De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op de artikelen 4, eerste, derde en vierde lid, en 5, vierde lid, van het Besluit
experiment integraal dagarrangement;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Het Besluit experiment integraal dagarrangement (hierna: het besluit) is een uitwerking
van de in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna Wko) opgenomen
mogelijkheid voor het stellen van regels ten behoeve van experimenten die tot doel
hebben om de totstandkoming van innovatieve kinderopvang mogelijk te maken. Het besluit
ziet op een experiment waarbij het vormgeven van een integraal en afwisselend dagarrangement
van onderwijs en opvang centraal staat.
In de Regeling experiment integraal dagarrangement (hierna: de regeling) is uitwerking
gegeven aan het besluit.
Het besluit en de regeling zijn op 21 respectievelijk 25 september 2012 in werking
getreden. De eerste tranche voor deelname aan het experiment integraal dagarrangement
is opengesteld tot 1 november 2012. Voor deze korte termijn is gekozen omdat het wenselijk
werd geacht dat samenwerkingsverbanden met ingang van 1 januari 2013 feitelijk zouden
kunnen beginnen met het aanbieden van integrale dagarrangementen.
Een beperkt aantal samenwerkingverbanden hebben voor de eerste tranche een aanvraag
ingediend. In de relatief korte beschikbare tijd voor inschrijving bleek het niet
mogelijk om te kunnen voldoen aan alle aan de aanvraag gestelde voorwaarden. Vooral
het opstellen van het kwaliteitsplan en het financiële plan (artikel 4, tweede lid
onderdeel b en c van het besluit) bleek meer tijd te vergen dan vooraf is ingeschat.
Ook voor het verkrijgen van instemming van ouders en personeel (artikel 4, tweede
lid, onderdeel e en f van het besluit) over het nieuwe rooster bleek meer tijd nodig
te zijn dan in de eerste tranche werd geboden.
Op grond van artikel 7 van de regeling zou de minister, wanneer er minder dan vijftien
samenwerkingsverbanden zouden zijn aangewezen in de eerste tranche, uiterlijk op 1 januari
2013 beslissen of er een tweede tranche zou komen. De tweede tranche zou dan de mogelijkheid
moeten bieden om vóór 1 april 2013 een aanvraag in te dienen. Tijdens de eerste tranche
is echter gebleken dat de gestelde termijnen te krap waren.
Daarom is besloten om de regeling op een tweetal punten te wijzigen en opnieuw open
te stellen. De wijzigingen hebben betrekking op de indieningstermijn van de aanvraag
en op de selectieprocedure. Een samenwerkingsverband dat wil deelnemen aan het experiment
dient uiterlijk voor 1 april 2014 een aanvraag in. Hiermee wordt voldoende tijd geboden
om aan alle gestelde voorwaarden te kunnen voldoen. De uiterste startdatum van het
experiment is bij de aanvang van het schooljaar 2014–2015. De selectieprocedure is
gewijzigd zodat samenwerkingsverbanden ook eerder dan met ingang van het schooljaar
2014–2015 kunnen deelnemen aan het experiment. Nu wordt, in tegenstelling tot de eerste
tranche, iedere aanvraag bij binnenkomst beoordeeld. Indien de aanvraag door de minister
is gehonoreerd kan het samenwerkingsverband starten met het experiment.
Voor een uitgebreide beschrijving van de achtergronden, het doel en de vormgeving
van het experiment wordt verwezen naar de algemene toelichting bij het besluit.
De onderhavige regeling is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan GGD-Nederland
en het Landelijk Steunpunt Brede Scholen (hierna: het Steunpunt). GGD-Nederland en
het Steunpunt hebben beiden aangegeven een uitvoeringstoets niet nodig te achten gezien
de beperkte impact van de wijzigingen op hun adviserende rol.
Artikelsgewijs
Onderdeel A (artikel 1)
Omdat in de regeling de begrippen eerste tranche en tweede tranche niet meer gebruikt
worden, hoeven deze begrippen niet langer gedefinieerd te worden.
Onderdeel B (artikel 2, eerste lid)
De termijn voor de aanmelding voor samenwerkingsverbanden is aangepast. Tevens is
bepaald wanneer een samenwerkingsverband uiterlijk gestart moet zijn met het daadwerkelijk
uitvoeren van het integrale dagarrangement. Voor de datum van het begin van het schooljaar
2014–2015 wordt uitgegaan van het begin van het schooljaar bij de betreffende school.
Het experiment kan uiterlijk tot 1 juli 2016 lopen.
Onderdeel C (artikel 6)
De procedure is herzien, een aanvraag wordt direct beoordeeld, dat wil zeggen binnen
tien weken, en niet pas nadat alle aanvragen ontvangen zijn.
De minister zendt conform artikel 5 van het besluit de aanvraag aan GGD Nederland
en aan het Landelijk Steunpunt Brede scholen met het verzoek om hem te adviseren.
Naar aanleiding van hun advies neemt de minister vervolgens een besluit over de aanvraag.
De aanvragen worden dus niet meer eerst verzameld en dan beoordeeld, maar worden na
binnenkomst direct beoordeeld en niet meer met elkaar vergeleken. Er vindt dus geen
selectie meer plaats op basis van de variatie in tijdvakken van schooltijd en opvang
of het aantal leerlingen.
Onderdeel D (artikel 7)
Het vervolg op de eerste tranche wordt op een andere wijze vorm gegeven dan verwoord
in artikel 7 en daarom vervalt dit artikel.
Het maximum aantal deelnemende samenwerkingsverbanden is nu opgenomen in artikel 6,
tweede lid.
Onderdeel E (artikel 8)
Voor alle deelnemende samenwerkingsverbanden geldt dat zij uiterlijk tot 1 juli 2016
een integraal dagarrangement kunnen aanbieden.
Gezien het in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de regeling opgenomen tijdstip
waarop uiterlijk met het dagarrangement begonnen moet zijn, betekent dit dat de arrangementen
maximaal twee schooljaren kunnen duren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.