Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
overig | Staatscourant 2013, 10074 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
overig | Staatscourant 2013, 10074 | beleidsregel |
Voor inschrijving in het accountantsregister van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) dienen kandidaten op grond van artikel 38 van de Wet op het accountantsberoep (Wab) een opleiding gevolgd te hebben die voldoet aan de in artikel 49 Wab, tweede lid, onder a bedoelde eindtermen.
Aan de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) komt op grond van artikel 49 Wab, tweede lid, onder b de bevoegdheid toe opleidingen aan te wijzen die geheel of gedeeltelijk voldoen aan de in artikel 49 Wab, eerste lid, onder a bedoelde eindtermen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkopleiding, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of niet de toets nieuwe opleiding overeenkomstig artikel 5a.11 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met positief gevolg hebben ondergaan.
CEA wijst alleen Nederlandse accountantsopleidingen aan indien deze voldoen aan de eindtermen. De eindtermen zijn immers specifiek voor Nederlandse opleidingen vastgesteld. Het wettelijk regime gaat er van uit dat studenten die in Nederland een accountantsopleiding volgen, ingeschreven kunnen worden in het accountantsregister als zij een opleiding hebben gevolgd die voldoet aan de eindtermen. Het aanwijzen van buitenlandse accountantsopleidingen behoort niet tot de taak en daarmee ook niet tot de bevoegdheid van CEA. Het wettelijk kader biedt CEA dan ook geen instrumenten om toezicht uit te oefenen op buitenlandse opleidingen of handhavend jegens hen op te treden. Voor personen die een buitenlandse accountantsopleiding hebben gevolgd, biedt de verklaring van vakbekwaamheid toegang tot het Nederlandse accountantsregister.
CEA verstrekt aan een opleiding een aanwijzing als de opleiding kan aantonen dat zij voldoet aan de eindtermen en het bijbehorende toezichtkader zoals die door CEA zijn vastgesteld. CEA trekt een eenmaal verstrekte aanwijzing in beginsel in indien en zodra een opleiding niet meer blijkt te voldoen aan de eindtermen of aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de aanwijzing. Om vast te kunnen stellen of opleidingen na de aanwijzing blijven voldoen aan de eindtermen en aan de voorwaarden die aan de aanwijzing zijn verbonden, houdt CEA doorlopend toezicht op door haar aangewezen opleidingen.
Onderstaande beleidsregels bepalen hoe CEA invulling geeft aan de bevoegdheid om aanwijzingen te verstrekken in de zin van artikel 49, tweede lid, onder b van de Wet op het accountantsberoep dan wel een verstrekte aanwijzing in te trekken. De beleidsregels zien voorts op de wijze waarop CEA invulling geeft aan het doorlopende toezicht op aangewezen opleidingen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
een verzoek van een belanghebbende opleiding aan CEA om een aanwijzing op grond van artikel 49, tweede lid, onder b Wab;
een door CEA benoemde persoon of ingesteld college, niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van CEA, belast met het adviseren van CEA over het te nemen besluit ter zake van het aanwijzen van een opleiding;
Algemene wet bestuursrecht;
de normen waarin is vastgelegd welke kennis en vaardigheden onderdeel van een accountantsopleiding moeten vormen, zoals bedoeld in artikel 49, tweede lid, onder a Wab;
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding als bedoeld in artikel 49, eerste lid Wab;
een samenhangend geheel van onder meer onderwijseenheden, docenten, faciliteiten en organisatie van een onderwijsinstelling of andersoortige organisatie die ten doel heeft studenten op te leiden voor de theoretische opleiding tot accountant zoals bepaald in artikel 46 Wab;
de studielast uitgedrukt in studiepunten zoals bepaald in artikel 7.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
de door CEA vastgestelde aspecten en criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling of een opleiding geheel of gedeeltelijk voldoet aan de eindtermen;
Wet op het accountantsberoep.
1. CEA stelt via haar website informatie beschikbaar over het aanwijzen van opleidingen. Op de website wordt tenminste informatie gegeven over CEA, over de relevante wettelijke bepalingen, over het verstrekken van een aanwijzing en over de daarbij gehanteerde procedure, criteria en rechtsmiddelen.
1. CEA stelt een toezichtkader vast met daarin de aspecten en criteria die CEA hanteert bij de beoordeling van een aanvraag van een aanwijzing.
2. Het toezichtkader vormt onderdeel van deze beleidsregels.
3. De beleidsregels en het toezichtkader voor een aanvraag van een aanwijzing worden gepubliceerd op de website van CEA en in de Staatscourant. Ze worden voorts op verzoek beschikbaar gesteld aan de aanvrager.
