Convenant Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA

De ondergetekenden:

  • 1. de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, hierna te noemen: OCW, en

  • 2. de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van het Algemeen Bestuur, de heer prof.dr. J.J. Engelen, hierna te noemen: NWO, en

  • 3. de HBO-raad, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer mr. Th.C. de Graaf, en

  • 4. VNO-NCW, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer mr. B.E.M. Wientjes, en

  • 5. MKB-Nederland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de vice-voorzitter, de heer M.A. van Straalen, en

  • 6. Syntens, te dezen bij volmacht rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter transitiebestuur Kamer van Koophandel, mevrouw drs. C. Zuiderwijk-Jacobs, en

  • 7. TNO, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de Raad van Bestuur, Ir. J.H.J. Mengelers, en

  • 8. Novay, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer dr. H.J. van der Lugt.

tezamen aan te duiden als: partijen,

Overwegende dat:

  • het versterken van de innovatiekracht van het mkb en de publieke sector hoog op de nationale en Europese agenda staan. In ‘Kwaliteit in verscheidenheid’, de Strategische agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap stelt het kabinet dat praktijkgericht onderzoek van hogescholen daarin een belangrijke schakel is, voor veel (mkb-)bedrijven vaak de enige schakel;

  • praktijkgericht onderzoek van hogescholen een eigen plek in de kennisketen inneemt die loopt van het fundamenteel onderzoek tot aan innovatie bij bedrijven en andere organisaties door de valorisatie van kennis. Door verschillende vormen van samenwerking kan praktijkgericht onderzoek van hogescholen eraan bijdragen dat vragen vanuit de professionele praktijk in zowel profit- (met name ook het mkb) als non-profitsectoren praktijkgericht onderzoek sturen en dat resultaten van dat onderzoek (economische en maatschappelijke) waarde hebben. Voorts kan het eraan bijdragen dat het mkb beter kan aansluiten bij het topsectorenbeleid. Daarnaast heeft praktijkgericht onderzoek een belangrijke functie ter versterking van de kwaliteit van het onderwijs in het hbo;

  • de HBO-raad, de staatssecretaris van OCW en de minister van EL&I in december 2011 in het hoofdlijnenakkoord zijn overeengekomen dat stappen worden gezet om te komen tot een structurele positie van praktijkgericht onderzoek in het kennisbestel. De convenantspartijen zijn 24 oktober 2012 overeengekomen dat een regieorgaan binnen NWO een passend kader kan bieden voor de ontwikkeling van een nieuw, structureel arrangement;

  • dit nieuwe arrangement moet voldoen aan de volgende criteria zoals die onder andere zijn vastgelegd in het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek van de HBO-raad:

    • de vraagsturing vanuit het mkb en publieke instellingen is leidend;

    • het onderzoek vindt plaats in netwerken van onderzoekers, studenten, private en publieke organisaties;

    • het onderzoek richt zich op de vernieuwing van de beroepspraktijk;

    • het onderzoek wordt beoordeeld op basis van criteria voor praktijkgericht onderzoek waarbij het brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek van de HBO-raad als kader dient;

    • de koppeling met en de vertaling naar het onderwijs van hogescholen is een wezenlijk kenmerk van het onderzoek;

    • de aard van praktijkgericht onderzoek vraagt om samenwerking tussen hogescholen en het werkveld. Juist in samenwerking komt de meerwaarde van praktijkgericht onderzoek tot stand, leidend tot innovaties in de beroepspraktijk, de vernieuwing van het onderwijs en intensievere vormen van publiek private samenwerking. Deze samenwerking en netwerkvorming tussen hogescholen, andere kennisinstellingen en doelgroepen waarop hogescholen zich richten (zoals het mkb en de instellingen in de publieke sector) komt echter niet vanzelf tot stand. Het is daarom wenselijk dat het nieuwe arrangement tevens bijdraagt aan het uitbouwen van de netwerkverbindingen tussen bedrijven, publieke instellingen, hogescholen en andere kennisinstellingen.

