Afspraken Lerarenopleidingen omgangskunde 2012

Partijen:

  • De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: staatssecretaris van OCW, dhr. H. Zijlstra

  • Hogeschool Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mw. Drs. G.T.C. Bonhof

  • Fontys Hogescholen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Wintels

  • NHL Hogeschool, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs. W. Smink

  • Hogeschool Leiden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs. E.P. van Maanen

  • Deze 4 hogescholen worden in dit document verder waar het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van hen betreft, aangeduid als: de hogescholen.

Aanleiding en overwegingen

  • Sinds de invoering van de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) op 1 augustus 2006 zijn afgestudeerden met een getuigschrift omgangskunde op grond van artikel 33 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) benoembaar als leraar in de vakken waarvoor zij volgens hun getuigschrift aan de bekwaamheidseisen hebben voldaan. Op de getuigschriften van de opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs in de tweede graad in omgangskunde is alleen het vak omgangskunde vermeld. Leraren met een getuigschrift afgegeven door één van de vier lerarenopleidingen omgangskunde, zijn daarmee op dit moment alleen benoembaar als leraar in het vak omgangskunde in vmbo, onderbouw havo/vwo, praktijkonderwijs en beroeps- en volwasseneneducatie en niet benoembaar als leraar in andere vakken dan omgangskunde aan LWOO-geïndiceerde leerlingen in het VMBO of aan leerlingen in het praktijkonderwijs;

  • Afgestudeerden van lerarenopleiding omgangskunde van de Hogeschool Utrecht hadden tot aan de invoering van de Wet BIO op basis van de toen geldende Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O. een extra bevoegdheid om in tien vakken les te geven in het praktijkonderwijs en aan LWOO-geïndiceerde leerlingen;

  • De exacte bevoegdheid was tot 1 augustus 2006 als volgt. De Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O. verbond aan het getuigschrift omgangskunde van de 2e graads lerarenopleiding een 2e graads bevoegdheid voor de vakken omgangskunde, agogie, andragogie en pedagogie (waaronder algemene didactiek). Aan getuigschriften omgangskunde van de Hogeschool Utrecht, afgegeven na 1 juni 2004, was op grond van artikel 7.4, onder r van deze regeling, daarnaast de hierboven bedoelde extra brede bevoegdheid verbonden voor tien vakken in het praktijkonderwijs en voor LWOO-geïndiceerde leerlingen. Het ging om dezelfde vakken die leraren basisonderwijs ook mochten geven in het praktijkonderwijs en aan LWOO-geïndiceerde leerlingen: Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (inclusief kennis der natuur), verzorging, muziek handvaardigheid en tekenen. Bij de inwerkingtreding van de Wet BIO op 1 augustus 2006 kwam deze regeling te vervallen en gold dus niet meer. De getuigschriften van de opleiding omgangskunde van de Hogeschool Utrecht, uitgegeven vóór de invoering van de wet BIO op 1 augustus 2006, geven op grond van het overgangsrecht bij de wet BIO (artikel XI) deze brede bevoegdheid nog steeds;

  • De studenten van de lerarenopleidingen omgangskunde is in de voorlichting van de hogescholen voorgehouden dat ook aan de getuigschriften die zijn behaald na 1 augustus 2006 de hierboven bedoelde brede bevoegdheid voor het praktijkonderwijs en voor het onderwijs aan uitsluitend LWOO-geïndiceerde leerlingen in het VMBO zou zijn verbonden. Om recht te doen aan de belofte die aan hen door de hogescholen is gedaan, komen de ondertekenende partijen tot onderstaande afspraken.

  • Het is de verantwoordelijkheid van de werkgevers in het onderwijs is om zorg te dragen dat de leraren die zij aanstellen voldoende bevoegd zijn en bekwaam blijven. Met de in dit document vastgelegde afspraken beogen de ondertekenaars de benoembaarheid van afgestudeerden omgangskunde zoals geldig voor de getuigschriften afgegeven door de Hogeschool Utrecht tussen 1 juni 2004 en 1 augustus 2006 onder voorwaarde van aanvullende scholing te continueren voor zittende en oud-studenten die zijn gestart met de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs in de tweede graad in omgangskunde vóór 1 september 2012 en een getuigschrift (hebben) ontvangen op of na 1 augustus 2006.

De bovengenoemde partijen spreken het volgende af:

  • De hogescholen zullen de vanaf het studiejaar 2012/2013 nieuw instromende studenten de juiste voorlichting bieden ten aanzien van de onderwijsbevoegdheid die is verbonden aan de door hen af te geven getuigschriften (zie de eerste bullit onder aanleiding en overwegingen).De voorlichting over het arbeidsperspectief dat deze bevoegdheid geeft, zal geen melding meer maken van een brede lesbevoegdheid in het praktijkonderwijs of in het LWOO en expliciet vermelden dat de bevoegdheid uitsluitend leidt tot benoembaarheid voor het vak omgangskunde, dat bijna uitsluitend wordt gegeven in het MBO.

  • De hogescholen bieden alle zittende en oud-studenten die zijn begonnen aan de lerarenopleiding omgangskunde vóór 1 september 2012 en een getuigschrift (hebben) ontvangen op of na 1 augustus 2006, een aanvullende scholing aan ter zwaarte van minimaal 6 maanden deeltijd (het equivalent van 15 ECTS) waarmee deze studenten breder inzetbaar worden in het praktijkonderwijs en het LWOO.

  • De aanvullende opleiding zal gericht zijn op de vakinhoudelijke en vakdidactische aspecten van het verzorgen van onderwijs in de algemeen vormende vakken, waaronder taal en rekenen, aan leerlingen met beperkte leermogelijkheden. De inhoud van deze cursus wordt in overleg tussen de Inspectie van het Onderwijs, vertegenwoordigers van het praktijkonderwijs, VMBO-scholen en de hogescholen bepaald en behoeft een positief advies van de Inspectie. De hogescholen spannen zich in om de opleiding spoedig te realiseren zodat reeds afgestudeerde leraren omgangskunde de extra scholing zoveel mogelijk uiterlijk 31 augustus 2014 kunnen hebben afgerond.

  • De hogescholen nemen de kosten voor de aanvullende scholing volledig voor eigen rekening, inclusief eventuele extra kosten die studenten hebben als zij door deze extra opleiding de nominale studieduur overschrijden. (zoals hoger collegegeld of de langstudeerdersmaatregel.

  • De staatssecretaris van OCW zal bevorderen dat zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend dat ertoe strekt dat afgestudeerden omgangskunde van de 4 hogescholen die hun getuigschrift hebben gekregen op of na 1 augustus 2006, de opleiding zijn gestart voor 1 september 2012 en de hierboven genoemde aanvullende scholing voor 1 september 2016 met succes hebben afgerond, benoembaar zijn voor de vakken Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (incl. kennis der natuur), verzorging, muziek, handvaardigheid (textiele werkvormen) en tekenen in het praktijkonderwijs en in onderwijs aan uitsluitend LWOO-geïndiceerde leerlingen in het VMBO, zoals dit ook geregeld was in de Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O. voor afgestudeerden aan de Hogeschool Utrecht tussen 1 juni 2004 en 1 augustus 2006.

  • De staatssecretaris van OCW zal, vooruitlopend op de totstandkoming van deze wetswijziging, gedurende de voorbereiding en parlementaire behandeling daarvan tot aan het moment van inwerkingtreding, wat betreft handhaving anticiperen op de in te dienen wetswijziging met betrekking tot de bevoegdheid van deze groep leraren met een getuigschrift omgangskunde van één van de vier betrokken hogescholen, behaald na 1 augustus 2006, in het praktijkonderwijs dan wel voor LWOO-geïndiceerde leerlingen voor de vakken die hierboven zijn genoemd. De staatssecretaris van OCW zal dit voornemen kenbaar maken aan Tweede Kamer, teneinde de vereiste parlementaire controle op het deze aangepaste handhaving ten aanzien van deze benoemingen mogelijk te maken.

Aldus overeengekomen en in enkelvoud ondertekend te Den Haag, 7 april 2012

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

Hogeschool Utrecht, namens deze: G.T.C. Bonhof.

Fontys Hogescholen, namens deze: M.J.G. Wintels.

NHL Hogeschool, namens deze: W. Smink.

Hogeschool Leiden, namens deze: E.P. van Maanen.

Het Interstedelijk Studentenoverleg neemt met instemming kennis van deze afspreken tussen bovengenoemde partijen, S. Hameleers, voorzitter.

Naar boven