1. Een aanvraag dient bij de CEA te worden ingediend door middel van het voor die aanvraag toepasselijke aanvraagformulier als bedoeld in lid 2.
2. De CEA stelt de volgende aanvraagformulieren beschikbaar:
a. een aanvraagformulier voor een nieuwe, eerste aanwijzing van een nieuwe en/of nog niet eerder aangewezen opleiding;
b. een aanvraagformulier voor een herhaalde aanwijzing van een niet gewijzigde, bestaande en al eerder aangewezen opleiding;
c. een aanvraagformulier voor wijziging van een verleende aanwijzing.
3. De aanvraagformulieren als bedoeld in lid 2 zijn op verzoek verkrijgbaar bij het secretariaat van CEA.
4. Een aanvraag voor een aanwijzing kan zowel schriftelijk, in drievoud, als elektronisch bij CEA worden ingediend. Een aanvraag moet worden voorzien van een dagtekening en de handtekening van de aanvrager.
5. Een aanvraag bevat alle gegevens en bescheiden die CEA nodig heeft voor het beoordelen van de aanvraag zoals vermeld op het aanvraagformulier, waaronder in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:
a. Algemene gegevens van de opleiding en een algemene beschrijving van de instelling en de opleiding;
b. Beschrijving van de toelatingsvoorwaarden en instroomvereisten voor de opleiding en eventuele vrijstellingsregelingen;
c. Beschrijving van het programma van de opleiding, waaronder in elk geval een beschrijving van de onderwijseenheden die deel uitmaken van de opleiding, de voor te schrijven literatuur, de gehanteerde onderwijsvormen en het examenprogramma/-examenreglement (ten minste de exameneisen en de wijze van toetsing);
d. Beschrijving van de overeenstemming van het opleidings-/examenprogramma van de opleiding met de door CEA vastgestelde eindtermen, via het model zoals door CEA beschikbaar gesteld;
e. Overzicht van de docenten per onderwijseenheid, inclusief recent CV (of profielschets indien nog geen docenten zijn aangesteld);
f. Indien de opleiding slechts gedeeltelijk aan de eindtermen voldoet: de wijze waarop en de opleidingen waarmee de studenten aan de overige door CEA gestelde eindtermen kunnen gaan voldoen.
6. Na indiening van de aanvraag verstrekt CEA aan de aanvrager zo spoedig mogelijk een overzicht van de voor behandeling van deze specifieke aanvraag benodigde (aanvullende) informatie.
1. CEA kan voor de beoordeling van de aanvraag een adviescommissie inschakelen.
2. CEA en de door CEA ingestelde adviescommissie kunnen de aanvrager ook na de aanvankelijk verzochte informatie om aanvullende gegevens en bescheiden verzoeken indien dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is. De termijn voor het beslissen op de aanvraag wordt opgeschort met ingang van de dag waarop CEA en/of de adviescommissie de aanvrager om aanvulling van gegevens heeft verzocht tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. CEA en de adviescommissie betrachten, ieder met inachtneming van hun wettelijke verplichtingen, geheimhouding ter zake de behandeling van de aanvraag en de door de aanvrager overgelegde gegevens en bescheiden die vertrouwelijk zijn of waarvan redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat ze vertrouwelijk zijn.
1. Een opleiding komt in aanmerking voor een aanwijzing van CEA indien deze opleiding:
a. voornemens is de opleiding binnen een jaar na het moment van de aanvraag van de aanwijzing aan te bieden en daadwerkelijk te verzorgen, en
b. minimaal de kennis en vaardigheden omvat die nodig zijn om de eindtermen van de volgende vakgebieden te bereiken:
i. Audit & Assurance;
ii. Externe verslaggeving;
iii. Bestuurlijke informatieverzorging;
c. aantoont dat de door CEA vastgestelde eindtermen op eindniveau in het curriculum en de examinering van de opleiding heeft opgenomen, en
d. aantoont dat het voldoet aan de aspecten en criteria van het toezichtkader, en
e. participeert in een systeem van landelijke examens met een landelijk examenreglement, waarop naar het oordeel van CEA adequaat toezicht wordt gehouden, en
f. de geldigheidsduur van tentamens, examens en studiefasen heeft geregeld en wel zodanig dat deze geldigheidsduur voor de eindtermen van de onderstaande vakgebieden maximaal 6 jaar bedraagt:
i. Audit en Assurance;
ii. Externe verslaggeving;
iii. Bestuurlijke informatieverzorging;
iv. Belastingrecht (alleen voor aanwijzing van opleidingen die recht geven op inschrijving als Accountant-Administratieconsulent).