    De essentie van deze criteria is dat op deze wijze het eigen karakter van praktijkgericht onderzoek van hogescholen wordt geborgd;

  • tegen deze achtergrond en om het bijzondere karakter van praktijkgericht onderzoek te waarborgen OCW, NWO en de partners (HBO-raad, VNO-NCW, MKB-Nederland, TNO, Syntens en Novay) zoals verenigd in de Stichting Innovatie Alliantie besluiten om binnen NWO het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA op te richten. De ambitie is om praktijkgericht onderzoek structureel in te bedden in de bestaande publieke kennisinfrastructuur en een basis te leggen voor het ontwikkelen van een volwaardige tweede geldstroom voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen. Het regieorgaan, waarbij de kaders beschreven worden in het reglement van NWO, heeft in principe een permanent karakter en de kenmerken van een netwerkorganisatie;

  • het regieorgaan een zeer grote mate van autonomie kent om het eigen karakter van praktijkgericht onderzoek van hogescholen te waarborgen. De middelen voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen die door het ministerie van OCW en middelen van EZ/DAK en andere subsidiegevers voor dat doel ter beschikking worden gesteld, zijn geoormerkt en exclusief bedoeld voor de hogescholen, zullen afgeschermd blijven binnen de NWO-begroting, en uitsluitend ingezet worden voor de uitvoering van de taken van het regieorgaan;

  • partijen het erover eens zijn dat het op te richten regieorgaan de hieronder beschreven contouren kent;

  • het regieorgaan overzicht dient te hebben over ontwikkelingen bij de hogescholen en in het werkveld en goed ingebed te zijn in de publieke infrastructuur van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, innovatie en onderwijs. Het is daarom wenselijk dat naast de HBO-raad als vereniging van hogescholen en de ondernemersorganisaties ook andere organisaties betrokken worden in het netwerk van het regieorgaan, die zich richten op toegepast onderzoek, valorisatie, versterking van de regionale economie en de vernieuwing in de publieke sector. Het regieorgaan heeft een netwerkkarakter waar organisaties samenwerken die kunnen bijdragen aan het vergroten van het bestuurlijk draagvlak voor de verdere ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek, aan een hoogwaardige kwaliteit van de uitvoering en aan een intensivering van publiek-private samenwerking;

  • het regieorgaan als doel het stimuleren van praktijkgericht onderzoek van hogescholen heeft en in het verlengde daarvan het stimuleren van de toepassing van kennis in bedrijven en instellingen en in het onderwijs van de hogescholen. Het regieorgaan kent onderzoeksubsidies toe vanuit de middelen die OCW en middelen van EZ/DAK daartoe geoormerkt heeft;

  • in samenhang met deze taak het regieorgaan activiteiten ontwikkelt die zijn gericht op de verdere ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek van hogescholen, de doorwerking hiervan naar het onderwijs en die bijdragen aan de innovatie van het mkb en de publieke sector en de versterking van de kennisketen. Het regieorgaan fungeert daarbij onder meer als platform voor precompetitieve samenwerking met het oog op de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek onder andere in de topsectoren en hij kan een adviserende rol vervullen bij de ontwikkeling van de Centres of Expertise en bij de ontwikkeling van relevante onderzoeks- en innovatieprogramma’s vanuit de vakdepartementen. Vanuit deze positie zal het regieorgaan zich ervoor inzetten om op programmaniveau additionele financiering (nationaal, Europees) te verwerven voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen en de implementatie hiervan naar de beroepspraktijk;

  • De NWO-wet van toepassing is.

Komen overeen:

Artikel 1 Oprichten en werkwijze Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA

  • 1. NWO stelt het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA bij de hogescholen (hierna: regieorgaan) in en zorgt voor het inbedden van het regieorgaan in haar eigen organisatie, zodanig dat de zelfstandige positie van het regieorgaan gewaarborgd is.

  • 2. NWO draagt als de formele rechtspersoon en bestuursorgaan de eindverantwoordelijkheid voor het regieorgaan.

  • 3. NWO draagt het regieorgaan de hieronder in artikel 4 geformuleerde taken op.

Artikel 2 Waarborgen voor een zelfstandige positie van het regieorgaan

  • 1. Om het eigen karakter van praktijkgericht onderzoek van hogescholen te waarborgen kent het regieorgaan een zeer grote mate van autonomie.

  • 2. De middelen voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen die door het ministerie van OCW, EZ/DAK en andere subsidiegevers voor dat doel ter beschikking worden gesteld zijn geoormerkt en exclusief bedoeld voor de hogescholen en blijven afgeschermd binnen de NWO-begroting, en worden uitsluitend ingezet voor het uitvoeren van de taken van het regieorgaan.

  • 3. NWO draagt er zorg voor dat het regieorgaan een eigen herkenbare organisatie met een eigen identiteit is.

  • 4. NWO draagt er zorg voor dat het regieorgaan een goede verankering krijgt binnen de NWO-organisatie als een aansturingsorgaan voor bepaalde tijd als bedoeld in paragraaf 3A van het Reglement NWO 2002. Daarbij waarborgt NWO het onafhankelijk functioneren van het regieorgaan ten opzichte van de gebiedsbesturen.

  • 5. OCW draagt zorg voor de delegatie aan NWO van bevoegdheden indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de missie en de taken van het regieorgaan. Het Algemeen Bestuur van NWO mandateert deze bevoegdheden aan het regieorgaan.

Artikel 3 Financieel arrangement

  • 1. OCW stelt in 2013, zoals bedoeld in het plan van aanpak van de wegbereider, ten hoogste € 125.000 beschikbaar aan NWO ten behoeve van de oprichting van het regieorgaan en de overgang van het bureau van de Stichting Innovatie Alliantie naar NWO.

  • 2. OCW stelt de middelen die met ingang van 2014 op haar begroting geoormerkt zijn voor het praktijkgerichte onderzoek ter beschikking aan NWO, dat deze zoals beschreven in artikel 2 ter beschikking stelt van het regieorgaan;

  • 3. Artikel 4.34 van de Algemene wet Bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de middelen.

  • 4. Alle renteopbrengsten die NWO uit de toegekende bijdrage ontvangt zijn ter nadere bestemming van het regieorgaan voor praktijkgericht onderzoek.

  • 5. OCW bevordert dat de middelen voor het praktijkgerichte onderzoek beschikbaar blijven voor het hoger beroepsonderwijs in geval van een eventuele beëindiging van het regieorgaan;

  • 6. NWO ziet erop toe dat het regieorgaan voor de inzet van toegekende middelen de (Europese) aanbestedingsregelgeving volgt.

  • 7. Alleen de hogescholen kunnen als hoofdaanvragers optreden van de fondsen van het regieorgaan.

Artikel 4 Taken regieorgaan

  • 1. Het regieorgaan heeft als missie het stimuleren van vraaggestuurd praktijkgericht onderzoek van hogescholen dat het toepassen van kennis in bedrijven en instellingen en in het onderwijs van de hogescholen stimuleert. Belangrijke accenten zijn hierbij een grotere betrokkenheid van de vraagkant bij competitief praktijkgericht onderzoek door het versterken van de vraagarticulatie en bundeling van vragen, het vergroten van de betrokkenheid van de lectoraten en de doorwerking naar het onderwijs over de hele linie.

  • 2. Het regieorgaan heeft een visie en een strategie voor het verder versterken en vernieuwen van het praktijkgerichte onderzoek bij de hogescholen, daarbij rekening houdend met ontwikkelingen bij de hogescholen, zoals bijvoorbeeld de Centers of Expertise, de valorisatie van het onderzoek, de vraagarticulatie door de beroepspraktijk en de versterking van de kennisketen.

  • 3. Het regieorgaan ontwikkelt activiteiten die zijn gericht op de verdere ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek van hogescholen.

  • 4. Het regieorgaan heeft als een van haar taken het toekennen van middelen voor praktijkgericht onderzoek vanuit de middelen die OCW en middelen van EZ/DAK daartoe geoormerkt heeft.

  • 5. Het onderzoek wordt beoordeeld op basis van criteria voor praktijkgericht onderzoek waarbij het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek van de HBO-raad als kader dient. Het regieorgaan waarborgt namens NWO dat de subsidieverstrekking op een kwalitatief hoogwaardige, transparante wijze gebeurt en voert deze uit. Met deze instrumenten wordt het praktijkgerichte onderzoek bij de hogescholen in een open en nationale competitie beoordeeld. Vanwege de bekendheid in het veld van de naam RAAK blijft deze naam voor de regelingen gehandhaafd. Daarnaast ontwikkelt het regieorgaan generieke activiteiten die de hogescholen ondersteunen bij het doen van aanvragen van middelen voor praktijkgericht onderzoek.

  • 6. Het regieorgaan fungeert tevens als platform voor precompetitieve samenwerking met het oog op de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek onder andere in de topsectoren en het kan een adviserende rol vervullen bij het ontwikkelen van de Centres of Expertise en bij het ontwikkelen van relevante onderzoeks- en innovatieprogramma’s vanuit de ministeries.

  • 7. Vanuit deze positie zet het regieorgaan zich ervoor in om op programmaniveau additionele financiering (nationaal, Europees) te verwerven voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen en de implementatie hiervan naar de beroepspraktijk.

  • 8. Het regieorgaan ontwikkelt het netwerk van organisaties die kunnen bijdragen aan het vergroten van het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor de verdere ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek, aan een hoogwaardige kwaliteit van de uitvoering en aan een intensivering van publiek-private samenwerking.

  • 9. Het regieorgaan monitort de impact van zijn activiteiten in het licht van de doelstelling van het regieorgaan. In dat kader volgt het regieorgaan de ontwikkelingen bij het gehonoreerde onderzoek.

Artikel 5 Inrichting regieorgaan

  • 5.1 Bestuur regieorgaan

    • 1. Het regieorgaan kent een bestuur. De leden van het bestuur worden benoemd door het AB van NWO op voordracht van de HBO-raad (3 leden), VNO-NCW/MKB-Nederland/LTO-Nederland (3 leden), NWO (2 leden uit de kennisinstellingen), TNO (1 lid), Syntens (1 lid). Het bestuur draagt, gehoord de convenantspartijen, een voorzitter voor die wordt benoemd door het Algemeen Bestuur van NWO. Bestuursleden nemen zitting op persoonlijke titel.

    • 2. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 5 jaar met een mogelijkheid van herbenoeming van maximaal 5 jaar.

    • 3. Het Algemeen Bestuur van NWO heeft minimaal 1 keer per jaar overleg met het bestuur van het regieorgaan.

  • 5.2 Taken bestuur regieorgaan

    • 1. Het vormgeven, beschrijven en doen uitvoeren van de hierboven beschreven taken van het regieorgaan.

    • 2. Het vaststellen van het meerjarenplan dat een visie, een strategie en een meerjarenbegroting omvat.

    • 3. De meerjarenbegroting wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Algemeen Bestuur van NWO.

    • 4. Het vaststellen van de rekening en verantwoording die ter goedkeuring wordt voorgelegd van het Algemeen Bestuur van NWO.

    • 5. Het vaststellen en toetsen van de selectieprocedure en de bij het praktijkgerichte onderzoek behorende selectiecriteria, waarbij het brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek van de HBO-raad als kader dient.

