Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2013, nummer WBV 2013/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veilgheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.1 Uitgeprocedeerde amv’s

Uitgeprocedeerde amv’s die aan alle volgende voorwaarden voldoen komen in aanmerking voor opvangvoorzieningen in Nederland als:

  • er geen twijfel is over de opgegeven leeftijd;

  • de amv nog minderjarig is; en

  • het vertrek uit Nederland nog niet geëffectueerd is.

Bij de feitelijke terugkeer van de amv moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn. Als in het landgebonden asielbeleid is vastgelegd dat de autoriteiten van het land van herkomst of een ander land waar de amv heen kan gaan, zorg dragen voor de opvang van amv’s rust geen taak op de Nederlandse overheid in de opvang van de amv. De voogd van de amv moet op de hoogte worden gesteld door de DT&V van het besluit dat de amv wordt uitgezet en de wijze waarop de uitzetting plaatsvindt.

B

Paragraaf B1/4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.2 Geldig document voor grensoverschrijding

Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, Vw wijst de IND de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding.

De IND merkt een geldig paspoort dat door de Nederlandse autoriteiten wordt erkend, aan als geldig document voor grensoverschrijding. De IND merkt een blanco paspoort niet aan als een geldig document voor grensoverschrijding, omdat in dit geval voor afgifte geen deugdelijke toetsing heeft plaatsgevonden van de identiteit van de houder van het paspoort.

Uitzonderingen

De IND wijst de aanvraag niet af wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding als de vreemdeling behoort tot een van de volgende categorieën:

  • onderdanen van Somalië, zolang er geen internationaal erkend centraal gezag is in Somalië en Nederland de Somalische autoriteiten en door hen uitgegeven documenten niet erkent; of

  • hier te lande geboren kinderen die een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voor verblijf bij ouder (familie- en gezinslid) aanvragen, mits zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    • beide ouders zijn in het bezit van een geldige verblijfsvergunning; en

    • beide ouders zijn vrijgesteld van het vereiste over een geldig document voor grensoverschrijding te beschikken.

De IND wijst de aanvraag af op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, Vw als de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en als enkele reden daarvoor aanvoert dat hij:

  • terug moet naar het land van herkomst om daar de afgifte van een geldig document voor grensoverschrijding te bewerkstelligen;

  • zijn militaire plicht moet vervullen in het land van herkomst voor het verkrijgen van een geldig document van grensoverschrijding; of

  • een medische behandeling in Nederland ondergaat.

C

Paragraaf B8/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn beleidsregels opgenomen voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven op tijdelijke humanitaire gronden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende verblijfsdoelen:

  • eergerelateerd en huiselijk geweld;

  • slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel;

  • vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken;

  • amv’s die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken;

  • remigratie op grond van artikel 8 Remigratiewet;

  • verblijf in afwachting van een verzoek ex artikel 17 RWN;

  • medische behandeling.

De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 3.46, 3.48 en 3.49 Vb.

D

Paragraaf B8/4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4 Vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken

4.1 Beleidsregels

De IND kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning van een vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken afwijzen als de vreemdeling:

  • een afwijzende beschikking op zijn asielaanvraag heeft ontvangen op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw wegens het toerekenbaar ontbreken van documenten die betrekking hebben op identiteit en nationaliteit van de vreemdeling; of

  • zich heeft onttrokken aan het vreemdelingentoezicht, dat wil zeggen, als hij is vertrokken ‘met onbekende bestemming’; of

  • op enig moment onjuiste gegevens heeft verstrekt om te bewerkstellingen dat hij in vreemdelingrechtelijke zin in een gunstiger positie komt te verkeren dan waarin hij zonder deze onjuiste gegevens zou verkeren.

Vreemdelingen die zonder resultaat hebben geprobeerd te vertrekken uit Nederland

De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef onder a, Vb, een verblijfsvergunning aan een vreemdeling die zonder resultaat heeft geprobeerd uit Nederland te vertrekken, als de vreemdeling aan alle volgende voorwaarden voldoet:

  • de vreemdeling heeft:

    • alles gedaan wat in zijn vermogen ligt om zijn vertrek zelfstandig te realiseren;

    • er bestaat geen twijfel over zijn nationaliteit en identiteit; en

    • het is niet aan hem te wijten dat hij Nederland niet kan verlaten.

  • de vreemdeling heeft:

    • zich gewend tot de IOM voor facilitering van zijn vertrek; en

    • deze organisatie heeft aangegeven dat zij niet in staat is het vertrek van de vreemdeling te realiseren vanwege het feit dat de vreemdeling stelt niet te kunnen beschikken over reisbescheiden.

  • de vreemdeling heeft:

    • om bemiddeling van de DT&V verzocht bij het verkrijgen van de benodigde bescheiden van de autoriteiten van het land waarnaar vertrek mogelijk is; en

    • de bemiddeling heeft niet het gewenste resultaat gehad; en

  • de vreemdeling:

    • verblijft zonder verblijfstitel in Nederland;

    • voldoet niet aan andere voorwaarden voor een verblijfsvergunning; en

    • heeft evenmin een aanvraag voor een verblijfsvergunning op andere gronden ingediend.

De IND kan de verblijfsvergunning zowel ambtshalve als op aanvraag verlenen.

Gezinsleden

De IND verleent de verblijfsvergunning aan het gezinslid van de vreemdeling buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken als de gezinsband al bestond vóórdat de gezinsleden Nederland binnenreisden.

De IND verleent de verblijfsvergunning aan de leden van één gezin met verschillende nationaliteiten en/of waarvan de leden afkomstig zijn uit verschillende landen van herkomst als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

  • alle gezinsleden hebben alle bovenstaande stappen ondernomen om terugkeer voor het gehele gezin naar één land te bewerkstelligen; en

  • alle gezinsleden hebben deze stappen ondernomen ten aanzien van alle landen waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat het gezin daar toegang zal worden verleend.

De IND neemt aan dat sprake is van een ‘gezin’ in één van de volgende situaties:

  • (huwelijks)partners die feitelijk een gezin vormen;

  • (één) ouder(s) met één of meer minderjarige kinderen die feitelijk een gezin vormen; of

  • (één) ouder(s) met één of meer meerderjarige kinderen die zodanig afhankelijk zijn van hun ouder(s) dat feitelijk sprake is van een gezin.

Vreemdelingen die om medische redenen niet kunnen vertrekken

De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder a, Vb een verblijfsvergunning aan een vreemdeling die om medische redenen niet kan vertrekken als:

  • door BMA is vastgesteld dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand blijvend niet kan reizen; of

  • is aangetoond dat de vreemdeling en de betrokken instanties alle inspanningen hebben verricht om het vertrek uit Nederland te realiseren, waaronder het verkrijgen van vervangende reisbescheiden, en gebleken is dat de voorgeschreven fysieke overdracht niet te realiseren is.

4.2 Bewijsmiddelen

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de vreemdeling bij tot de autoriteiten van zijn land van herkomst heeft geprobeerd een geldig document voor grensoverschrijding te krijgen:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land van herkomst waarin staat dat de vreemdeling niet in het bezit zal worden gesteld van een vervangend geldig document voor grensoverschrijding hoewel niet wordt getwijfeld aan de door de vreemdeling opgegeven identiteit en nationaliteit.

De IND beschouwt een schriftelijke verklaring van de IOM dat zij niet in staat is het vertrek van de vreemdeling te realiseren omdat hij stelt niet te beschikken over reisbescheiden als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich tot de IOM heeft gewend om zijn vertrek te bewerkstelligen.

De IND beschouwt uitsluitend een ambtsbericht van de DT&V, waarin wordt aangegeven dat de vreemdeling buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken, als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich tot de DT&V heeft gewend en dat bemiddeling van de DT&V niet het gewenste resultaat heeft gehad.

De IND beschouwt een BMA-advies als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling om medische redenen niet kan reizen.

E

Paragraaf B8/6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6 Amv die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken

6.1 Beleidsregels

Op grond van artikel 3.56 Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het specifieke buitenschuldbeleid aan een amv als de vreemdeling voldoet aan alle volgende voorwaarden:

  • de vreemdeling is alleenstaand;

  • de vreemdeling is (nog) minderjarig;

  • de vreemdeling is ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag jonger dan vijftien jaar;

  • voor de vreemdeling is in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naartoe kan gaan geen adequate opvang of het vertrek kan buiten de schuld van de vreemdeling niet plaatsvinden en hij heeft zich actief ingezet om zijn vertrek te realiseren.

Ad 1. Alleenstaand

De IND verleent de verblijfsvergunning niet aan de minderjarige vreemdeling in één van de volgende gevallen:

  • de vreemdeling reist met zijn meerderjarige ouder(s) Nederland in;

  • de vreemdeling reist met zijn eventuele in het buitenland toegewezen voogd Nederland in;

  • de ouder(s) van de vreemdeling bevind(t)(en) zich al in Nederland; of

  • de in het buitenland toegewezen voogd bevindt zich al in Nederland.

De IND beschouwt een minderjarige vreemdeling als alleenstaand, als zijn ouder(s) in de bovengenoemde situaties minderjarig is/zijn en niet zijn gehuwd.

De IND beschouwt minderjarige gehuwden als juridisch meerderjarig. Hierbij moet wel sprake zijn van een huwelijk dat naar regels van het Nederlands internationaal privaatrecht wordt erkend.

Ad 2. Minderjarigheid

De IND beoordeelt de minderjarigheid naar Nederlands recht op grond van artikel 1:233 BW.

Als de IND twijfelt aan de leeftijd van de betrokken vreemdeling en deze zijn gestelde leeftijd niet met bescheiden kan aantonen, kan de IND de vreemdeling in de gelegenheid stellen een leeftijdsonderzoek te laten verrichten. De procedure en de bepalingen inzake het leeftijdsonderzoek zijn nader uitgewerkt in C 1/2/2 en C1/3.

Als een verricht leeftijdsonderzoek niet met voldoende zekerheid tot een conclusie over de minder- of meerderjarigheid leidt, kan de IND de vreemdeling binnen één à twee jaar opnieuw oproepen voor een leeftijdsonderzoek.

Ad 5. Adequate opvang

De IND verstaat onder adequate opvang in het land van herkomst: iedere opvang (ongeacht de vorm) waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de vreemdeling bevinden.

De IND neemt het bestaan van adequate opvang in ieder geval aan als sprake is van één van de volgende omstandigheden:

  • a. in het betreffende land is een familielid tot in de vierde graad aanwezig;

  • b. in het betreffende land is de echtgeno(o)t(e) aanwezig met wie de vreemdeling niet-erkend traditioneel is gehuwd;

  • c. uit feiten en omstandigheden komt naar voren dat een ander familielid dan in a. en b. gesteld of een meerderjarige, niet zijnde een familielid, adequate opvang kan bieden;

  • d. opvang in een (particuliere) opvanginstelling is voorhanden en de IND beschouwt deze opvang naar lokale omstandigheden als aanvaardbaar;

  • e. uit het landgebonden asielbeleid volgt dat de autoriteiten zorgdragen voor de opvang;

  • f. op grond van algemene informatie blijkt dat de algemene opvangvoorzieningen beschikbaar en toereikend zijn.

Ad a.

Bij het zoeken naar een vorm van opvang die voor een amv als adequaat mag worden beschouwd, zal primair worden getracht om de minderjarige met de ouder(s) te herenigen. Opvang bij ouders is in beginsel aan te merken als adequaat.