g. een theoretisch getuigschrift uitreikt aan studenten die met goed gevolg de opleiding als bedoeld in artikel 46 Wab met uitzondering van de eindtermen van de praktijkopleiding hebben voltooid;
h. voldoende waarborgen biedt voor het in continuïteit verzorgen van de opleiding zodat ingeschreven studenten in staat worden gesteld alle kennis en vaardigheden op te doen die voor het bereiken van de eindtermen nodig zijn, en
i. toezegt haar medewerking te verlenen aan het doorlopende toezicht op de opleiding, waaronder periodieke controles door de CEA en periodieke gesprekken tussen de opleiding en CEA.
2. Indien de aanbieder van een opleiding het volledige onderwijsprogramma op meerdere locaties verzorgt dan dient voor elke locatie afzonderlijk een aanwijzing aangevraagd te worden, tenzij de opleiding op alle locaties identiek is. Een opleiding op meerdere locaties wordt als identiek aangemerkt indien het onderwijsprogramma, de toetsing en de docenten identiek zijn en de organisatorische aansturing door dezelfde persoon of groep van personen plaatsvindt.
3. Indien de aanbieder van een opleiding de opleiding in meerdere varianten aanbiedt (voltijd, deeltijd, duaal), dient voor elke variant afzonderlijk een aanwijzing aangevraagd te worden.
4. CEA neemt alleen aanvragen voor aanwijzing van Nederlandse accountants-opleidingen in behandeling.
a. Er is in ieder geval geen sprake van een Nederlandse accountantsopleiding als:
i. de instelling die de accountantsopleiding aanbiedt en verzorgt niet in Nederland gevestigd is;
ii. de accountantsopleiding niet (specifiek) gericht is op het voldoen aan de door CEA vastgestelde eindtermen;
iii. de studenten van de accountantsopleiding niet zijn ingeschreven bij de instelling in Nederland respectievelijk die instelling niet het theoretisch getuigschrift uitreikt.
b. Voorts bepaalt CEA of sprake is van een Nederlandse accountantsopleiding op grond van onder meer de volgende relevante aspecten:
i. de mate waarin de instelling in Nederland formele zeggenschap heeft over de accountantsopleiding;
ii. de mate waarin de instelling in Nederland verantwoordelijk is voor en aanspreekbaar op de kwaliteitsborging van de accountantsopleiding;
iii. de mate waarin de instelling in Nederland bijdraagt aan het verzorgen van het onderwijs en de examens van de accountantsopleiding;
iv. de mate van betrokkenheid van docenten van de instelling in Nederland bij het onderwijs en de examens van de accountantsopleiding;
v. de mate waarin het onderwijs en de examens tot doel hebben om studenten voor te bereiden op de beroepsuitoefening in Nederland.
5. Het is in een specifieke situatie de combinatie van de verschillende aspecten zoals genoemd in lid 4 van dit artikel die bepaalt of er sprake is van een Nederlandse accountantsopleiding die in aanmerking kan komen voor een aanwijzing door CEA.
1. Indien CEA voornemens is een negatief besluit te nemen op een aanvraag stelt zij de aanvrager in beginsel in de gelegenheid hierop te reageren.
2. Het aanwijzingsbesluit vermeldt de datum van inwerkingtreding van het besluit, de voorwaarden en voorschriften die van toepassing zijn op het aanwijzingsbesluit en een nauwkeurige beschrijving van de opleiding in termen van vakgebieden en studielast, ter identificatie van de opleiding.
3. Een besluit tot aanwijzing van een opleiding heeft een beperkte geldigheidsduur van maximaal zes jaar, tenzij het een eerste aanwijzing betreft. De eerste aanwijzing van een opleiding heeft een geldigheidsduur van maximaal drie jaar.
4. De aanwijzing wordt ingetrokken indien een opleiding een jaar na de datum van aanwijzing de opleiding niet verzorgd heeft dan wel de opleiding twee achtereenvolgende studiejaren niet aangeboden en/of verzorgd heeft.
5.
a. Een opleiding kan een aanvraag voor een herhaalde aanwijzing als bedoeld in artikel 4, tweede lid, sub b vanaf 12 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de bestaande aanwijzing bij CEA indienen.
b. Een opleiding dient een aanvraag voor een herhaalde aanwijzing als bedoeld in artikel 4, tweede lid, sub b uiterlijk 6 maanden voor het verstrijken van die geldigheidsduur bij CEA in te dienen.
