Ontheffing minimum vlieghoogte, tevens ontheffing VFR-vluchten in Luchtverkeersdienstverleningsgebieden met Klasse A (troonswisseling 30 april 2013)

26 april 2013

Nr. MLA/099/2013

De Minister van Defensie,

Gelezen: het verzoek van het hoofd van de afdeling jachtvliegtuig operaties van het Commando Luchtstrijdkrachten van 26 maart 2013;

Gelet op: de artikelen 44, vijfde lid, en 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Handelende: in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Aan de gezagvoerders van de militaire luchtvaartuigen die deelnemen aan de flypast boven het IJ in Amsterdam ter gelegenheid van de troonswisseling op 30 april 2013 wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen.

  • 2. Aan de in het eerste lid bedoelde gezagvoerders wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van het Luchtverkeersreglement om een VFR-vlucht uit te voeren in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met Klasse A.

Artikel 2

De ontheffingen, bedoeld in artikel 1, zijn van kracht op dinsdag 30 april 2013 van 20:00 uur tot 21:30 uur lokale tijd.

Artikel 3

Voor het uitvoeren van de flypast gelden de volgende regels:

  • a. de flypast dient te worden uitgevoerd op een hoogte van minimaal 1000 voet AGL; de ontheffing voor het vliegen op 1000 voet AGL geldt alleen voor dat deel van de vlucht dat voor het doel van de vlucht noodzakelijk is;

  • b. alle deelnemende gezagvoerders zijn vóór de vlucht op de hoogte gesteld van de aanwezige obstakels en daarmee verbonden beperkingen in geval van een afwijkend vluchtpad;

  • c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. in geval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • d. de gezagvoerders stellen zich van tevoren op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 30 april en vervalt op 1 mei 2013.

Deze beschikking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en zal tevens bekend worden gemaakt door middel van een NOTAM.

De Minister van Defensie, voor deze: De Directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit, S.H.P.M. Pellemans Kolonel-vlieger

Tegen deze beschikking kunnen belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), binnen 6 weken na de dag waarop deze beschikking is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan de Minister van Defensie, DienstenCentrum Juridische Dienstverlening, ter attentie van de Commissie advisering bezwaarschriften Defensie, Postbus 90004, 3509 AA Utrecht. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste bevatten: de naam en het adres van de indiener; de dagtekening; een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht; de gronden van het bezwaar. Indien onverwijlde spoed dat vereist, is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de president van de rechtbank die bevoegd is. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat een bezwaarschrift is ingediend.

TOELICHTING

In het kader van de festiviteiten rond de troonswisseling op dinsdag 30 april 2013 zullen F-16’s van de Koninklijke Luchtmacht een flypast uitvoeren boven het IJ in Amsterdam. De flypast zal worden uitgevoerd conform zichtvliegvoorschriften (VFR).

In artikel 45, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement is het verbod opgenomen een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimumvlieghoogtes. Op basis van artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement kan door de Minister van Defensie ontheffing worden verleend van dit verbod. Om een duidelijke bijdrage te leveren aan de festiviteiten op de grond en om onderscheid te maken met een reguliere overvlucht, zullen de F-16’s kortstondig lager vliegen dan de in artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement omschreven hoogte. Gedurende de kruisgedeeltes van de route zal het luchtvaartuig de standaard minimum vlieghoogte respecteren.

Na afloop van de flypast dienen de F-16’s de Schiphol terminal control area 1 (TMA-1) te kruisen. Derhalve is het noodzakelijk om naast ontheffing van de minimum VFR-vlieghoogte tevens ontheffing te verlenen van het verbod, genoemd in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van het Luchtverkeersreglement om VFR-vluchten uit te voeren in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met ICAO luchtruimclassificatie A.

Naar boven