Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 29 maart 2013, VGP 3158224, houdende intrekking van warenwetregelingen inzake het gebruik van additieven, kleurstoffen en zoetstoffen die mogen worden gebruikt in levensmiddelen in verband met Verordening (EU) nr. 1129/2011

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1129/2011 van de Commissie van 11 november 2011 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad door opstelling van een EU-lijst van levensmiddelenadditieven (PbEU 2011, L 295), en artikel 4 van het Warenwetbesluit additieven, aroma’s en enzymen in levensmiddelen;

Besluit:

ARTIKEL I

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen;

  • b. de Warenwetregeling Gebruik van kleurstoffen in levensmiddelen;

  • c. de Warenwetregeling Gebruik van zoetstoffen in levensmiddelen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

TOELICHTING

Op 12 november 2011 is gepubliceerd Verordening (EU) nr. 1129/2011 van de Commissie van 11 november 2011 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad door opstelling van een EU-lijst van levensmiddelenadditieven (PbEU 2011, L 295), verder te noemen: verordening (EU) 1129/2011.

Bij artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 1129/2011 is bepaald dat de bepalingen van de volgende richtlijnen met ingang van 1 juni 2013 niet meer van toepassing zijn:

  • a. artikel 2, eerste, tweede en vierde lid, en de bijlage van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PbEG 1994, L 237);

  • b. artikel 2, eerste tot en met zesde lid, achtste, negende en tiende lid, en de bijlagen I tot en met V van Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PbEG 1994, L 237);

  • c. artikelen 2 en 4 en de bijlagen I tot en met VI van Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PbEG 1995, L 61);

Nu bovengenoemde bepalingen niet meer van toepassing zijn, zijn deze drie richtlijnen volledig komen te vervallen (zie ook artikel 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PbEU 2008, L 354), verder te noemen: verordening (EG) 1333/2008).

Deze richtlijnen waren uitgevoerd bij de volgende warenwetregelingen:

  • ad a: de Warenwetregeling Gebruik van zoetstoffen in levensmiddelen;

  • ad b: de Warenwetregeling Gebruik van kleurstoffen in levensmiddelen;

  • ad c: de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen.

Gezien artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 1129/2011 en de artikelen 33 en 34 van verordening (EG) 1333/2008 worden deze warenwetregelingen met ingang van 1 juni 2013 ingetrokken. Deze regeling zorgt daarvoor. Artikel 2, vijfde lid, van verordening (EU) 1129/2011 voorziet in een uitverkooptermijn voor levensmiddelen die niet aan verordening (EU) 1129/2011 voldoen, maar wel voor 1 juni 2013 legaal in de handel zijn gebracht. Deze levensmiddelen mogen tot hun datum van minimale houdbaarheid of hun uiterste gebruiksdatum worden verkocht.

Bij de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van het beleid van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving, aangezien hier sprake is van de implementatie van een bindende EU-rechtshandeling.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven, en heeft ook verder geen bedrijfseffecten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Naar boven