Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 april 2012, nr. IVV/LZW/2012/5099, tot wijziging van de Regeling inkomen kinderbijslag 1997 in verband met wijziging van het vrijgestelde inkomen uit vakantiewerk

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 41 van de Algemene Kinderbijslagwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inkomen kinderbijslag 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt ‘Netto-inkomen tot een totaalbedrag van € 1250,–’ vervangen door ‘Netto-inkomen tot een totaalbedrag van € 1300,–’ en wordt ‘worden’ vervangen door: wordt.

B

In artikel 4 wordt ‘artikelen 7, vijfde lid,’ vervangen door: artikelen 7, tiende lid,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 april 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

Bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van het bedrag aan kinderbijslag voor een kind, wordt bezien in welke mate een kind door een verzekerde wordt onderhouden (artikel 7, vierde en vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)). Hierbij wordt rekening gehouden met het inkomen van dat kind (artikel 7, vierde lid, onderdeel a, van de AKW).

In artikel 1 van de Regeling inkomen kinderbijslag 1997 (hierna: regeling) is bepaald wat in dat verband onder het inkomen van het kind moet worden verstaan. Het gaat om alle inkomsten uit arbeid na aftrek van eventueel verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen die in een kwartaal betaald of verrekend zijn, ter beschikking zijn gesteld, rentedragend zijn geworden of vorderbaar en tevens inbaar zijn geworden, die dat kind toekomen of ter beschikking worden gesteld alsmede om inkomsten uit arbeid in natura.

Op dat inkomen mogen de inkomsten die het kind met vakantiewerk tijdens de zomermaanden verwerft tot een bepaald bedrag in mindering worden gebracht. In artikel 3 van de regeling is namelijk bepaald dat tot een bepaald totaalbedrag netto-inkomen dat het kind tijdens de zomervakantie uit arbeid verwerft voor zover deze arbeid niet voor een langere periode ook buiten de zomervakantie wordt verricht en mits deze arbeid geen deel uitmaakt van de studie of beroepsopleiding die dat kind volgt, niet als inkomen wordt aangemerkt.

Dat inkomen heeft dus geen invloed op het recht op kinderbijslag.

Het in artikel 3 van de regeling genoemde vrijgestelde bedrag komt overeen met het netto-minimumloon (bruto-minimumloon minus loonheffing) voor een alleenstaande van 23 jaar en ouder over de maand januari van het jaar. Om het bedrag van de vrijstelling gemakkelijker hanteerbaar te maken, vindt een rekenkundige afronding plaats op een veelvoud van € 50,–. Dit betekent dat bedragen tot € 25,– naar beneden en bedragen van € 25,– en meer naar boven worden afgerond.

In 2010 en 2011 bedroeg de vrijstelling € 1250,–. Het netto-minimumloon voor een alleenstaande van 23 jaar en ouder bedroeg op 1 januari 2012 € 1280,90. Afgerond bedraagt de vrijstelling voor 2012 derhalve € 1300,–.

Artikel I, onderdeel B

Dit betreft een technische aanpassing.

Artikel II

In de inwerkingtredingsbepaling van deze regeling wordt afgeweken van de in de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 174) opgenomen vaste verandermomenten van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De noodzaak om de regeling eerder in werking te laten treden dan 1 juli 2012 is gelegen in het feit dat de zomervakantie voor 1 juli 2012 begint. Bovendien is het van belang dat het bedrag tijdig wordt bekendgemaakt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp.

Naar boven