Regeling van het stimuleringsfonds voor de pers van 30 maart 2012, nr. 21969, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling persinnovatie 2012

Het Stimuleringsfonds voor de pers,

Gelet op artikel 8.3, tweede lid, onder a, van de Mediawet 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1. Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de journalistieke infrastructuur in Nederland subsidie verstrekken voor activiteiten die voldoen aan ten minste twee van de volgende eisen:

    • a. zij hebben als doel burgers bij de journalistiek te betrekken;

    • b. zij hebben betrekking op nieuwe of nieuwe combinaties van of met bestaande journalistieke producten, diensten, markten, organisaties of organisatieprocessen;

    • c. zij hebben betrekking op nieuwe journalistieke modellen of platforms;

    • d. zij hebben betrekking op nieuwe bedrijfsmodellen;

    • e. zij hebben betrekking op lokale of regionale journalistieke activiteiten.

  • 2. Voor subsidieverstrekking komen slechts kosten van de subsidieontvanger in aanmerking die rechtstreeks verband houden met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en die gemaakt zijn na de subsidieverlening.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan nadere richtlijnen omtrent de aard van de kosten vaststellen. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.stimuleringsfondspers.nl.

Artikel 2. Subsidieaanvrager

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechtspersoon of rechtspersonen dan wel rechtspersoon of rechtspersonen in oprichting, die in Nederland actief is of zijn.

  • 2. In afwijking van het gestelde onder het eerste lid kan voor projecten tot maximaal € 50.000 subsidie worden aangevraagd door natuurlijke personen.

Artikel 3. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is € 800.000 beschikbaar.

  • 2. Per aanvraag kan subsidie worden verstrekt voor ten hoogste een bedrag van € 100.000 en voor een periode van maximaal één jaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan subsidie voor een hoger bedrag of voor een langere periode worden verstrekt als de activiteiten naar het oordeel van het Stimuleringsfonds van uitzonderlijk belang zijn voor innovatie in de gehele persbedrijfstak.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 4. Subsidieaanvraag

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier op de website van het Stimuleringsfonds www.stimuleringsfondspers.nl volgens de daarbij vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting; en

    • c. informatie waaruit blijkt dat de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit dan wel bezig is deze te verkrijgen

  • 3. Het activiteitenplan beschrijft nauwkeurig de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en het einddoel van het plan in termen van te realiseren innovaties, de haalbaarheid daarvan en de effecten voor de eigen organisatie en voor andere partijen in de perssector.

  • 4. De begroting heeft een duidelijke relatie met de activiteiten die worden uitgevoerd, waarbij de begrotingsposten aan de beschrijving van de uitvoering van de activiteiten gekoppeld zijn.

  • 5. Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een aanvraag.

Artikel 5. Termijn indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend vanaf 1 juni 2012 en voor 15 september 2012.

  • 2. Het Stimuleringsfonds beoordeelt binnen een week na indiening de volledigheid van de aanvraag. De subsidieaanvrager krijgt de gelegenheid om de aanvraag zo nodig aan te vullen. De sluitingstermijn voor het indienen van een aanvulling is 1 oktober 2012.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6. Criteria verdeling bij subsidieverlening

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist gelijktijdig op de aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a. gerichtheid op journalistieke producten, diensten of werkwijzen die journalistieke functies vervullen of bestuderen op het gebied van nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming over de maatschappelijke actualiteit, mede in het belang van politieke meningsvorming;

    • b. innovatief karakter, dat wil zeggen dat de te subsidiëren activiteiten vernieuwingen tot stand brengen in inhoud en strekking, exploitatiewijze of vormgeving van journalistieke functies als nieuwsgaring, nieuwsduiding of opinievorming zodat de persverscheidenheid wordt vergroot en daarmee een vernieuwende bijdrage wordt geleverd aan de journalistieke informatievoorziening.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt het matchingprincipe toegepast, waarbij de subsidieaanvrager tenminste de helft van de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd voor zijn rekening dient te nemen dan wel door derden laat meefinancieren.

  • 3. Als op grond van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, de in aanmerking komende aanvragen leiden tot overschrijding van een subsidieplafond, kan het Stimuleringsfonds de hoogte van de subsidie bepalen naar rato van het aantal in aanmerking komende aanvragen en van de hoogte van aangevraagde subsidies.

Artikel 7. Beslissing subsidieverlening

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist binnen 12 weken na de sluitingstermijn bedoeld in artikel 5 lid 2, tegelijkertijd op de aanvragen die zijn ingediend.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan bekendmaken door wie een aanvraag is ingediend en voor welk innovatieproject. Hier kan op verzoek van de aanvrager worden afgeweken.

  • 3. Subsidies ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 8. Medewerkings- en informatieplicht

  • 1. Als subsidie wordt verstrekt aan een in oprichting zijnde rechtspersoon kan het Stimuleringsfonds bij de subsidieverlening de verplichting opleggen dat de subsidieontvanger binnen een redelijke termijn rechtspersoonlijkheid heeft verkregen.

  • 2. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • 3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 4. De subsidieontvanger werkt mee aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse en eindresultaten van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten met als doel innovatieve projecten onder de aandacht te brengen waardoor deze ten gunste kunnen komen van andere partijen uit de sector.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 9. Aanvraag tot vaststelling

Binnen twee maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Artikel 10. Financieel verslag en accountantsverklaring

  • 1. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin deze verklaart dat de in het verslag opgenomen bedragen juist en volledig zijn.

  • 2. De controleverklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de controleverklaring.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op subsidies waarvan het verleende subsidiebedrag € 50.000 of minder bedraagt.

  • 5. Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.

Artikel 11. Activiteitenverslag

  • 1. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder: de gerealiseerde innovaties en de effecten daarvan voor het eigen bedrijf en voor andere journalistieke actoren in de perssector

  • 2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

HOOFDSTUK 6. BETALING

Artikel 12. Betaling in gedeelten

Bij subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot ten hoogste 50 procent van het verleende subsidiebedrag verstrekt.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Evaluatie

Binnen 13 weken na afloop van de datum, bedoeld in artikel 7, evalueert het Stimuleringsfonds de uitvoering van deze regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de pers, G.W. Noomen.

TOELICHTING

Algemeen

De Tijdelijke subsidieregeling Persinnovatie, die op basis van artikel 8.3 van de Mediawet 2008 ingevoerd wordt, is een uitwerking van het Adviesrapport 'De volgende editie' van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers uit 20091. In dat rapport staan adviezen die beogen de innovatie in het printmodel te stimuleren, met betere marktresultaten en wellicht marktgroei tot gevolg. Verder zijn aanbevelingen gedaan voor bestendiging van de journalistieke infrastructuur in het digitale domein, zo mogelijk gepaard aan innovatie van de journalistiek zelf, resulterend in een versterking van de relatie met het publiek.

Via de regeling wordt ook geëxperimenteerd met het stimuleren van de functiebenadering in het (pers)beleid, indachtig het advies ‘Focus op Functies’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid2 uit 2005 en het Advies Persbeleid3 van het Stimuleringsfonds voor de Pers uit 2008.

Een democratische samenleving die haar burgers serieus in staat wil stellen als burgers te functioneren ontkomt er niet aan te investeren in journalistieke functies van persmedia als nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming. Waar die functies voor de burgers niet goed vervuld kunnen worden of waar burgers op dit punt zelf afhaken, is het zaak zorgvuldig na te gaan waar dat aan ligt en daarbij te investeren in (experimenten met) nieuwe – of nieuwe combinaties van bestaande – producten, diensten, markten, organisatieprocessen en dergelijke.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft besloten voor 2010 EUR 8 miljoen beschikbaar te stellen via het Stimuleringsfonds voor innovatieprojecten van de perssector, waarvan een kwart voor lokale en regionale initiatieven4, later opgehoogd tot 50 procent5. Dit is vervolgens door de Tweede Kamer geaccordeerd6.

In 2010 en 2011 is door het Stimuleringsfonds voor een totaalbedrag van EUR 8.241.070 aan innovatieve projecten toegewezen, waarvan EUR 4.465.755 voor lokale en regionale journalistieke activiteiten (54%).

