Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 mei 2013, nr. WJZ / 13078567, tot tijdelijke vrijstelling van artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2013 II)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 64, derde lid, van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bouwland:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit gebruik meststoffen;

b. runderdrijfmest:

drijfmest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit gebruik meststoffen, afkomstig van runderen;

c. veenkoloniaal gebied:

gronden in de provincie Drenthe, de provincie Groningen ten zuiden van het Eemskanaal en de provincie Overijssel ten noorden van de lijn Zwolle, Ommen en Coevorden;

d. zand- of lössgrond:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel o van de Meststoffenwet.

Artikel 2

Ter voorkoming van schade aan gewassen door winderosie, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen, voor zover het gaat om de aanwending van runderdrijfmest die gelijkmatig wordt verspreid.

Artikel 3

Artikel 2 is uitsluitend van toepassing:

  • a. op bouwland, gelegen op zand- of lössgrond, in veenkoloniaal gebied, en

  • b. indien op het perceel een gewas is ingezaaid, geplant of gepoot.

Artikel 4

De Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2013.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2013 II.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 mei 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Om de ammoniakemissie bij het uitrijden van dierlijke mest te reduceren is het emissiearm aanwenden van dierlijke mest op grond van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb) verplicht gesteld. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) is het verboden dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen te gebruiken op grasland of bouwland, tenzij deze emissiearm worden aangewend. Artikel 64 van de Wbb voorziet in de mogelijkheid van vrijstelling van voornoemd verbod voor bij die vrijstelling aangegeven categorieën van handelingen.

Vrijstelling

Deze vrijstellingsregeling treedt in de plaats van de Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2013. Deze voorzag in een tweetal mogelijkheden drijfmest aan te wenden in combinatie met een waterspray. De zogenaamde duospraymethode bleek in de praktijk niet toepasbaar omdat de daartoe vereiste apparatuur niet beschikbaar was. De methode waarbij volgtijdelijk een waterspray wordt opgebracht bleek enkele praktische bezwaren te hebben zoals versmering en beschadiging van het zaaibed.

Gezien deze omstandigheden wordt het gebruik van drijfmest tot de genoemde einddatum toegestaan zonder waterspray. Ook de melding voorafgaand aan de toediening van runderdrijfmest is komen te vervallen.

Over de vrijstelling is, overeenkomstig artikel 64, derde lid, van de wet Bodembescherming, de Technische Commissie Bodem (TCB) gehoord. De TCB merkt in haar reactie van 3 mei 2013 het volgende op.

De TCB onderkent dat het gezien de omstandigheden nodig is om maatregelen te nemen ter bestrijding van winderosie. Zij geeft aan geen voorstander te zijn van het gebruik van drijfmest voor dit doel en wijst op milieuvriendelijkere alternatieven. De TCB verwijst voorts naar eerdere adviezen, waarin zij heeft aangegeven dat meer structurele oplossingen nodig en mogelijk zijn om winderosie op landbouwgrond tegen te gaan.

Regeldrukeffecten

De regeling waarvoor deze regeling in de plaats treedt, zou leiden tot een toename van administratieve lasten en toezichtslasten van € 4.000. Door het vervallen van de meldingsplicht in de nieuwe regeling vervalt deze toename.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2013. Daarmee wordt afgeweken van het beleid met betrekking tot vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals vastgelegd in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Afwijking van de vaste verandermomenten is in dit geval gerechtvaardigd omdat het spoedregelgeving betreft. De spoed is gelegen in de hiervoor toegelichte noodzaak om bij extreme weerssituaties een voorziening te bieden, om schade aan gewassen door verstuiving van bodemdeeltjes tegen te kunnen gaan.

Daarbij komt dat de regeling begunstigend werkt voor de betrokken ondernemers en er derhalve geen profijt is bij een uitgestelde inwerkingtreding, hetgeen met de vaste verandermomenten wordt beoogd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven