Regeling van 19 april 2013, nr. 2013-0000217521, houdende vaststelling van regels over de reikwijdte, de intensiteit en de verslaglegging van het onderzoek van de accountant en eisen aan de inrichting van het activiteitenplan en de begroting (Regeling financiering politieke partijen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 11, zesde lid, en 27, tweede lid, van de Wet financiering politieke partijen;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. accountant:

accountant als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet;

b. accountantsverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet;

c. overzichten:

overzichten als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet;

d. verslag:

financieel verslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de wet;

e. wet:

Wet financiering politieke partijen.

§ 2. Reikwijdte en intensiteit van het onderzoek door de accountant

Artikel 2

  • 1. De accountant hanteert bij de beoordeling van het verslag, de overzichten en de afgifte van de accountantsverklaring een betrouwbaarheid van 95 procent.

  • 2. De accountant onderzoekt het verslag en de overzichten op een zodanige wijze dat onjuistheden in ieder geval worden vastgesteld indien deze een gezamenlijk financieel belang vertegenwoordigen van 5 procent of meer van het totaal van de in het verslag opgenomen uitgaven onderscheidenlijk van de in de overzichten opgenomen bijdragen en schulden. Indien de onjuistheden 5 procent of meer bedragen wordt geen goedkeurende verklaring afgegeven.

Artikel 3

  • 1. Het onderzoek naar de juistheid van de opgegeven ledentallen van de politieke partij of de politieke jongerenorganisatie, bedoeld in artikel 26, onder h, van de wet, geschiedt volgens een hoofdzakelijk systeemgerichte of een hoofdzakelijk gegevensgerichte benadering.

  • 2. Indien een hoofdzakelijk systeemgerichte benadering wordt gevolgd, wordt door de accountant de deugdelijkheid van de organisatie van het bijhouden van de ledenadministratie onderzocht en getoetst met behulp van systeemtests. Het onderzoek betreft onder meer de beheershandelingen gericht op het bijhouden van de administratie en de daarbij gehanteerde functiescheidingen. De omvang van de systeemtests bedraagt voor zowel de leden van de politieke partij als voor de politieke jongerenorganisatie ten minste 20 waarnemingen per beheershandeling.

  • 3. Indien een hoofdzakelijk gegevensgerichte benadering wordt gevolgd, wordt een nauwkeurigheid van 5 procent gehanteerd.

Artikel 4

De accountant wijst de politieke partij op onjuistheden in het verslag en de overzichten, en verzoekt de partij deze te herstellen. Indien onjuistheden niet zijn hersteld, worden deze in de accountantsverklaring vermeld.

Artikel 5

Voor de accountantsverklaring gebruikt de accountant het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde model.

§ 3. Inrichting van het activiteitenplan en de begroting

Artikel 6

  • 1. Het activiteitenplan bevat over de te verrichten activiteiten voldoende gegevens om te kunnen beoordelen of deze activiteiten op grond van de wet voor subsidie in aanmerking komen. Het plan geeft gemotiveerd aan onder welke categorie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet de activiteiten ressorteren en bevat gegevens over de aanvang en het einde van een activiteit.

  • 2. De begroting wordt opgesteld in overeenstemming met het activiteitenplan. Uitgaven in verband met personele kosten, kosten voor kantoor en kantoorbenodigdheden en de andere direct met de in artikel 7, tweede lid, van de wet bedoelde activiteiten samenhangende uitgaven worden aan activiteiten toegerekend volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 7

De Regeling subsidiëring politieke partijen wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiering politieke partijen.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Op grond van de Wet financiering politieke partijen komen politieke partijen met zetels in de Tweede of Eerste Kamer voor subsidie in aanmerking. De wet bevat de voorwaarden en criteria voor de subsidie. De aanvraag van de subsidieverlening moet vergezeld gaan van een activiteitenplan en een begroting. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een financieel verslag, een activiteitenverslag en een opgave van de ledentallen van de politieke partij en van de politieke jongerenorganisatie. De politieke partij moet deze verslagen en de opgave onderwerpen aan een accountantsonderzoek.

