Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 april 2013, nr. WJZ / 13014623, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 (biodiversiteit en bedrijfsleven, tweede tender)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2006 L 379);

Gelet op de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3:66 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begrippen ‘project’ en ‘onderneming’ en de daarbij behorende omschrijvingen vervallen.

2. In de alfabetische volgorde worden vijf begripsomschrijvingen ingevoegd, luidende:

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent, niet zijnde een landbouwonderneming, een onderneming behorend tot visserijsector, een onderneming die zich richt op recreatieve natuurbeleving, of een onderneming die zich richt op het beheren van een terrein dat bestemd is als natuurgebied;

project:

project a of project b;

project a:

een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming of een samenwerkingsverband;

project b:

een samenhangend geheel van technologische innovatieve activiteiten van een onderneming of een samenwerkingsverband in combinatie met een afnemer in de keten, al dan niet deelnemer zijnde van het samenwerkingsverband, waarbij deze afnemer actief betrokken is bij de activiteiten en de intentie heeft om de technologische innovatie toe te passen, gericht op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming of een samenwerkingsverband en een afnemer;

B

Artikel 3:67 komt als volgt te luiden:

Artikel 3:67 Subsidiabele projecten

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een onderneming of een samenwerkingsverband die een project uitvoert.

  • 2. Binnen de projectperiode dient de verandering in de strategie en de bedrijfsvoering doorgevoerd te worden. De overall impact op biodiversiteit en ecosystemen hoeft niet binnen de projectperiode behaald te worden, echter aannemelijk dient te worden gemaakt dat de beoogde veranderingen in de strategie en de bedrijfsvoering wel leiden tot deze impact.

  • 3. Bij een project van een onderneming of een samenwerkingsverband wordt ten minste een non-gouvernementele organisatie of een kennisinstelling als externe partij betrokken.

  • 4. In afwijking van artikel 1:2, eerste lid, aanhef, kan ook subsidie worden verstrekt voor activiteiten buiten Nederland, indien die gericht zijn op behoud en herstel van biodiversiteit en ecosystemen ter plaatse en worden uitgevoerd ten behoeve van het incorporeren van No Net Loss in de bedrijfsvoering en bedrijfsprocessen van een in Nederland gevestigde onderneming.

C

Artikel 3:68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘projectkosten’ vervangen door: subsidiabele projectkosten.

2. In het vierde lid wordt ‘het totale subsidiebedrag’vervangen door: de totale subsidiabele projectkosten en wordt ‘€ 500.000,–’ vervangen door: € 1.000.000,–.

D

Artikel 3:69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. kosten voor opleiding, kosten van een onderneming niet zijnde een kennisinstelling die deskundig advies geeft binnen een bepaald kennisgebied en de afschrijvingskosten voor de speciaal voor het project aangeschafte apparatuur lineair berekend als fractie van de aanschafprijs op basis van bedrijfseconomische grondslagen en normen met een afschrijvingstermijn van vijf jaar, gezamenlijk tot een maximum van:

    • 40% van de totale subsidiabele projectkosten in geval van een project a;

    • 60% van de totale subsidiabele projectkosten in geval van een project b;

2. Na het eerste lid, onderdeel c, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. kosten voor het verzamelen van informatie over de herkomst van grondstoffen of over de impact via de keten, voor zover deze kosten gezamenlijk minder dan 50% van de totale subsidiabele projectkosten uitmaken;

  • e. door derden gemaakte kosten anders dan de kosten genoemd bij onderdeel c en d.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In aanvulling op, onderscheidenlijk in afwijking van artikel 1:15 zijn de volgende kosten niet-subsidiabel:

    • a. kosten voor het nemen van voor de onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband wettelijk verplichte maatregelen;

    • b. kosten voor de verwerving van de subsidie;

    • c. kosten voor reizen binnen Nederland.