Ad d, e en f

Een opvangvoorziening wordt aangemerkt als adequaat indien de opvangvoorziening de minderjarige in ieder geval naar lokale maatstaven biedt:

  • onderdak tot de minderjarige de leeftijd van 18 jaar zal bereiken, tenzij de opvang dient tot het overbruggen van een beperkte periode, waarna de minderjarige door zijn eigen familie, of door anderen bij wie er sprake is van adequate opvang, kan worden opgevangen;

  • beschikbaarheid van voedsel, kleding en hygiëne;

  • toegang tot onderwijsvoorzieningen; en

  • aanwezigheid van medische verzorging.

6.2 Vertrek kan buiten de schuld van de amv niet worden gerealiseerd binnen de maximale termijn van drie jaar na laatste verblijfsaanvraag
6.2.1 Vertrek kan buiten de schuld van de minderjarige vreemdeling niet worden gerealiseerd binnen drie jaar na laatste verblijfsaanvraag (ambtshalve verlening zonder nader onderzoek)

De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan ambtshalve zonder nader onderzoek worden verleend, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de vreemdeling is ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag jonger dan vijftien jaar;

  • de vreemdeling heeft geloofwaardige verklaringen afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit, ouders en andere familieleden;

  • uit de verklaringen van de vreemdeling komt naar voren dat er geen familieleden of andere personen zijn die adequate opvang kunnen bieden, naar wie de vreemdeling kan terugkeren;

  • de vreemdeling heeft tijdens de procedure een onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst of een ander land niet gefrustreerd;

  • bekend is dat in het algemeen geen adequate opvang beschikbaar is en aangenomen wordt dat deze niet binnen afzienbare tijd beschikbaar komt, in het land van herkomst of in een ander land waar de vreemdeling redelijkerwijs naar toe kan. In een dergelijke situatie wordt aangenomen dat het de DT&V niet zal lukken om binnen de termijn van drie jaar een vorm van adequate opvang te vinden.

6.2.2 Vertrek kan buiten de schuld van de amv niet worden gerealiseerd binnen drie jaar na laatste verblijfsaanvraag (verlening na nader onderzoek)

De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan drie jaar na indiening van de verblijfsaanvraag worden verleend, als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • De vreemdeling is ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag jonger dan vijftien jaar;

  • de vreemdeling heeft geloofwaardige verklaringen afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit, ouders en andere familieleden;

  • de vreemdeling heeft zich actief ingezet om zijn eigen terugkeer te realiseren. Zo heeft hij zich actief ingezet om zijn eigen identiteit en nationaliteit aan te tonen, een (vervangend) reisdocument te verkrijgen (indien nodig) en contact te leggen met familie of andere personen of organisaties in het land van herkomst naar wie hij zou kunnen terugkeren;

  • in nader onderzoek is vastgesteld dat er geen sprake is van adequate opvang;

  • er is op het moment van beoordeling geen zicht op feitelijk vertrek naar het land van herkomst.

6.3 Verlening en intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s

De IND verleent de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s, ambtshalve of op aanvraag.

Een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s kan op elk moment na indiending van de (laatste) verblijfsaanvraag verleend worden, vanaf het moment dat aan de voorwaarden wordt voldaan.

De IND verleent geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een vreemdeling die tijdens de verblijfsprocedure een onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst of een ander land frustreert.

De (maximum) termijn van drie jaar begint opnieuw na indiening van een nieuwe verblijfsaanvraag. Het rechtmatig verblijf gedurende opvolgende verblijfsaanvragen wordt niet meegerekend.

Intrekking

Op grond van artikel 19 juncto artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, Vw beziet de IND de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s op intrekking als:

  • de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;

  • de vreemdeling niet voldoet aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden.

  • na herhaald leeftijdsonderzoek blijkt dat de vreemdeling op het moment van het eerste onderzoek meerderjarig was; of

  • na herhaald leeftijdsonderzoek blijkt dat de vreemdeling op dat moment meerderjarig is.

6.4 Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking: ‘tijdelijke humanitaire gronden’.

Als de IND vreemdeling in het bezit stelt van een verblijfsvergunning in verband met remigratie, plaatst de IND in het geldig document voor grensoverschrijding de aantekening ‘in afwachting van remigratievoorzieningen’.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, elfde lid Vb, verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s voor vijf jaar.

