grond van artikel 15 voor 1 oktober 2013 bij de minister een opgave van het totaalbedrag van de lasten ingediend. Het bedrag van de opgegeven lasten, wordt gestort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv. Afrekening vindt ingevolge artikel 16 plaats via de jaarrekening. Artikel 16, derde lid, bepaalt verder dat op de onderhavige regeling van overeenkomstige toepassing is de op grond van de Kaderwet SZW-subsidies vastgestelde Algemene Regeling SZW-subsidies, met uitzondering echter van artikel 16, eerste lid. De op grond van die bepaling gevraagde afzonderlijke accountantsverklaring wordt in het kader van de onderhavige regeling niet noodzakelijk geoordeeld, omdat de financiële verantwoording al regulier onderdeel vormt van de planning- en controlcyclus van een zelfstandig bestuursorgaan als de SVB.

Artikel 17. Inwerkingtreding

In dit artikel wordt in het eerste lid bepaald dat de regeling in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Aan de regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2013. Dit maakt het mogelijk om betrokkenen tegemoetkomingen te bieden voor de achteruitgang in inkomen, die met ingang van 1 januari 2013 ontstaat. De regeling vervalt met ingang van 1 juli 2013. Op grond van het tweede lid blijft de regeling, zoals die op 30 juni 2013 geldt, van toepassing op de financiële afwikkeling van deze regeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven