Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 10 januari 2013, VGP/3149113, houdende de taakverdeling tussen de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in de Drank- en Horecawet, alsmede houdende eisen omtrent hun opleiding en aanstelling (Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 41, tweede lid, van de Drank- en Horecawet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder de wet: de Drank- en Horecawet.

Artikel 2

  • 1. De ambtenaren, aangewezen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 41, eerste lid, onder a, van de wet, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de bepalingen, genoemd in artikel 44aa van de wet.

  • 2. De ambtenaren, aangewezen door de burgemeester op grond van artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de bepalingen, genoemd in artikel 44a van de wet.

Artikel 3

De ambtenaren, bedoeld in artikel 2, tweede lid:

  • a. hebben binnen een jaar na aanstelling met goed gevolg het examen toezichthouder Drank- en Horecawet afgelegd dat voldoet aan de eisen zoals vastgesteld door de examencommissie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

  • b. beschikken over een aanwijzing door de Minister van Veiligheid en Justitie als buitengewoon opsporingsambtenaar op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 4

  • 1. Artikel 3, aanhef en onder a, is niet van toepassing op een ambtenaar die voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling als toezichthouder voor de wet was aangewezen, sindsdien onafgebroken deze bevoegdheid heeft uitgeoefend en een opleiding heeft gevolgd die gelijkwaardig is aan een opleiding ter voorbereiding op het examen, bedoeld in artikel 3, onder a.

  • 2. De ambtenaar, die het examen, bedoeld in artikel 3, onder a, niet met goed gevolg heeft afgelegd, kan één maal in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk drie maanden nadien het examen opnieuw af te leggen.

  • 3. De burgemeester die een ambtenaar als toezichthouder heeft aangewezen, maakt deze aanwijzing ongedaan zodra is vastgesteld dat de opleiding is afgebroken of dat niet binnen de daarvoor gestelde termijn het herexamen met goed gevolg is afgelegd.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

TOELICHTING

Artikel 41, eerste lid, van de Drank- en Horecawet bevat een tweedeling inzake het toezicht op de naleving van de bepalingen uit die wet: er zijn ambtenaren die zijn aangewezen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en er zijn ambtenaren die zijn aangewezen door de burgemeester. In artikel 41, tweede lid van de Drank- en Horecawet is bepaald dat de taakverdeling tussen de met het toezicht belaste ambtenaren in een m ministeriële regeling wordt vastgelegd. De taakverdeling is geregeld door in artikel 2 van deze regeling een verwijzing op te nemen naar de artikelen 44a en 44aa van de Drank- en Horecawet. Dit betekent dat de ambtenaren die zijn aangewezen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 en 25, derde lid, waar ook te lande gepleegd, en de artikelen 20, eerste tot en met vijfde lid, en 24, derde lid, gepleegd in of op de in artikel 1, derde lid, onder a, b en c, van de Drank- en Horecawet genoemde vervoermiddelen, legerplaatsen en lokaliteiten, die aan het militair gezag onderworpen zijn, en op luchtvaartterreinen gelegen winkels. De ambtenaren die zijn aangewezen door de burgemeester zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vijfde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, en 38 van de Drank- en Horecawet. Omdat de door de burgemeester aangewezen ambtenaren tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn (zie hierna) kunnen zij bovendien strafrechtelijk optreden tegen onder meer overtreding van artikel 45, waarin het aanwezig hebben van alcohol voor personen onder de wettelijk vastgestelde leeftijd strafbaar is gesteld. Die bevoegdheid komt uiteraard ook toe aan politieambtenaren.

Voor het grootste deel zal het toezicht worden uitgeoefend door de lokale toezichthouders die zijn aangewezen door de burgemeester van een gemeente. De toezichtstaken die niet te herleiden zijn tot een bepaalde gemeente worden uitgevoerd door de landelijke toezichthouders die zijn aangewezen door de Minister van VWS. Daarbij moet worden gedacht aan het toezicht op de verstrekking van Verklaringen Sociale Hygiëne door de Stichting Vakbekwaamheid Horeca en op de naleving van enkele specifieke regels rond het verstrekken van alcohol in het personenvervoer (treinen, cruiseschepen, vliegtuigen), op legerplaatsen en in taxfree shops op luchthavens.

De eisen die worden gesteld aan de door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaren zijn gebaseerd op de verwachte werkzaamheden en de daarbij behorende bevoegdheden. De opleidingen, bedoeld in het artikel 3, onder a, worden aangeboden door verschillende onderwijsinstellingen.