Als de IND de vreemdeling in het bezit stelt van een verblijfsvergunning in verband met remigratie, dan verleent de IND op grond van artikel 3.58, zesde lid, Vb de verblijfsvergunning voor de duur van ten hoogste zes maanden.

F

Paragraaf B8/7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht naar aanleiding van wijziging beleid voor amv’s per 1 juni 2013
7.1.1 Algemeen

Per 1 juni 2013 geldt voor nieuwe verblijfsaanvragen nieuw beleid.

7.1.2 Lopende procedures

De IND beoordeelt verblijfsaanvragen van amv’s die op het moment van de inwerkingtreding van het nieuwe beleid een aanvraagprocedure hebben lopen op grond van het oude recht zoals dat gold voor 1 juni 2013, tenzij het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven voor de vreemdeling gunstiger is. Dit laatste is het geval wanneer de vreemdeling aan alle voorwaarden voor de buitenschuldvergunning voldoet.

Indien de vreemdeling, die bij zijn laatste aanvraag nog niet de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, voldoet aan het gestelde in paragraaf B8/6 zal hij volgens nieuw recht worden beoordeeld.

7.1.3 Vreemdelingen in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als beperking ‘als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ of ‘voortgezet verblijf’

Van vreemdelingen, die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als beperking ‘als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ zal de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd doorlopen en worden verlengd volgens de regels van het oude recht. Ook de mogelijkheden om na afloop van de drie jaar in aanmerking te komen voor voortgezet verblijf zullen blijven bestaan onder dezelfde voorwaarden. Ook hier geldt de uitzondering dat nieuw recht wordt toegepast wanneer dit voor hen gunstiger is.

G

Paragraaf C1/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 De rust- en voorbereidingstermijn

In artikel 3.109 Vb is de rust- en voorbereidingstermijn beschreven. De rust- en voorbereidingstermijn start op de dag dat de vreemdeling te kennen geeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen op de wijze zoals bedoeld in artikel 3.42a VV.

De IND verstrekt tijdens de rust- en voorbereidingstermijn aan de vreemdeling een W2-document, als bedoeld in artikel 4.21 Vb.

Uitzonderingen op de rust- en voorbereidingstermijn

De rust- en voorbereidingstermijn van een vreemdeling stopt als de vreemdeling op grond van artikel 3.109 lid 6 Vb, niet meer in aanmerking komt voor de rust- en voorbereidingstermijn. De IND start de algemene asielprocedure van de vreemdeling zo snel mogelijk na het beëindigen van de rust- en voorbereidingstermijn op grond van artikel 3.109 lid 6 Vb.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen beslist na overleg met de IND of een vreemdeling die te kennen heeft gegeven een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willen dienen, een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie artikel 3.77 lid 1, aanhef en onder c, Vb en paragraaf B1/4.4 Vc).

Er is in ieder geval sprake van overlast, als bedoeld in 3.109 lid 6, aanhef en onder b, Vb als de vreemdeling:

  • andere vreemdelingen die in de opvangvoorziening verblijven lastig valt, of ruzie met hen maakt;

  • de medewerkers in de opvangvoorziening lastig valt, of ruzie met hen maakt;

  • een niet hanteerbaar verslavingsprobleem heeft;

  • een niet hanteerbaar psychiatrisch probleem heeft;

  • personen of bedrijven lastig valt of ruzie met hen maakt in de omgeving van de opvangvoorziening.

Onderzoek in de rust- en voorbereidingstermijn

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht tijdens de rust- en voorbereidingstermijn ieder geval onderzoek naar:

  • de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling;

  • de vingerafdrukken van de vreemdeling;

  • documenten en bescheiden van de vreemdeling.

De IND mag tijdens de rust- en voorbereidingstermijn onderzoek verrichten naar welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De IND zendt de resultaten van onderzoek zo snel mogelijk na ontvangst aan de vreemdeling en zijn gemachtigde.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen neemt originele documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten van de vreemdeling in voor onderzoek naar de authenticiteit van de documenten. De vreemdeling ontvangt:

  • een bewijs van ontvangst waarin de ingenomen documenten staan benoemd;

  • een kopie van de ingenomen documenten; en

  • een informatiefolder over de gevolgen voor de vreemdeling van het innemen van de documenten.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten terug aan de vreemdeling, nadat het onderzoek is afgerond met een rapportage over de authenticiteit van de documenten.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten in ieder geval niet terug aan de vreemdeling als:

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geconcludeerd heeft dat de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten vals of vervalst zijn;

  • het vertrek van de vreemdeling uit Nederland met behulp van de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten gerealiseerd kan worden.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen die bewijsmiddelen bij de vreemdeling heeft aangetroffen, meldt aan de vreemdeling dat de vreemdeling bewijsmiddelen, die geen documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten zijn, voor onderzoek naar de authenticiteit moet aanbieden aan de IND.

De IND verstrekt de vreemdeling, van wie bewijsmiddelen worden ingenomen:

  • een bewijs van ontvangst, waarin de ingenomen bewijsmiddelen staan benoemd;

  • een kopie van de ingenomen bewijsmiddelen; en

  • een informatiefolder.

De IND neemt een kopie van deze bewijsmiddelen op in het dossier van de vreemdeling.

De IND geeft de bewijsmiddelen terug aan de vreemdeling nadat het onderzoek is afgerond met een rapportage over de authenticiteit van de onderzochte bewijsmiddelen.

De IND geeft de bewijsmiddelen niet terug aan de vreemdeling als de IND heeft geconcludeerd dat de bewijsmiddelen vals of vervalst zijn.

Leeftijdsonderzoek

De IND biedt een amv uitsluitend een leeftijdsonderzoek aan als:

  • de vreemdeling zijn minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;

  • de vreemdeling zijn minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;

  • de uitslag relevant is voor de vraag of een amv in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA.

De uitslag van het leeftijdsonderzoek levert een bewijsmiddel op waarmee de vreemdeling zijn leeftijd aan kan tonen.

Het leeftijdsonderzoek kan tijdens de rust- en voorbereidingstermijn worden uitgevoerd. Een leeftijdsonderzoek kan ook na de rust- en voorbereidingstermijn worden aangeboden.

Een leeftijdsonderzoek wordt niet aan de vreemdeling aangeboden als de vreemdeling naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en/of de IND evident meerderjarig is.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen concludeert samen met twee medewerkers van de IND of er sprake is van evidente meerderjarigheid op basis van uiterlijke kenmerken en/of verklaringen van de gestelde amv.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en/of de IND zorgt ervoor dat de conclusie dat een vreemdeling evident meerderjarig is, wordt opgenomen in het dossier van de vreemdeling.

Voorlichting

VluchtelingenWerk Nederland verzorgt:

  • de voorlichting van de vreemdeling als bedoeld in artikel 3.109 lid 2 Vb;

  • de verstrekking aan de vreemdeling van de brochure als bedoeld in artikel 3.43a VV.

Voorbereiding door een rechtsbijstandverlener

De gemachtigde van de vreemdeling zorgt voor de voorbereiding op de asielprocedure. Deze voorbereiding vindt plaats in het kantoor van de gemachtigde. De gemachtigde en de vreemdeling kunnen hierover andere afspraken maken.

Het COA verstrekt aan de vreemdelingen vervoersbewijzen en een routebeschrijving naar het kantoor van de gemachtigde.

Medisch advies

De vreemdeling ontvangt tijdens de rust- en voorbereidingstermijn op grond van artikel 3.109 lid 5 Vb een uitnodiging voor een medisch advies. Deelname aan het medisch advies is vrijwillig. De vreemdeling verleent schriftelijk toestemming voor deelname aan het medisch advies.

