De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 22, eerste en tweede lid, 33, eerste lid, en 48, vierde lid,
van de Binnenvaartwet, artikel 2, vierde lid, van het Binnenvaartbesluit en artikel
5 van richtlijn nr. 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
unie van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot pleziervaartuigen (PbEG L 164) in
samenhang met artikel 4, eerste lid, van de Wet pleziervaartuigen;
Alsmede gelet op de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 29 november
2012 (protocollen 2012-II-11 en 2012-II-12);
Besluit:
ARTIKEL I
De Binnenvaartregeling wordt als volgt aangepast:
A
Artikel 1.6, vierde lid, vervalt.
B
Artikel 1.9, tweede lid, komt te luiden:
C
In hoofdstuk 8 wordt na artikel 8.3 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.3a
Van de verplichting bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Binnenvaartbesluit,
zijn vrijgesteld veerponten die de stroom dwars oversteken.
D
Bijlage 1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 6.02, tweede en derde lid, wordt telkens ‘Bazel (Mittlere Rheinbrücke
km 166,53)’ vervangen door: Bazel (Mittlere Rheinbrücke km 166,64).
2. In aanhangsel D5 wordt tabel II (Vaarbevoegdheidsbewijs van derde landen) als volgt
gewijzigd:
a. In de rij beginnend met ‘SL’ komen de eerste twee kolommen te luiden:
SK
|
Kapiteinsvaarbewijs klasse I
Preukaz odbornej spôsobilosti Lodný
kapitán I. triedy kategórie B
|
b. Het opschrift en model van het Kapiteinsvaarbewijs klasse I worden vervangen door:
Model van het Slowaakse vaarbewijs
Kapiteinsvaarbewijs Klasse I
Preukaz odbornej spôsobilosti Lodný kapitán I. triedy kategórie B
(voorzijde)
1. Foto voorzijde
(achterzijde)
3. In aanhangsel D6 komt in de tabel de eerste kolom van de rij beginnend met ‘SL’ te
luiden:
E
Bijlage 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Tabel 1A wordt als volgt gewijzigd:
a. In de kolom Bestuurlijke boete van de rijen met feitcodes BVW 2.0.001 R en BVW 2.0.005
R wordt ‘€ 1250,–‘ vervangen door: € 500,–.
b. In de kolom Bestuurlijke boete van de rijen met feitcodes BVW 2.0.007 R en BVW 2.0.008
R wordt ‘€ 525,–‘ vervangen door: € 1250,–.
c. De rijen met feitcodes BVW 3.3.003 R tot en met BVW 3.3.027 R vervallen.
2. Tabel 1B wordt als volgt gewijzigd:
a. In de kolom Bestuurlijke boete van de rijen met feitcodes BVW 2.0.001 O tot en met
BVW 2.0.003 O wordt ‘€ 1250,–‘ vervangen door: € 500,–.
b. In de kolom Bestuurlijke boete van de rij met feitcode BVW 2.0.004 O wordt ‘€ 625,–‘
vervangen door: € 500,–.
c. In de kolom Bestuurlijke boete van de rijen met feitcodes BVW 2.0.007 O en BVW 2.0.008
O wordt ‘€ 525,–‘ vervangen door: € 1250,–.
d. De rijen met feitcodes BVW 3.3.003 O tot en met BVW 3.3.032 O, BVW 3.3.043 O tot
en met BVW 3.3.047 O, BVW 3.3.058 O tot en met BVW 3.3.062 O, BVW 3.3.073 O tot en
met BVW 3.3.077 O en BVW 3.3.088 O tot en met BVW 3.3.092 O vervallen.
ARTIKEL II
De bijlage bij de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 wordt als volgt
gewijzigd:
1. In de numerieke volgorde van de tabel wordt de rij met referentienummer NEN-EN-ISO
10133:2001 vervangen door:
NEN-EN-ISO 10133:2013
|
CEN
|
EN ISO 10133:2012 Pleziervaartuigen – Elektrische systemen – Gelijkstroominstallaties
met extra lage spanning (ISO 10133:2012)
|
13.3.2013
|
EN ISO 10133:2000 Noot 2.1
|
30.6.2013
|
2. In de numerieke volgorde van de tabel wordt de rij met referentienummer NEN-EN-ISO
13297:2001 vervangen door:
NEN-EN-ISO 13297:2012
|
CEN
|
EN ISO 13297:2012 Pleziervaartuigen – Elektrische systemen – Wisselstroominstallaties
(ISO 13297:2012)
|
13.3.2013
|
EN ISO 13297:2000 Noot 2.1
|
31.5.2013
|
3. In de numerieke volgorde van de tabel wordt de rij, houdende de referentienummers
NEN-EN-ISO 21487:2007 en NEN-EN-ISO 21487:2007/C1:2009, vervangen door:
NEN-EN- ISO 21487:2012
|
CEN
|
EN ISO 21487:2012 Kleine vaartuigen – Vast ingebouwde benzine- en dieselbrandstoftanks
(ISO 21487:2012)
|
13.3.2013
|
EN ISO 21487:2006 Noot 2.1
|
31.5.2013
|
NEN-EN-ISO 25197:2012
|
CEN
|
EN ISO 25197:2012 Pleziervaartuigen – Elektrisch/elektronisch controlesysteem voor
sturing, shift en gashendel (ISO 25197:2012)
|
13.3.2013
|
|
|
ARTIKEL III
De Regeling geharmoniseerde normen pleziervaartuigen wordt ingetrokken.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013, met uitzondering van artikel
I, onderdeel D, waarvan:
-
a. onderdeel 1 in werking treedt met ingang van 1 december 2013;
-
b. de onderdelen 2 en 3 in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en die terugwerken tot en met 1 januari
2013.