Voor 2012 zijn door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen extra middelen beschikbaar gesteld voor innovatieve projecten. Voor de Tijdelijke subsidieregeling persinnovatie 2012 wordt geput uit de reguliere middelen die door de Minister van OCW jaarlijks aan het Stimuleringsfonds ter beschikking worden gesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met de hier genoemde activiteiten wordt invulling gegeven aan de aanbeveling van de Commissie Brinkman om een aantal speerpunten voor de toekenning en besteding van de middelen te benoemen, waaronder de expliciet door de Commissie Brinkman genoemde innovatieve projecten in de regio (onderdeel e van lid 1) en crossmediale concepten en toepassingen (onderdeel b van lid 1). Deze speerpunten zijn in 2011 getoetst bij organisaties uit de mediasector en dat heeft geleid tot de suggestie om meer focus in de te subsidiëren activiteiten aan te brengen door deze aan twee of meer criteria te laten voldoen. Het Stimuleringsfonds heeft besloten deze aanbeveling over te nemen om daarmee het innovatieve karakter van de in te dienen projecten te vergroten. Verder heeft het Stimuleringsfonds in 2011 op basis van de projecten waaraan subsidie is verleend en in overleg met de sector een aantal thema’s vastgesteld: verdienmodellen, sociale media, regionale samenwerking, hyperlokale journalistiek, datajournalistiek en nieuwe platforms (voornamelijk tablets). De te subsidiëren activiteiten zijn zodanig aangescherpt dat deze thema’s duidelijker naar voren komen. Voor de regionale samenwerking ten aanzien van de nieuwsvoorziening wordt een aparte subsidieregeling in het leven geroepen dat een budget heeft van tenminste de helft van deze subsidieregeling om daarmee tegemoet te komen aan de wens van de kamer.

Artikel 2

Naar analogie van subsidieverlening aan uitgevers van persorganen op grond van de Mediawet 2008, staat de regeling in principe alleen open voor organisaties die rechtspersoonlijkheid hebben verkregen of uitzicht daarop hebben. Voor kleine projecten tot EUR 50.000 wordt hierop een uitzondering gemaakt om geen drempels op te werpen voor het indienen van kleinschalige innovatieve projecten. Om die reden is voor deze projecten ook geen accountantsverklaring nodig, zoals genoemd in artikel 10 van de regeling.

Artikel 4

Indachtig de aanbevelingen van de Commissie, dient het einddoel van het project geformuleerd te worden in termen van te realiseren innovaties, implementeerbare diensten en toepassingen. Naar aanleiding van overleggen met de perssector is dit artikel aangescherpt en dient ook de haalbaarheid en de effecten op de eigen organisatie en andere partijen in de perssector te worden weergegeven.

Artikel 6

De regeling staat open voor innovatieve projecten die gericht zijn op journalistieke producten, diensten of werkwijzen. Hieronder valt een breed scala aan journalistieke functies, op het gebied van nieuwsgaring, nieuwsduiding en opinievorming over de maatschappelijke actualiteit, mede in het belang van politieke meningsvorming. De regeling is bedoeld om innovatie in de persbedrijfstak te stimuleren en is daarmee niet alleen bestemd voor (uitgevers van) gedrukte media. De projecten kunnen ook betrekking hebben op bijvoorbeeld de audiovisuele media, internetproducten, mobiele dragers, of combinaties daarvan (crossmediale projecten).

Bij de toewijzing van aanvragen in 2010 en 2011 heeft het Stimuleringsfonds bij de subsidietoewijzing het matchingprincipe toegepast, waarbij het Stimuleringsfonds ervan uitging dat de subsidieaanvragers de helft van het benodigde bedrag zelf aan het project zouden bijdragen. Dit uitgangspunt zal ook voor de toewijzing van aanvragen op grond van de Persinnovatieregeling 2012 worden gehanteerd.

Artikel 8

Aangezien de te subsidiëren activiteiten vanuit publieke middelen worden gefinancierd, dienen de resultaten in principe ten goede te komen aan de persbedrijfstak in zijn geheel. In overleg met de aanvrager wordt een passende manier gevonden voor een te publiceren voortgangs- en eindrapportage van elk project waaruit anderen lering kunnen trekken.

De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de pers, G.W. Noomen.


X Noot
1

Den Haag, 23 juni 2009.

X Noot
2

Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstbestendig mediabeleid, WRR, Den Haag 2005.

X Noot
3

Stimuleringsfonds voor de Pers, Advies Persbeleid, Den Haag 2008.

X Noot
4

Kabinetsreactie op het advies van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 777, nr. 18.

X Noot
5

Algemeen overleg met de Tweede Kamer, 19 november 2009.

X Noot
6

Debat over Mediabegroting-2010, Tweede Kamer, 30 november 2009.

Naar boven