De eis dat een door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaar binnen een jaar het examen toezichthouder Drank- en Horecawet met goed gevolg heeft afgelegd komt voort uit de aard van de wet en de specifieke kennis die nodig is om op adequate en efficiënte manier het toezicht te kunnen uitvoeren.

Het volgen van een opleiding en het met goed gevolg afleggen van het examen toezichthouder Drank- en Horecawet moet waarborgen dat de aangewezen ambtenaar voldoende kennis en inzicht heeft om doelgericht en doelmatig toezicht te kunnen houden op de bepalingen in de Drank- en Horecawet en op de overige relevante bepalingen. In het bijzonder wordt daarbij aandacht geschonken aan het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen die gelden bij het verstrekken van alcoholhoudende dranken. Daarnaast worden de aangewezen ambtenaren onderwezen in het adequaat opmaken van boeterapporten op grond waarvan de burgemeester een bestuurlijke boete kan opleggen.

Het examen wordt centraal vastgesteld door een examencommissie. De examencommissie wordt ingesteld door de NVWA. De examencommissie stelt een reglement op waarin wordt bepaald hoe en wanneer de examens worden afgenomen en aan welke criteria moet worden voldaan om te slagen.

Aangezien de Drank- en Horecawet ook strafrechtelijke bepalingen kent en in artikel 44a, derde lid, is bepaald dat onder bepaalde omstandigheden overtredingen niet met een bestuurlijke boete mogen worden afgedaan, moeten de door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaren ook als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn aangewezen om hun werk te kunnen uitvoeren. Dit is vastgelegd in artikel 3, onder b.

Artikel 3, onderdeel a, bevat een overgangsbepaling. Met de passage ‘binnen een jaar na aanstelling’ wordt het mogelijk gemaakt dat ambtenaren die door een burgemeester worden aangewezen als lokaal toezichthouder en dus ook als zodanig werkzaam zijn, een jaar de tijd hebben het verplichte examen toezichthouder Drank- en Horecawet te behalen. Hiervoor is gekozen om gemeenten in de gelegenheid te stellen van meet af aan voldoende toezichthouders in te kunnen zetten. Uiteraard zal in die situatie door de gemeente voorzien moeten worden in enige extra begeleiding van deze (nog niet geheel opgeleide) toezichthouders. De passage ‘binnen een jaar na aanstelling’ in artikel 3, onderdeel a, zal in 2014 komen te vervallen.

Omdat de toezichthouders ook buitengewoon opsporingsambtenaar zijn, zijn zij voor een gedeelte van hun taak al opgeleid. Wordt de opleiding afgebroken of het examen niet behaald, dan voldoet betrokkene vanaf dat moment niet meer aan de wettelijke eisen en is zijn optreden dus onbevoegd. In die gevallen moet de burgemeester de aanwijzing als toezichthouder onverwijld ongedaan maken. In het geval dat een toezichthouder zakt voor het examen kan hem één maal de gelegenheid worden geboden tot een herexamen, dat binnen drie maanden moet worden afgelegd. Tot die tijd blijft hij bevoegd om toezicht uit te oefenen. Als de toezichthouder niet slaagt voor het herexamen, dan vervalt zijn bevoegdheid en zal de burgemeester onverwijld zijn aanwijzing ongedaan maken.

Ook voor de ambtenaren die reeds zijn aangewezen als toezichthouder voor de Drank- en Horecawet geldt de opleidingseis niet onverkort: zij behoeven het in deze regeling bedoelde examen niet af te leggen als kan worden aangetoond dat zij een gelijkwaardige opleiding met goed gevolg hebben afgerond. Als aanvullende eis wordt gesteld dat deze ambtenaren na hun aanwijzing onafgebroken werkzaam zijn geweest als toezichthouder, omdat alleen dan een naadloze overgang mogelijk is. Dit geldt dus voor toezichthouders van de NVWA die willen overstappen naar een gemeente en voor gemeenteambtenaren die door de NVWA zijn opgeleid in het kader van de pilot lokaal toezicht Drank- en Horecawet.

Aangezien de (voormalige) ambtenaren van de NVWA en de in de pilot opgeleide gemeenteambtenaren al zijn aangewezen als buitengewoon opsporingambtenaar, voldoen zij aan de eis, gesteld in artikel 3, aanhef en onder b.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

Naar boven