TOELICHTING
Inhoud van de regeling
Deze regeling bevat een aantal wijzigingen van de Binnenvaartregeling (hierna te noemen:
Bvr) alsmede van de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen 2009 en strekt daarnaast
tot intrekking van de Regeling geharmoniseerde normen pleziervaartuigen. De wijzigingen
van de Bvr betreffen een aantal wetgevingstechnische reparaties, een vrijstelling
voor grote veerponten van het bezit van de Rijnvaartverklaring en de aanpassing van
enkele bestuurlijke boetebedragen. In de Regeling aanwijzing normen pleziervaartuigen
2009 worden enkele nieuwe Europese geharmoniseerde normen krachtens de Wet pleziervaartuigen
aangewezen en van Nederlandse referenties voorzien. Ten slotte wordt de Regeling geharmoniseerde
normen pleziervaartuigen, die abusievelijk niet is ingetrokken, alsnog ingetrokken.
Reparatie bemanningsvoorschriften Bvr
Artikel I, onderdelen A en B, ziet in twee stappen de toepasselijkheid van het Arbeidstijdenbesluit
vervoer (hierna te noemen: Atbv) op de Rijn, de Waal en de Lek. In de eerste plaats
was een reparatie van artikel 1.6, vierde lid, Bvr noodzakelijk omdat deze bepaling
uitging van de situatie dat de bemanningsvoorschriften nog waren geregeld in hoofdstuk
23 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (hierna te noemen: RosR). Deze
voorschriften zijn thans opgenomen in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel
op de Rijn (hierna te noemen: Rsp). Derhalve is ten tweede de inhoud van de geschrapte
bepaling verplaatst naar artikel 1.9 Bvr, dat betrekking heeft op de bemanningsvoorschriften
op de Rijn. Bovendien is in het tweede lid, onderdeel b, onder 4°, van dat artikel,
een verwijzing opgenomen naar hoofdstuk 5 van het Atbv. Het bleek in de praktijk onvoldoende
duidelijk dat het Atbv ook op de Rijn, de Waal en de Lek van toepassing is.
Vrijstelling Rijnvaartverklaring
Artikel I, onderdeel C, voorziet in een vrijstelling van de verplichting tot het bezit
van een Rijnvaartverklaring, een bewijs van toelating of een erkend buitenlands geëigend
document voor veerponten die dwars op de stroomrichting een oeververbinding onderhouden
op de andere binnenwateren dan de Rijn, de Waal of de Lek. Deze wijziging, is gebaseerd
op de met ingang van 1 juli 2013 in werking zijnde delegatiebepaling van artikel 2,
vierde lid, van het Binnenvaartbesluit. Nadrukkelijk geldt deze vrijstelling dus niet
voor veerdiensten, fast ferries e.d. die een oeververbinding in de lengterichting
van de stroom onderhouden. Het doel van deze vrijstelling is namelijk om aan te sluiten
bij artikel 24 van de Herziene Rijnvaartakte, dat vervoer van de ene oever naar de
andere (waarmee vervoer in de dwarsrichting bedoeld is) uitzondert van de bepalingen
van dat verdrag, waaronder de verplichting tot het bezit van een Rijnvaartverklaring.
Aanpassing bestuurlijke boetebedragen krachtens artikel I, onderdeel E
onderdelen 1, onder a en b, en 2, onder a, b en c
Om deze meer in lijn te brengen met de straffen op vergelijkbare overtredingen zijn
de boetebedragen voor het niet bezitten van het vereiste document om toegang tot de
binnenvaartmarkt te verkrijgen verlaagd naar € 500,–.
De boetebedragen voor overtreding van vrijstellings- of ontheffingsvoorwaarden met
betrekking tot de vakbekwaamheid zijn verhoogd naar € 1.250,–. Deze voorwaarden worden
expliciet meegedeeld aan de begunstigde waardoor een overtreding daarvan zwaarder
is aan te rekenen.
onderdelen 1, onder c, en 2, onder d
De geschrapte feitcodes BVW 3.3.003 R tot en met 3.3.027 R, alsmede BVW 3.3.003 O
tot en met 3.3.032 O, betreffen het niet onderbreken van de vaart gedurende de bloktijd
van 22.00 uur tot 06.00 uur, of de bloktijd van 23.00 uur tot 5.00 uur, zonder dat
een goedgekeurde tachograaf aanwezig is. In die situaties is al sprake van een ander
strafbaar feit, namelijk overtreding van artikel 37 van de Binnenvaartwet, te weten
het gebruik van een binnenschip zonder dat de voorgeschreven tachograaf is voorzien
van een geldige verklaring. Dit is reeds beboetbaar onder de feitcodes BVW 4.2.067
O/R en 4.2.068 O/R.
De feitcodes 3.3.043 O tot en met 3.3.047 O, 3.3.058 O tot en met 3.3.062 O, 3.3.073
O tot en met 3.3.077 O en 3.3.088 O tot en met 3.3.092 O, betreffende de overtreding
van de rusttijdbepalingen door een bemanningslid, worden geschrapt ten behoeve van
harmonisering met het Atbv en het Rsp.
De Bvr kent voor de andere binnenwateren dan de Rijn, de Waal en de Lek alleen een
rusttijdvoorschrift in verband met de wisseling van exploitatiewijze van het schip.
De andere rusttijdvoorschriften voor deze wateren staan in het Atbv. De rusttijdvoorschriften
voor de Rijn, de Waal en de Lek staan in het Rsp. De Bvr verklaart het Rsp van overeenkomstige
toepassing.
In tabel 1B van bijlage 11.1 van de Bvr worden in de bepalingen met betrekking tot
het overtreden van de rusttijdvoorschriften bij wisseling van exploitatiewijze zowel
de bemanningsleden, de gezagvoerders als de werkgevers als adressaten genoemd. Het
Rsp en het Atbv kennen het bemanningslid niet als adressaat bij overtredingen van
de rusttijdbepalingen. Een bemanningslid werkt volgens die regelingen onder het gezag
van zijn meerdere en zijn werkgever. Het ligt daarom ook voor de hand om de overtreding
van de rusttijd de gezagvoerder of de werkgever aan te rekenen.
Aanwijzing nieuwe geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen en de bijbehorende
Nederlandse referenties
Artikel II betreft een actualisering van het overzicht van de van nationale referenties
voorziene geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen die krachtens artikel 4, eerste
lid, van de Wet pleziervaartuigen door de Minister van Infrastructuur en Milieu worden
aangewezen.
De Europese Commissie heeft in het Publicatieblad PbEU 2013, C 74 van de Europese
Unie de jongste lijst gepubliceerd met de nummers, titels en referentienummers van
geharmoniseerde normen ter uitvoering van artikel 5 van richtlijn nr. 94/25/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking
tot pleziervaartuigen (PbEU L 164). Deze geharmoniseerde normen bevatten technische
specificaties en geven invulling aan de technische eisen voor pleziervaartuigen. Het
is aan de lidstaten om aan de geharmoniseerde normen nationale referentienummers toe
te kennen, dat wil zeggen de referentienummers genoemd in de eerste kolom van de tabel
in de bijlage
Intrekking van de Regeling geharmoniseerde normen pleziervaartuigen
Ofschoon de aanwijzing van de geharmoniseerde normen voor pleziervaartuigen gedurende
de afgelopen jaren telkens is vernieuwd onder intrekking van de vorige aanwijzingsregeling
of door vervanging van de lijst met aangewezen normen is de Regeling geharmoniseerde
normen pleziervaartuigen uit 2002 abusievelijk nimmer ingetrokken. Dit wordt hierbij
hersteld (artikel III).
Gevolgen voor burgers en bedrijven
De wetgevingstechnische reparaties van de Bvr en de invoering van nieuwe bestuurlijke
boetebedragen in die regeling (artikel I, onderdelen A, B, D en E) brengen als zodanig
geen nieuwe informatieverplichtingen en derhalve geen extra administratieve lasten
of andere gevolgen voor burgers en bedrijven met zich mee.
De afschaffing van de Rijnvaartverklaring voor grote veerponten (artikel I, onderdeel
C) leidt slechts voor nieuwe veerponten tot een verlichting van administratieve lasten
aangezien de Rijnvaartverklaring in beginsel eenmalig wordt aangevraagd en de bestaande
veerponten al hierover beschikken. uitgaande van gemiddeld 1,2 uur voor de tijd die
met het aanvragen is gemoeid en een gemiddeld uurloon van € 41,– van de aanvrager
bedraagt de besparing aan administratieve lasten € 49,20 per verklaring. Het tarief
voor de Rijnvaartverklaring bedraagt € 112,– exclusief BTW.
De aanwijzing van geharmoniseerde normen krachtens de Wet pleziervaartuigen (artikel
II) en het intrekken van de uitgewerkte Regeling geharmoniseerde normen pleziervaartuigen
(artikel III) hebben geen effect op de administratieve lasten of andere gevolgen voor
burgers en bedrijven.
Vast verandermoment
Deze regeling wordt van kracht met ingang van het vaste verandermoment 1 juli 2013,
uitgezonderd artikel I, onderdeel D, dat krachtens internationaal besluit van de Centrale
Commissie voor de Rijnvaart voor de verschillende onderdelen afwijkende data van inwerkingtreding
heeft.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.