E

De artikelen 3:70 en 3:71 komen te luiden:

Artikel 3:70 Afwijzingsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze titel;

  • b. het project uit activiteiten bestaat die reeds gangbaar zijn in de onderneming of de eigen sector;

  • c. de subsidiabele projectkosten minder bedragen dan € 200.000,–;

  • d. een project in hoofdzaak of uitsluitend gericht is op:

    • 1°. de ontwikkeling van nieuwe meetmethoden, meetinstrumenten of certificering;

    • 2°. theoretische kennisontwikkeling dan wel de ontwikkeling van kennis binnen de projectperiode zonder dat er activiteiten worden uitgevoerd binnen het project die leiden tot een positieve impact op biodiversiteit;

    • 3°. duurzame energie of emissie van broeikasgassen die geen directe impact hebben op biodiversiteit en ecosystemen;

    • 4°. het saneren van milieuverontreinigende situaties, tenzij dat noodzakelijk is voor en substantieel bijdraagt aan het doel van het project;

    • 5°. bewustwording dan wel attitudeverandering ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen dan wel gedrag binnen of buiten de onderneming;

  • e. een project geheel dan wel ten dele wordt uitgevoerd na 31 december 2016;

  • f. de minister onvoldoende vertrouwen heeft dat het project economisch, technisch of organisatorisch haalbaar is;

  • g. de score van het project, op een of meer van de in artikel 3:71, eerste lid, genoemde criteria minder dan 60% van de te behalen punten is;

  • h. indien een onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband op grond van verordening (EG) nr. 1998/2006 geen steun mag of mogen ontvangen.

Artikel 3:71 Rangschikking

  • 1. In aanvulling op artikel 1:4 rangschikt de Minister, afzonderlijk voor de projecten a en de projecten b, de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate er hoger gescoord wordt op de volgende criteria met de daarbij aangegeven punten en weegfactoren:

    • a. de organisatie van het project en de kwaliteit van het projectvoorstel, bestaande uit:

      • 1°. de organisatie van het project en de kwaliteit van het projectvoorstel wat het gehalte van de koppeling betreft tussen doelen, resultaten en activiteiten, maximaal 5 punten;

      • de specificiteit, meetbaarheid, acceptatie, resultaatgerichtheid en tijdsgebondenheid van de resultaten, maximaal 5 punten;

      • 3°. de mate waarin de projectleiding het project effectief kan aansturen, gelet op kennis en beslissingsbevoegdheid bij de onderneming of penvoerder, maximaal 2 punten;

      • 4°. de mate waarin deelnemers aan het project elkaar aanvullen danwel versterken, maximaal 4 punten;

      • 5°. de effectiviteit en efficiëntie van de in te zetten middelen in relatie tot het gestelde doel van het project, maximaal 4 punten;

    • b. de realisatie van No Net Loss, bestaande uit:

      • 1°. de mate waarin een substantiële bijdrage wordt geleverd aan het stoppen van biodiversiteitsverlies door aanpassingen in de bedrijfsvoering en bedrijfsstrategie van:

        • indien de aanvraag een project a betreft: de onderneming of in geval van een samenwerkingsverband, alle ondernemingen van het samenwerkingsverband, maximaal 20 punten, of

        • indien de aanvraag een project b betreft: de onderneming en de afnemer of in geval van een samenwerkingsverband, alle ondernemingen van het samenwerkingsverband en de afnemer, maximaal 20 punten;

      • 2°. de mate waarin een methodische aanpak volgens de mitigatieladder inclusief eventuele compensatie voor No Net Loss wordt gevolgd, maximaal 10 punten;

      • 3°. de mate en wijze van het monitoren van de aanpassingen in de strategie en de bedrijfsvoering en van de verwachte impact van maatregelen op drukfactoren, biodiversiteit en ecosystemen, maximaal 10 punten;

    • c. de kwaliteit van de risicoanalyse in verband met de levensvatbaarheid en continuïteit van de aanpassingen in bedrijfsvoering of -strategie na afloop van het project, bestaande uit:

      • 1°. aansluiting van het project bij de lopende bedrijfsvoering of bedrijfsstrategie van:

        • indien de aanvraag een project a betreft: de onderneming of in geval van een samenwerkingsverband, alle ondernemingen van het samenwerkingsverband, maximaal 6 punten, of

        • indien de aanvraag een project b betreft: de onderneming en de afnemer of in geval van een samenwerkingsverband, het samenwerkingsverband en de afnemer, maximaal 6 punten;

      • 2°. de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de voorgestelde activiteit structureel in de strategie en bedrijfsvoering wordt opgenomen, maximaal 8 punten;

      • 3°. de mate van technische en economische haalbaarheid van het project, maximaal 6 punten;

    • d. spin-off, bestaande uit:

      • 1°. vergroting van kennis en draagvlak bij de onderneming, alle ondernemingen van een samenwerkingsverband, indien de aanvraag project b betreft tevens de afnemer, en belangrijke partijen in de keten en daarbuiten, maximaal 8 punten;

      • 2°. de potentie van het project om na afloop door te groeien binnen de eigen sector of binnen de keten en ook daarbuiten toepasbaar te zijn, maximaal 12 punten.

  • 2. Bij meerdere soortgelijke projecten wordt geen subsidie verleend aan een project dat lager scoort, tenzij het betrokken project het hoogst scorende project versterkt.

ARTIKEL II

Aan hoofdstuk 3 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 wordt een titel toegevoegd, luidende:

TITEL 4. BIODIVERSITEIT EN BEDRIJFSLEVEN

Artikel 34c

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:67 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 juli 2013 tot en met 3 september 2013, 12.00 uur.

Artikel 34d
  • 1. Het subsidieplafond voor projecten a bedraagt € 2.400.000.

  • 2. Het subsidieplafond voor projecten b bedraagt € 1.600.000.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 april 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013: de subsidiemodule Biodiversiteit en bedrijfsleven in de Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd en voor de tweede maal opengesteld.

Algemeen

De subsidiemodule Biodiversiteit en Bedrijfsleven is ontwikkeld door het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (Platform BEE) in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken.

De openstelling van de subsidiemodule in 2012 had een experimenteel karakter. De belangstelling was groot en leverde interessante voorbeeldprojecten op. De ervaringen met de openstelling in 2012 hebben geleid tot onderhavige aanpassing van de module en een herhaalde openstelling in 2013. De doelstelling van de regeling is daarbij niet gewijzigd.

Het Platform BEE zal in aanvulling op de nieuwe subsidiemodule vervolgactiviteiten ontplooien die zich richten op specifieke sectoren, dit in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken.

Op hoofdlijnen zijn vier wijzigingen doorgevoerd in de subsidiemodule:

Onderscheid tussen projecten

Er zijn in deze openstelling twee type projecten die in aanmerking komen voor subsidie, projecten a (No Net Loss algemeen) en projecten b (No Net Loss technologische innovatieve activiteiten).

De projecten die passen binnen de gemodificeerde criteria van 2012, worden aangeduid als projecten a. De sectorale indeling die bij de vorige openstelling werd gehanteerd is los gelaten.

Onder project b kunnen aanvragen worden ingediend waarbij de technologische ontwikkeling en de toepassing een grote rol spelen. Deze aanvragen kunnen voor subsidie in aanmerking komen als er een afnemer bekend en actief betrokken is. Hiermee is in de bestaande regeling aanvullende ruimte gecreëerd voor een innovatie (een product of een dienst) welke gericht is op duurzame benutting van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Met behulp van deze subsidie kan de innovatie ontwikkeld en toegepast worden in een praktijkomgeving, en zullen afnemers overtuigd kunnen worden middels de eerste uitgevoerde praktijktesten. Er moet sprake zijn van actieve betrokkenheid van een afnemer van het product of de dienst in het geval van project type b. Het project komt pas in aanmerking voor subsidie wanneer de afnemer aannemelijk kan maken dat hij de intentie heeft om de technologische innovatieve activiteit toe te passen.

Monitorvereiste

Bij de start van het project moet de situatie bij aanvang van het project met betrekking tot de strategie en bedrijfsvoering in relatie tot biodiversiteit in beeld worden gebracht. Ook de situatie bij aanvang van het project met betrekking tot drukfactoren en impact op biodiversiteit en ecosystemen moet in beeld gebracht worden. Vervolgens moet binnen de projectperiode zichtbaar worden wat de aanpassingen in de strategie en bedrijfsvoering zijn en wat de effecten op drukfactoren, biodiversiteit en ecosystemen zijn, dan wel de verwachte effecten op langere termijn, en hoe dit gemonitord gaat worden.

Hoogte subsidieplafond

Er is in totaal 4 miljoen euro beschikbaar voor deze tender, waarbinnen 2,4 miljoen euro is gereserveerd voor ‘No Net Loss algemeen’-projecten en 1,6 miljoen euro voor ‘No Net Loss technologische innovatieve activiteiten’-projecten.

Subsidiabele projectkosten

De totale subsidiabele projectkosten moeten minimaal €200.000,– bedragen.

Staatssteun

De subsidiemodule voldoet aan Europese regels over staatssteun, in casu verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun. Een subsidie-instrument welke aan de voorwaarden uit de verordening voldoet wordt niet beschouwd als aanmeldingsplichtige staatssteun in de zin van het VWEU. De aanvrager moet wel verklaren dat aan de eisen van deze verordening is voldaan.

Administratieve lasten

De administratieve lasten bij deze subsidiemodule voor ondernemingen zijn in totaal € 197.280,–. Dit is 4,9% in relatie tot het totale subsidiebedrag van € 4 miljoen. Naar verwachting zullen 60 aanvragen worden ingediend en zullen 12 subsidies worden verstrekt.

Artikelsgewijs

Artikel I

A (artikel 3:66)

Voor wat betreft de doelgroep van de subsidie, worden ondernemingen die zich richten op recreatieve natuurbeleving of die zich richten op het beheren van een terrein dat bestemd is als natuurgebied, uitgesloten als aanvrager voor de subsidie. De reden hiervoor is dat de instandhouding van de biodiversiteit en ecosystemen (No Net Loss) de basis vormt van de bedrijfsvoering van dergelijke ondernemingen en de realisatie daarvan al voor een aanzienlijk deel wordt gefinancierd uit publieke middelen.

Verder wordt een onderscheid aangebracht tussen twee type projecten die in aanmerking kunnen komen voor subsidie, zoals reeds in het algemene deel van de toelichting is aangegeven.

Een voorbeeld van project a is een project van een onderneming die de ambitie heeft om de impact op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten te reduceren. De onderneming wordt in de gelegenheid gesteld om met een praktische toepassing ervaring op te doen op dit terrein. Een praktische toepassing maakt altijd onderdeel uit van het project: projecten waarbij alleen onderzoek wordt uitgevoerd komen niet in aanmerking. Het realiseren van No Net Loss is daarbij de overkoepelende ambitie. De daaruit voortvloeiende strategie kan heel specifiek zijn, gebaseerd op nauwkeurige kennis van impacts en afhankelijkheden met betrekking tot biodiversiteit, maar kan ook gebaseerd zijn op bestaande kennis en inzichten of op een quick scan op basis waarvan wordt ingezoomd op een concrete impact die voor de desbetreffende onderneming als relevant kan worden aangemerkt.

Een project b is bijvoorbeeld een project van een onderneming dat de ambitie heeft om de impact op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten te reduceren door middel van het ontwikkelen en toepassen van een specifiek product, een specifieke dienst of een anderszins technologisch innovatieve activiteit. Deze innovatie dient binnen de projectperiode ontwikkeld te worden. Bij project b is er altijd sprake van een test in de praktijk: projecten waarbij alleen onderzoek wordt uitgevoerd of slecht een techniek wordt ontwikkeld komen niet in aanmerking. De praktijk test kan ofwel binnen het samenwerkingsverband, of bij een andere afnemer plaatsvinden. Er moet sprake zijn van actieve betrokkenheid van een afnemer van het product of de dienst in het geval van project type b. Het project komt pas in aanmerking voor subsidie wanneer de afnemer aannemelijk kan maken dat hij de intentie heeft om de technologische innovatieve activiteit toe te passen.

De aanvrager dient zelf aan te geven voor welk type project de subsidie wordt aangevraagd.

Een project a of b zal naar verwachting in de toekomst zonder subsidie toepasbaar zijn in de eigen bedrijfsvoering dan wel daarbuiten, zodat er perspectief is op meer resultaten op termijn.

Elke aanvrager in een samenwerkingsverband moet de doelstelling van het incorporeren van No Net Loss in de bedrijfsvoering of strategie bewerkstelligen in het project. Indien een onderneming wel ondersteunend is aan het incorporeren van No Net Loss, maar niet in zijn eigen bedrijfsvoering, dient deze onderneming als derde partij te worden opgevoerd en niet als aanvrager.

B (artikel 3:67)

Het onderscheid tussen de twee mogelijke projectsoorten is in dit artikel doorgevoerd.

Daarnaast is bepaald dat zowel een project a als een project b geldt dat de verandering in de strategie en de bedrijfsvoering binnen de projectperiode doorgevoerd moet worden, als ook de verandering in drukfactoren, maar dat de overall impact op biodiversiteit en ecosystemen niet binnen de projectperiode behaald hoeft te worden. Echter aangetoond moet worden dat de beoogde veranderingen in de strategie en de bedrijfsvoering en de drukfactoren wel zal leiden tot deze impact. Concrete aanpassingen in de bedrijfsstrategie of bedrijfsvoering hebben op korte termijn effect of zetten aantoonbare, langdurige veranderingen in werking ten behoeve van No Net Loss. De aanpassingen worden gekenmerkt door duurzaamheid; de aanpassingen dienen niet (snel) te kunnen worden teruggedraaid. Dit is ook als wegingsfactor in artikel 3:71 opgenomen.

D (artikel 3:69)

Het onderscheid tussen de twee mogelijke projectsoorten is in dit artikel doorgevoerd. Bij de categorie a projecten zijn de kosten voor opleiding, advieswerk en apparatuur gemaximeerd tot 40%, bij categorie b tot 60%. De reden daarvoor is dat in het eerste geval het zwaartepunt ligt op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en managementsystemen en in het tweede geval op technische productontwikkeling waar meer kosten voor kennisverwerving en apparatuur voor nodig kunnen zijn.

Verder is uitdrukkelijk bepaald dat binnenlandse reiskosten niet onder subsidiabele kosten kunnen vallen.

E (artikelen 3:70 en 3:71)
Artikel 3:70

De subsidiabele projectkosten dienen minstens € 200.000,– bedragen. Tijdens de openstelling in 2012 is gebleken dat er geen interesse was in projecten met lagere subsidiabele projectkosten. De subsidiedrempel kan daarom omhoog.

Het project mag niet bestaan uit activiteiten die al gangbaar zijn in de onderneming of de eigen sector om te voorkomen dat er weinig tot geen stimulerende werking uitgaat van de subsidie. Er wordt op deze wijze getracht te voorkomen dat activiteiten worden gesubsidieerd die zonder subsidie ook doorgang zouden vinden.

Artikel 3:71

De projecten a en b worden afzonderlijk van elkaar gerangschikt. Op elke lijst wordt het project met de hoogste score van het betreffende a of b type als eerste gerangschikt, het project met de twee na hoogste score als tweede, en zo verder tot alle daarvoor in aanmerking komende projecten zijn gerangschikt.

Enkele criteria zijn aangepast ten opzichte van de eerste openstelling en er gelden soms andere criteria voor project a en b. Bij elk criterium is het aantal punten aangegeven. Bij een score van het project van minder dan 60% van de te halen punten zal de aanvraag worden afgewezen.

Verder is het monitoringsvereiste ingevoegd zoals in het algemeen deel van de toelichting is beschreven.

Artikel II

De aanvraag dient bij Agentschap NL uiterlijk te zijn ontvangen op 3 september 2013, 12:00 uur (Nederlandse tijd).

Net als bij de openstelling in 2012 kan een onderneming een quick scan aanvragen via www.agentschapnl.nl/biodiversiteit-en-bedrijfsleven .

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

Naar boven