Dit laatste geldt ook voor de overzichten van de bijdragen en van de schulden, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de Wet financiering politieke partijen. Deze overzichten worden door de accountant gecontroleerd en voorzien van een accountantsverklaring. In de accountantsverklaring geeft de accountant aan of de opgave een getrouw en volledig beeld geeft van de verkregen bijdragen en van de schulden. Daarmee wordt ook inzicht gegeven in de juistheid van de waardering van bijdragen in natura.

Over de genoemde onderwerpen bevat deze ministeriële regeling een aantal nadere regels van technisch-administratieve aard.

De inhoud van deze regeling komt grotendeels overeen met de Regeling subsidiëring politieke partijen. Deze regeling is per 1 mei 2013 ingetrokken als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet financiering politieke partijen en daarmee de intrekking van de Wet subsidiëring politieke partijen, die de wettelijke basis vormde van de Regeling subsidiëring politieke partijen. Een nieuw element van deze Regeling financiering politieke partijen is dat zij ook regels stelt over de accountantscontrole van de overzichten van de bijdragen en van de schulden die een politieke partij verplicht is vóór 1 juli van elk kalenderjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te zenden.

Artikel 2

Ingevolge artikel 25, derde lid, van de Wet financiering politieke partijen geeft de accountant van de politieke partij de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag, de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en de overzichten van bijdragen en schulden (de accountantsverklaring). De politieke partij voegt de accountantsverklaring met inbegrip van het bijbehorend verslag bij de aanvraag voor de vaststelling van de subsidie. Tevens moet de accountantsverklaring samen met het financieel verslag en de overzichten vóór 1 juli van elk kalenderjaar aan de Minister van BZK worden gezonden (artikel 25, eerste lid, van de Wet financiering politieke partijen).

Artikel 2 van deze regeling bevat voorschriften inzake de betrouwbaarheid en de nauwgezetheid van het onderzoek van de accountant van de politieke partij. Op basis van dit onderzoek bepaalt de Minister van BZK – op advies van zijn eigen accountantsdienst – immers of de verleende subsidiegelden in overeenstemming met de wet voor subsidiabele doelen zijn besteed en of de partij voldaan heeft aan de verplichting om een juist en volledig overzicht van bijdragen en schulden te verstrekken. Het onderzoek en de verklaring van de accountant van de politieke partij moeten daarover voldoende zekerheid bieden.

In het eerste lid van artikel 2 is een norm gesteld voor de mate van betrouwbaarheid van de accountantsverklaring. De verklaring behelst een conclusie over de getrouwheid van het verslag en van de overzichten van de politieke partij. Daarvoor geldt een betrouwbaarheid van 95 procent wat – statistisch bezien – betekent dat, indien de accountant 100 verklaringen zou afgeven, van niet meer dan 5 verklaringen de vervatte conclusie een onjuiste zou mogen zijn. De kans dat de accountantsverklaring onjuist is, dient dus minimaal te zijn.

Het tweede lid van artikel 2 betreft de nauwkeurigheid van het door de accountant te verrichten onderzoek naar het verslag van de politieke partij en de daarin opgenomen uitgavenposten. Het verslag mag geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Het accountantsonderzoek moet zo zorgvuldig zijn, dat onjuistheden in het verslag in ieder geval worden geconstateerd indien deze een gezamenlijk financieel belang vertegenwoordigen van 5 procent of meer van het totaal van de in het verslag opgenomen uitgaven. Bij een hoger foutpercentage kan geen goedkeurende verklaring worden afgegeven. Dat betekent overigens niet dat geconstateerde onjuistheden tot dat percentage niet gecorrigeerd behoeven te worden (zie artikel 4). Dezelfde mate van nauwkeurigheid moet in acht worden genomen bij het onderzoek van de overzichten en de daarin opgenomen bedragen van bijdragen en schulden. Het accountantsonderzoek moet zo zorgvuldig zijn, dat onjuistheden in de overzichten in ieder geval worden geconstateerd indien deze een gezamenlijk financieel belang vertegenwoordigen van 5 procent of meer van het totaal van de in de overzichten opgenomen bedragen.

Artikel 3

Een politieke partij moet met het oog op de subsidie over tenminste 1.000 betalende leden beschikken en, indien de partij een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen, is het ledental van de jongerenorganisatie medebepalend voor de subsidie ten behoeve van de jongerenorganisatie. De accountant van de politieke partij is om die reden ingevolge artikel 26, onder h, van de wet gehouden tevens de juistheid van de opgegeven ledentallen te onderzoeken. Daartoe zijn twee onderzoeksmethoden mogelijk, namelijk een hoofdzakelijk systeemgerichte en een hoofdzakelijk gegevensgerichte benadering. Beide onderzoeksmethoden hebben tot doel een oordeel te vormen over de juistheid van de in de ledenadministraties opgenomen gegevens. Ingevolge artikel 20 jo. artikel 26, onder b, van de wet wordt met het oog op de subsidie een inzichtelijke administratie gevoerd.

Bij een systeemgerichte benadering onderzoekt de accountant de kwaliteit van de bijhouding van de ledenadministratie aan de hand van daarmee verband houdende handelingen (beheershandelingen), zoals die inzake de in- en uitschrijving van leden en de registratie van contributiebetalingen. Ook de daarbij gehanteerde waarborgen zijn relevant. Een belangrijke waarborg is het hanteren van functiescheiding, aangezien de handelingen dan zijn toebedeeld aan meerdere personen in de organisatie. De accountant onderzoekt of de administratieve procedures ook in de praktijk naar behoren functioneren. Dat geschiedt aan de hand van een onderzoek waarbij de afzonderlijke beheershandeling, waar het de leden van de politieke partij betreft, in steeds ten minste 20 gevallen wordt onderzocht en die inzake de leden van de politieke jongerenorganisatie eveneens steeds in 20 gevallen. Dit toetsen van de bijhouding van de administratie wordt aangeduid met systeemtest.

Indien een gegevensgerichte benadering wordt gevolgd, richt het onderzoek zich direct op de inhoud van ledenadministratie. Voor deze steekproefsgewijze onderzoeksmethode is de voor de accountantsverklaring gestelde norm van overeenkomstige toepassing. Er wordt derhalve een nauwkeurigheid van 5 procent vereist, wat betekent dat de afwijking niet meer dan 5 procent mag bedragen.

Artikel 4

Ingevolge artikel 2 wordt bij een foutpercentage van boven de 5 procent geen goedkeurende verklaring gegeven. Ook geconstateerde onjuistheden tot dat percentage moeten echter worden hersteld en de accountant wordt geacht de politieke partijen daarop te attenderen. Voor het geval dat de politieke partij daarin nalatig zou zijn, vermeldt de accountant de geconstateerde onjuistheid bij zijn verklaring, opdat daarmee bij de beoordeling of een bestuurlijke boete opgelegd wordt en bij de vaststelling van de subsidie rekening kan worden gehouden.

Artikel 5

In verband met de uniformiteit wordt het gebruik van een model-accountantsverklaring voorgeschreven. Het betreft een zogenoemde verklaring van getrouwheid met een afzonderlijke passage over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 6

Er is van afgezien zeer gedetailleerde voorschriften te stellen omtrent de inrichting van activiteitenplan en begroting. Voorkeur is gegeven aan een algemene norm inhoudende dat activiteitenplan en begroting voldoende inzichtelijk en onderbouwd zijn. Beide stukken zijn immers onder meer van belang voor de vraag of en in welke mate er voorschotten op de subsidie worden toegekend. De schriftelijke stukken moeten derhalve voldoende duidelijkheid verschaffen over de te verrichten activiteiten en de direct daarmee verband houdende uitgaven, opdat de Minister van BZK kan beoordelen of het subsidiabele activiteiten betreft en of de uitgaven voor subsidie in aanmerking komen. Het tweede lid van artikel 6 van de regeling schrijft voor dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen de begroting en het activiteitenplan en geeft aan op welke wijze ’overheadkosten’ worden toegerekend aan activiteiten.

Artikel 8

De regeling treedt in werking op de dag dat de Wet financiering politieke partijen in werking treedt. De datum van inwerkingtreding is vastgesteld op 1 mei 2013 (Stb. 2013, 131).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

Naar boven