    • 6. Het inrichten van financieringsinstrumenten (inclusief selectiecriteria) zo dat deze voldoen aan de kaders, met name de Gedragscode belangenverstrengeling NWO en regeling subsidieverlening, die NWO stelt.

    • 7. Het organiseren van een structuur waarin het veld van hogescholen en de beroepspraktijk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de visie en strategie van het regieorgaan;

    • 8. Het nemen van een besluit over de toekenning van subsidies namens NWO voor ingediende onderzoeksvoorstellen op basis van een advies van de beoordelingscommissie(s).

    • 9. Het doen monitoren van de voortgang en doen evalueren van toegekende projecten. Ook de monitoring en evaluatie van (lopende) projecten uit eerdere regelingen (van SKO en SIA) wordt belegd bij het regieorgaan.

    • 10. Het verzorgen van de eindverantwoording van het gefinancierde onderzoek.

    • 11. Het opstellen van een huishoudelijke reglement voor de uitvoering van de taken.

  • 5.3 Samenstelling en taken onafhankelijke beoordelingscommissies

    • 1. Het bestuur stelt op voorstel van het bureau van het regieorgaan een of meerdere onafhankelijke beoordelingscommissies in. Bij de samenstelling en werkwijze van de beoordelingscommissie(s) wordt de Code belangenverstrengeling van NWO gehanteerd. De scheiding van besluit en beoordeling borgt dat er geen personele overlap kan zijn tussen externe adviseurs (referenten), commissieleden en het bestuur.

    • 2. De beoordelingscommissies hebben als taak het beoordelen van de aanvragen en het opstellen honoreringsadvies inclusief argumentatie met in achtneming van de aanbestedingsregelgeving.

    • 3. De beoordeling vindt plaats op basis van de door het bestuur van het regieorgaan vastgestelde procedure en criteria.

  • 5.4 Inrichting bureau regieorgaan

    • 1. Het bureau van het regieorgaan bouwt voort op de werkorganisatie die de Stichting Innovatie Alliantie heeft ingericht voor de uitvoering van het RAAK-programma.

    • 2. NWO draagt er zorg voor dat het regieorgaan wordt ingericht bij het bureau van NWO te Utrecht.

    • 3. Het bureau kent een tweehoofdige directie: een inhoudelijk directeur en een directeur beheer.

    • 4. De inhoudelijk directeur wordt benoemd door het Algemeen Bestuur van NWO, op voordracht van het bestuur van het regieorgaan.

    • 5. De directeur beheer wordt, in overleg met het bestuur van het regieorgaan, benoemd door het Algemeen Bestuur van NWO.

    • 6. De directie legt verantwoording af aan het bestuur van het regieorgaan.

    • 7. De directie is verantwoordelijk voor het opzetten, bemensen en aansturen van het bureau, waarbij voor de functies de kaders van NWO als randvoorwaarden gelden.

    • 8. De inhoudelijke directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het bureau. De directeur beheer bewaakt het toepassen van de kaders die NWO stelt.

    • 9. Binnen het bureau dient ruime kennis van het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen aanwezig te zijn en ruime ervaring met de selectieprocedures van SIA en NWO.

  • 5.5 Taken bureau regieorgaan

    Het bureau is verantwoordelijk voor het uitvoeren en implementeren van de door het bestuur opgedragen taken en legt verantwoording hierover af aan het bestuur van het regieorgaan en:

    • 1. het opstellen van het concept meerjarenplan dat een visie, een strategie en een meerjarenbegroting omvat;

    • 2. de implementatie van strategie en beleid;

    • 3. het opstellen van de begroting;

    • 4. het voorbereiden en uitvoeren van de financieringsinstrumenten via een landelijke competitie.

    • 5. het toezien op het nakomen van de afgesproken werkwijze, inclusief de borging van de kwaliteitszorg.

Artikel 6 Formeel overleg tussen de convenantspartijen

De convenantspartijen treden met elkaar in overleg in geval van wezenlijke wijzigingen in de uitvoering van het convenant. In ieder geval bij personele wijzigingen in het aansturen van het regieorgaan en bij het bepalen van de kaders voor en de uitkomsten van de evaluaties.

NWO en OCW overleggen eens per jaar over de ontwikkelingen.

Artikel 7 Evaluatie van het regieorgaan

NWO geeft, in overleg met de convenantspartijen, opdracht tot onafhankelijke evaluaties van het beleid en het functioneren van het regieorgaan. Er zullen evaluaties plaatsvinden in de eerste helft van 2017, in de eerste helft van 2020 en eind 2022. De uitkomsten van de evaluatie in 2022 dienen tijdig voor partijen beschikbaar te zijn zodat uiterlijk 30 juni 2023 een besluit genomen kan worden over voortzetting van het convenant.

Artikel 8 Wijzigingen en opzegging

  • 1. Dit convenant kan tussentijds worden gewijzigd of opgezegd indien

    • a. er zich omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat een wijziging noodzakelijk is of de voortzetting van het convenant niet langer wenselijk of mogelijk wordt geacht, of

    • b. de evaluaties zoals genoemd in artikel 7 hier aanleiding toe geven.

  • 2. Mocht de fase van oprichting aanleiding geven afspraken in het convenant aan te passen, dan is dit mogelijk op advies van het bestuur na instemming van de partijen.

  • 3. Partijen brengen elkaar schriftelijk op de hoogte indien zich een situatie voordoet die aanleiding geeft tot het wijzigen of opzeggen van dit convenant.

  • 4. Opzegging vindt schriftelijk plaats, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 jaar. Van deze termijn kan worden afgeweken als de begrotingswetgever geen middelen ter beschikking stelt voor praktijkgericht onderzoek aan de hogescholen. In dit geval zorgt OCW voor een fatsoenlijke afbouw van middelen met in achtneming van de aangegane verplichtingen in het kader van het RAAK-programma, het hierbij betrokken personeel en de verplichtingen van NWO voortvloeiend uit artikel 4.51 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5. Partijen streven ernaar binnen de opzegtermijn overeenstemming te bereiken over de wijze waarop alle met de opzegging samenhangende aspecten worden afgehandeld. Indien partijen tijdens de opzegtermijn gezamenlijk van mening zijn dat een deugdelijke afhandeling niet binnen de opzegtermijn haalbaar is, dan maken partijen afspraken over verlenging van de opzegtermijn.

Artikel 9 Geschillen

  • 1. Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

  • 2. Indien partijen van mening zijn dat geschillen in verband met dit convenant, of met afspraken die daarmee samenhangen, niet in onderling overleg kunnen worden beslecht, dan wordt de volgende procedure gevolgd. De partijen die met elkaar in geschil zijn wijzen ieder één adviseur aan waarna deze adviseurs gezamenlijk een aanvullende adviseur aanwijzen die tevens als voorzitter optreedt. Aan de adviseurs wordt de opdracht gegeven een voor beide partijen bindend advies uit te brengen waarbij het oordeel van de voorzitter bepalend is ingeval de door partijen aangewezen adviseurs niet tot een gelijkluidend oordeel kunnen komen.

Artikel 10 Slotbepaling

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle partijen en eindigt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, op 31-12-2023, tenzij partijen besluiten voor laatstgenoemde datum dit convenant voort te zetten.

Dit convenant wordt in de Staatscourant gepubliceerd

Aldus overeengekomen en in achtvoud opgesteld inLeiden, 15 april 2013

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. Bussemaker.

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, J.J. Engelen.

De HBO-raad, Th.C. de Graaf.

VNO-NCW, B.E.M. Wientjes.

MKB-Nederland, M.A. van Straalen.

De Kamer van Koophandel, C. Zuiderwijk-Jacobs.

TNO, J.H.J. Mengelers.

Novay, H. J. van der Lugt.

Naar boven