6. Aan de aanwijzing worden in elk geval de volgende voorwaarden verbonden:
a. dat de opleiding voldoende maatregelen neemt om er voor te zorgen dat zij gedurende de looptijd van de aanwijzing blijft voldoen aan de aspecten en criteria van het toezichtkader;
b. dat de opleiding alle medewerking aan CEA verleent die nodig is om te controleren of de aspecten en criteria zoals genoemd in artikel 6 van deze beleidsregels en de aan de aanwijzing verbonden voorwaarden en/of voorschriften worden nageleefd. Deze medewerking omvat in ieder geval het op verzoek van de CEA verstrekken van alle relevante gegevens en bescheiden over de opleiding die een aanwijzing heeft, waaronder in ieder geval het binnen een maand invullen van de periodiek door de CEA toe te zenden quick scan formulier en het periodiek meewerken aan een beleidsgesprek met CEA;
c. dat de opleiding alle wijzigingen die relevant (kunnen) zijn voor de verstrekte aanwijzing, terstond aan CEA kenbaar maakt, voorzien van alle informatie die CEA nodig heeft om de gevolgen van de wijziging(en) te kunnen beoordelen;
d. dat de opleiding incidenten en bijzondere gebeurtenissen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de kwaliteit en/of samenstelling van de opleiding terstond bij CEA meldt. De melding omvat in ieder geval een aanduiding van het incident of de bijzondere gebeurtenis, de datum van het incident of de bijzondere gebeurtenis, de maatregel(en) die de opleiding heeft getroffen of zal gaan treffen, inclusief het tijdstip van de maatregel(en). Nadere informatie over het melden van incidenten en bijzondere gebeurtenissen is te vinden op de website van CEA www.ceaweb.nl .
7. Een besluit tot aanwijzing van een opleiding kan door CEA tijdelijk, voorwaardelijk, geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien CEA van oordeel is dat de opleiding op onderdelen niet of niet meer voldoet aan de criteria zoals bepaald in artikel 6 van deze beleidsregels, aan de aan de aanwijzing verbonden voorwaarden of indien de opleiding haar medewerking zoals bedoeld in het zesde lid van dit artikel onthoudt, of indien de opleiding aantoonbaar in strijd handelt met de bepalingen van artikel 8 van deze beleidsregels.
8. Een aanwijzing is niet overdraagbaar.
1. CEA kan, ambtshalve of op verzoek van de houder van een aanwijzing, een verleende aanwijzing verlengen met een door CEA te bepalen termijn.
2. De voorwaarden en voorschriften van de aanwijzing die verlengd wordt blijven onverminderd van kracht.
3. CEA kan bij een besluit tot verlenging van een aanwijzing aanvullende voorwaarden en/of voorschriften bepalen.
1. CEA verbindt in beginsel steeds voorwaarden aan de aanwijzing die zien op uitingen omtrent de verleende aanwijzing, welke voorwaarden tenminste inhouden dat het een opleiding is toegestaan bekendheid te geven aan een besluit tot aanwijzing van die opleiding door CEA, mits de hiernavolgende bepalingen daarbij in acht worden genomen.
2. Uit de publicatie moet duidelijk blijken welke opleiding is aangewezen. De uiting mag niet de indruk wekken dat de aanwijzing zich uitstrekt tot andere opleidingen, vooropleidingen en/of vervolgopleidingen.
3. De uitingen dienen nauwkeurig en in overeenstemming met de wet en de tekst van het aanwijzingsbesluit te zijn. De opleiding mag geen onjuiste verwachtingen wekken bij (potentiële) studenten of anderen over de reikwijdte van het besluit tot aanwijzing of de mogelijkheden tot inschrijving in het accountantsregister van NBA na voltooiing van de opleiding, welke inschrijving volledig voorbehouden is aan het bestuur van de NBA.
4. Indien CEA van mening is dat een publieke uiting in strijd is met de bepalingen van deze beleidsregels kan zij de opleiding verzoeken de uiting aan te passen en/of ongedaan te maken dan wel te (doen) rectificeren. De opleiding dient aan een dergelijk verzoek van CEA terstond gevolg te geven.
5. Indien CEA een eerder verstrekte aanwijzing tijdelijk of geheel heeft ingetrokken, dient de opleiding alle uitingen ter zake van het besluit tot aanwijzing terstond te staken en (potentiële) studenten en/of andere betrokkenen te informeren dat de aanwijzing niet meer van kracht is en welke gevolgen dit heeft voor betreffende (potentiële) studenten.
6. Het gebruik van het CEA-logo bij uitingen over een aanwijzingsbesluit is niet toegestaan.
1. CEA beoordeelt periodiek of aangewezen opleidingen nog voldoen aan de eindtermen, of de voorwaarden die aan een aanwijzing zijn verbonden (tijdig) zijn of worden vervuld en of de voorschriften die aan een aanwijzing zijn verbonden worden nageleefd.
2. Ten behoeve van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde beoordeling, vraagt CEA periodiek en indien nodig gericht informatie op bij de aangewezen opleidingen. Voorts kan CEA de vertegenwoordigers van die opleidingen mondeling om inlichtingen of toelichtingen vragen.
3. De periodieke informatie omvat in ieder geval een periodieke quick scan aan de hand van een vragenlijst die door CEA aan de opleidingen wordt toegezonden.
4. Een opleiding is verplicht CEA onverwijld op eigen initiatief in kennis te stellen van alle wijzigingen die voor de verleende aanwijzing, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, relevant (kunnen) zijn.
5. Een opleiding meldt alle incidenten en bijzondere gebeurtenissen na verlening van de aanwijzing die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de kwaliteit en/of samenstelling van de opleiding terstond bij CEA. De melding omvat in ieder geval een aanduiding van het incident of de bijzondere gebeurtenis, de datum van het incident of de bijzondere gebeurtenis, de maatregel(en) die de opleiding heeft getroffen of zal gaan treffen, inclusief het tijdstip van de maatregel(en). Nadere informatie over het melden van incidenten en bijzondere gebeurtenissen is te vinden op de website van CEA www.ceaweb.nl .
De Beleidsregels aanwijzen accountantsopleidingen zoals vastgesteld op12 december 2012 en gepubliceerd in de Staatscourant nr. 199778 op 28 december 2012 worden ingetrokken.
Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 25 maart 2013 en zijn van kracht met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.
Deze beleidsregels liggen ter inzage bij het secretariaat van CEA en zijn beschikbaar via de website van de CEA: www.ceaweb.nl
Een van de wettelijke taken van de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) is het aanwijzen van opleidingen die voldoen aan de door CEA vastgestelde eindtermen. Naar aanleiding van de ervaringen met het toezicht in de afgelopen jaren heeft CEA besloten om bij het aanwijzen van opleidingen en het toezicht op de borging van theoretische eindtermen een meer risico- en themagerichte aanpak te hanteren. Dit leidt tot meer kwaliteit, meer transparantie, meer vergelijkbaarheid tussen opleidingen en over de jaren heen en meer zicht op de risico’s. Dit heeft geresulteerd in een aangepast toezichtkader, waarin jaarlijks wisselende thema’s gericht bevraagd worden in relatie tot de te realiseren eindtermen.
Het toezichtkader, voor opleidingen die een aanwijzing van de CEA willen, geeft invulling aan het bepaalde in artikel 6 van de Beleidsregels aanwijzen opleidingen. Het toezichtkader vormt de leidraad voor CEA bij het beoordelen van een aanvraag voor een aanwijzing en bij het continue toezicht op de naleving van de eindtermen. De Beleidsregels en dit toezichtkader vormen samen één geheel.
Hierboven is het toezichtkader dat in dit document nader wordt toegelicht schematisch weergegeven. CEA wijst opleidingen aan die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 Whw. Deze taak omvat het toezicht op de realisatie van eindtermen door de opleidingen. Daartoe beoordeelt CEA postinitiële opleidingen op de volgende aspecten:
1. Instroom;
2. Doorstroom (Curriculum, Examinering, Kwaliteit van docenten);
3. Uitstroom;
4. Organisatiegraad van de opleiding;
5. Inrichting van de regelkring (kwaliteitsborging).
Omdat de eindtermen in de opleiding tot accountant behalve in het postinitiële onderwijs ook in de initiële opleiding vorm krijgen, houdt CEA ook zicht op de ontwikkelingen binnen de initiële opleidingen: via de postinitiële opleidingen middels de uitvraag over de instroom en de aansluiting initieel-postinitieel en door kennisneming van de bevindingen van de periodieke accreditaties door de NVAO. Het waarborgen en realiseren van de eindtermen blijft uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid van de opleidingen. De instroom in de postinitiële opleiding is een bijzonder aandachtspunt bij de beoordeling van opleidingen.
De genoemde aspecten worden beoordeeld aan de hand van deelaspecten en daarbij behorende criteria. Deze deelaspecten en criteria zijn hieronder uitgewerkt. In paragraaf 3 wordt aangegeven hoe CEA tot een beoordeling komt.
1. Organisatiegraad van de opleiding De organisatiegraad van de opleiding wordt getoetst aan de hand van de mate van sturing en grip (in termen van bijsturing) op proces en inhoud, de stabiliteit van de opleiding, tone at the top en de opleidingsomgeving en de afstemming tussen initiële en postinitiële opleiding. |
|
---|---|
Deelaspecten |
Criteria |
1.1 Centrale coördinatie, regie |
De opleiding heeft een functionaris aangesteld die eindverantwoordelijk is voor de (inhoud en kwaliteit van de) gehele opleiding en beschikt over adequate bevoegdheden. |
1.2 Geen verstorende elementen, risico van discontinuïteit |
De opleiding kan zich voldoende focussen op het onderwijsleerproces door: - Voldoende personeel / voorkomen van overbelasting; - Kennisdeling en achtervang (en vastlegging); - Voldoende management aandacht. |
1.3 Afstemming initieel - postinitieel |
De initiële opleiding en de postinitiële opleiding binnen dezelfde instelling hebben curriculum (eindtermen) en organisatie zodanig op elkaar afgestemd dat de eindtermen op het juiste niveau worden gerealiseerd. |
2. De inrichting van de regelkring De inrichting van de regelkring wordt afgemeten aan de mate waarin kwaliteitsborging door een gestructureerde werkwijze van evaluaties, analyses en acties is geregeld. De opleiding kan bestaan en werking aantonen. |
|
---|---|
Deelaspecten |
Criteria |
2.1 Onderwijs/docentenevaluaties |
Op opleidingsniveau en per onderwijseenheid worden de volgende zaken geëvalueerd: • inhoudelijke en didactische vaardigheden docenten; • inhoud van het curriculum per onderwijs-eenheid en/of tijdvak en aansluiting bij de eindtermen; • proces en inhoud van examens; • de organisatie van de opleiding. De opleiding geeft opvolging aan de uitkomsten van de evaluaties (waaronder terugkoppeling aan de studenten). |
2.2 Ontwikkeling van het docentenkorps |
De opleiding draagt zorg voor het volgen van actuele ontwikkelingen rondom de eindtermen door docenten in het opleidingsmateriaal. |
2.3 Controle op functioneren van het kwaliteitszorgsysteem. |
De opleiding heeft een kwaliteitszorgsysteem waarvan de werking intern en/of extern periodiek wordt vastgesteld en beoordeeld. |
3. Instroom De instroom in de postinitiële opleiding vormt een bijzonder aandachtspunt bij de beoordeling van opleidingen. De opleiding dient een gecontroleerd toelatingsproces ingericht te hebben, waarbij aandacht wordt gegeven aan het onderscheid tussen reguliere en niet-reguliere instroom. |
|
---|---|
Aspecten |
Criteria |
3.1 Toelating vanuit de initiële opleiding |
De postinitiële opleiding bepaalt per student de wijze van toelating (inclusief vrijstellingen en deficiënties) en houdt hierbij rekening met de vooropleiding (weging langs eindtermen, niveau en studiebelasting). Bij reguliere instroom (accountancy vooropleiding) vanuit de eigen instellingen is (generiek) vastgesteld dat de initiële en postinitiële opleiding samen voldoen aan de eindtermen. |
3.2 Themagericht: het toetsen van vakken in initiële opleiding dat opleidt tot de eindtermen |
De opleiding kan per onderwijseenheid aantonen dat de eindtermen in de initiële opleiding op het juiste niveau zijn geborgd en dat hierop door de postinitiële opleiding wordt toegezien. |
4. Curriculum Om het aspect curriculum met voldoende diepgang te beoordelen worden per periode een aantal domeinen door CEA benoemd waarop ‘thema-gewijs’ dit aspect wordt uitgevraagd en worden hiervoor voorbeelden en bewijs voor gevraagd. |
|
---|---|
Aspecten |
Criteria |
4.1 Curriculum leidt op tot de eindtermen |
De opleiding heeft maatregelen getroffen om te borgen dat het curriculum het verschil overbrugt tussen de eindtermen en de instroom. Er zijn adequate maatregelen en procedures voor het omgaan met deficiënties en vrijstellingen. |
4.2 Actualiteit is gewaarborgd |
De opleiding besteedt in het curriculum zichtbaar aandacht aan actuele ontwikkelingen die gerelateerd zijn aan de eindtermen. |
4.3 Inhoudelijke afstemming en integratie tussen de vakken. |
De opleiding zorgt voor een duidelijke leerlijn door de hele opleiding heen, waarbij vakken logisch op elkaar aansluiten en gezamenlijk een integraal geheel vormen. Hierbij worden ook werkvormen gehanteerd die op elkaar aansluiten. |
5. Examinering De examinering is afgestemd om de eindtermen en de uitkomsten van de examens en overige vormen van toetsing worden periodiek geëvalueerd. |
|
---|---|
Aspecten |
Criteria |
5.1 Toetsing is gericht op behalen eindtermen |
De toetsen sluiten aantoonbaar aan op de eindtermen (de controle op het behalen van eindtermen vindt plaats op eindniveau en niet alleen op vakniveau). De opleiding schenkt expliciet aandacht aan de reikwijdte, actualiteit en spreiding in de inhoud van de examens. |
5.2 Kwaliteit van toetsing als geheel (incl. slagingspercentages en rendement) |
In geval van landelijk georganiseerde examens benchmarkt de opleiding de resultaten ten opzichte van de andere opleidingen en/of stelt een norm voor zichzelf. In geval van eigen examens heeft de opleiding beleid en procedures voor de totstandkoming van examens en de door haar gehanteerde normen. De opleiding evalueert de aansluiting tussen de eindtermen en de examinering en neemt maatregelen wanneer deze niet of onvoldoende aansluiten. De opleiding inventariseert en analyseert de resultaten van examens en neemt maatregelen bij afwijkingen van de norm of het gemiddelde. De opleiding inventariseert hoeveel (aantal en %) studenten het diploma behalen en na hoeveel tijd (gemiddeld). Afwijkingen (naar boven of beneden) t.o.v. een vastgestelde norm en/of andere opleidingen zijn geanalyseerd en noodzakelijke actie is ondernomen. De opleiding houdt de ontwikkelingen in het rendement over de jaren heen bij en anticipeert hierop indien noodzakelijk. |
6. Kwaliteit docenten In dit aspect wordt de kwaliteit en de kwaliteitsborging met betrekking tot de docent beoordeeld. Er wordt daarbij gekeken naar de docent vanuit de optiek van doceren en vanuit de optiek van vakinhoudelijk verantwoordelijk persoon. Vak en persoon komen in dit aspect samen. |
|
---|---|
Aspecten |
Criteria |
6.1 Beoordeling kwaliteit en competenties |
De opleiding kan aantonen dat: • De genoten opleiding en het niveau aansluiten bij het vak (inhoud). • Docenten hun theoretische kennis actueel houden. (Dit aspect heeft een sterke relatie met 2.1 t.a.v. uitvoeren van evaluaties en 2.2 systematiek van persoonlijke en organisatieontwikkeling) |
6.2 Ervaring met de praktijk |
Docenten hebben adequate kennis van actuele ontwikkelingen en hanteren (eigen) praktijkvoorbeelden als casuïstiek. Docenten zijn in de praktijk werkzaam of werkzaam geweest (recent). |
6.3 Didactische vaardigheden en motivatie |
Door de opleiding wordt vastgesteld dat haar docenten didactisch onderlegd en gemotiveerd zijn en dat dit systematisch op niveau wordt gehouden. |
7. Uitstroom Voordat een theoretisch getuigschrift aan een student wordt uitgereikt dient de opleiding vastgesteld te hebben dat de student alle eindtermen heeft gerealiseerd. |
|
---|---|
Aspecten |
Criteria |
7.1 Uitreiken van het theoretisch getuigschrift |
De opleiding dient een gecontroleerd proces te hebben voor het uitreiken van het theoretisch getuigschrift. Onderdelen van dit proces betreffen de toelating, deficiënties, vrijstellingen, de aansluiting met de eindtermen en het halen van alle onderdelen van curriculum. Tevens is er een goede procedure voor de geldigheidsduur van vakken en het omgaan met maximumtermijn daaraan. De opleiding heeft zelf een examencommissie ingesteld die toeziet op het behalen van de eindtermen. Het uitgereikte getuigschrift is conform het tekstvoorschrift van de CEA. |
CEA kent twee aanwijzingsprocedures:
1. De procedure eerste aanwijzing nieuwe opleidingen: In deze procedure worden primair opzet en bestaan van de relevante beheersingsmaatregelen binnen een opleiding beoordeeld, voorafgaand aan de daadwerkelijke start. Een nieuwe opleiding krijgt in beginsel een aanwijzing voor maximaal twee jaar. Na 1 jaar vindt een beleidsgesprek plaats, dat gericht is op de toetsing van de werking van de beheersingsmaatregelen en op de aandachtspunten die gesignaleerd zijn bij de eerste aanwijzing.
2. De reguliere (vervolg) aanwijzing: Hierin wordt een aanwijzing verleend aan opleidingen die reeds bestaan en/of al eerder een aanwijzingscyclus hebben doorlopen. Deze procedure is minder gericht op beoordelen van de opzet en het bestaan van de beheersingsmaatregelen maar meer gericht op de toetsing van de werking van de relevante beheersingsmaatregelen.
Een aanwijzingsproces bestaat uit de volgende activiteiten:
1. Een uitvraag van informatie op alle aspecten en deelaspecten om te komen tot een overall beeld vanuit CEA.
2. Een gesprek met de verantwoordelijke coördinator en/of manager, studenten en docenten om dit beeld te toetsen en op specifieke onderwerpen (aandachtsgebieden) dieper in te gaan.
3. Een eindanalyse en oordeel van de commissie.
Gedurende de looptijd van de aanwijzing (maximaal 4 jaar) houdt CEA op de volgende wijze toezicht:
• Een jaarlijkse QuickScan op belangrijke aspecten waarbij CEA er vooral naar streeft overzicht te krijgen van relevante ontwikkelingen binnen opleidingen, tussen opleidingen en over de jaren heen om haar toezichtrol doelgericht en efficiënt uit te kunnen voeren.
• Indien daarvoor aanleiding bestaat gedurende de looptijd van de aanwijzing een nadere uitvraag op (deel)aspecten van de aanwijzing (frequentie is afhankelijk van de situatie), op de aandachtsgebieden van de desbetreffende opleiding.
• Een follow up indien er sprake is van aandachtspunten op meerdere gebieden, zoals geconstateerd bij de aanwijzing of als er sprake is van specifieke ontwikkelingen/ veranderingen, zoals blijkt uit de QuickScan.
• Tussentijds melding van incidenten bij CEA die een risico vormen voor het realiseren van eindtermen door opleidingen. Hiervoor is een aparte richtlijn opgesteld.
De commissie bepaalt afhankelijk van de situatie de inzet van haar middelen en capaciteit. De aangeleverde informatie door de opleiding kan CEA aanleiding geven om het toezichtregime op een opleiding te wijzigen.
In de uitvraag door CEA bij de opleiding wordt een zo efficiënt mogelijk proces nagestreefd. Dit betekent dat CEA kritisch is op haar eigen belasting en de belasting van de opleidingen. Het motto is dat opleidingen die op alle aspecten van het toezichtkader toereikend scoren, minder intensief uitgevraagd worden. Daartoe geeft CEA als volgt invulling aan de uitvoering van haar toezichtrol:
• Er wordt zoveel mogelijk uitgevraagd op controls, waarbij de opleiding laat zien de noodzakelijke maatregelen aantoonbaar in de praktijk uit te voeren. Er wordt daarmee vooral gevraagd naar bewijslast (en minder naar beschrijvingen van de werkwijze).
• Er wordt wel al direct gevraagd verwijzingen te maken naar de eigen proces- en procedurebeschrijvingen en andere informatie en documentatie, zodat door CEA eenvoudig en snel doorgevraagd kan worden op eventuele aandachtspunten.
• Follow up vindt alleen plaats indien dit voor een verdere verduidelijking noodzakelijk is. Daarbij wordt de follow up (verdiepende uitvraag en/of gesprek) dan ook meer thematisch ingestoken op de aandachtspunten.
Er kan een aanwijzing worden gegeven voor de duur van maximaal 4 jaar (voor nieuwe opleidingen maximaal 2 jaar). Indien hier aanleiding voor is kan de looptijd van de aanwijzing worden beperkt en/of kunnen eventueel aandachtspunten expliciet worden benoemd, met als resultaat dat het toezichtregime vanuit CEA wordt geïntensiveerd. Dit komt tot uitdrukking in voorwaarden en/of voorschriften die CEA kan verbinden aan de aanwijzing.
Indien een opleiding bezwaar wil aantekenen tegen het besluit van CEA, dan zijn de bezwaarprocedure en het reglement bezwaarschriftenprocedure van toepassing. Deze documenten zijn beschikbaar via de website van CEA. Tegen een uitspraak op een bezwaarschrift staat beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-10074.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.