De IND bepaalt op welke wijze rekening gehouden wordt met de conclusies uit het medisch advies. Op grond van de inhoud van het medisch advies zijn in ieder geval de volgende situaties mogelijk:

  • er is geen bijzondere actie noodzakelijk (de algemene asielprocedure kan starten);

  • het nader gehoor van de vreemdeling vindt niet plaats in de algemene asielprocedure (zie paragraaf C1/2.3 Vc);

  • de start van de algemene asielprocedure wordt uitgesteld;

  • de IND treft bijzondere voorzieningen tijdens het eerste gehoor en nader gehoor in de algemene asielprocedure (zie paragraaf C1/2.3 Vc);

  • een combinatie van de laatste twee situaties.

Het medisch advies kan aanleiding geven te besluiten de parallelle procedure toe te passen (zie paragraaf A3/7 Vc).

De behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de vreemdeling start zonder medisch advies als de vreemdeling geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het medisch advies. De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet af op grond van de weigering van de vreemdeling deel te nemen aan het medisch advies.

De IND mag op een later moment dan tijdens de algemene asielprocedure een medisch advies aanvragen als tijdens de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd alsnog relevante medische problematiek bij de vreemdeling naar voren komt. De vreemdeling moet schriftelijk toestemming geven voor dit medisch advies.

Einde van de rust- en voorbereidingstermijn

Naast de situaties zoals hiervoor beschreven onder ‘Uitzonderingen op de rust- en voorbereidingstermijn’, eindigt de rust- en voorbereidingstermijn van rechtswege met de start van de algemene asielprocedure.

De IND beslist na overleg met de Raad voor Rechtsbijstand en het COA op welke datum de algemene asielprocedure van de vreemdeling start.

De algemene asielprocedure van de vreemdeling start nadat de vreemdeling conform artikel 3.42 VV de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend.

De IND nodigt de vreemdeling een tweede keer uit voor het indienen van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als de vreemdeling zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak in het aanmeldcentrum verschijnt voor het indienen van zijn aanvraag. De rust- en voorbereidingstermijn eindigt van rechtswege als de vreemdeling ook de tweede keer zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak in het aanmeldcentrum verschijnt voor het indienen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2013.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 mei 2013

De Staatssecretaris voor Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

TOELICHTING

Algemeen

Per 1 juni 2013 treedt de herijking van het beleid met betrekking tot alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) in werking. Conform de brief aan de Tweede Kamer van 22 juni 2012 heeft de herijking tot doel om amv’s eerder en duurzaam duidelijkheid te bieden en het stapelen van procedures te voorkomen. Nederland staat voor een streng en rechtvaardig asielbeleid. In overeenstemming hiermee wordt in het herijkt amv-beleid aan een amv, die recht heeft op bescherming, een asielvergunning voor bepaalde tijd verleend en moeten amv’s die na een zorgvuldige asielprocedure worden afgewezen, terugkeren naar het land van herkomst onder de voorwaarde van adequate opvang. De amv-vergunning komt daarom onder het nieuwe beleid te vervallen.

Amv’s die geen recht hebben op bescherming, maar van wie helder is dat zij buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s.

De voorwaarden hiervoor zijn uitgewerkt in onderhavig WBV.

In het herijkte beleid wordt een maximale termijn van drie jaar gehanteerd die begint te lopen vanaf het moment van de eerste verblijfsaanvraag. Door het stellen van een maximale termijn wordt de periode waarin een amv in onzekerheid verkeert over zijn verblijfsperspectief begrensd. Wanneer uiterlijk drie jaar na indiening van de eerste verblijfsaanvraag blijkt dat adequate opvang, buiten de schuld van de amv, niet gerealiseerd kan worden en de amv nog steeds minderjarig is, kan de amv in aanmerking komen voor eerdergenoemde verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid voor amv’s.

In het herijkte beleid wordt niet langer getoetst of de amv zich zelfstandig kan handhaven in het land van herkomst.

Bijgaand wijzigingsbesluit geeft de beleidsconsequenties weer van de herijking van het amv-beleid.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven