Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 april 2012, nr. DL/380610, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging voor Bekwaamheid van het management en professionalisering onderwijspersoneel in het middelbaar beroepsonderwijs en AOC’s, exclusief de VO-afdeling (Regeling aanvullende bekostiging bekwaamheid van het management en professionalisering onderwijspersoneel Middelbaar Beroepsonderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder u, van de Regeling overige OCW-subsidies;

Besluit:

1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. beroepsonderwijs:

middelbaar beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de WEB;

d. instelling:

regionaal opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de WEB, een vakinstelling als bedoeld in artikel 1.3.2a van de WEB, een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de WEB en instellingen als bedoeld in artikel 12.3.8 en artikel 12.3.9;

e. AOC:

agrarisch opleidingscentrum;

f. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een instelling, bedoeld in artikel 1.1.1, onder w, ad 1 en 2, van de WEB.

g. bestuursakkoord:

op 22 november 2011 gesloten Bestuurakkoord tussen werkgevers in het mbo, verenigd in de MBO Raad en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over verdere professionalisering van medewerkers in het mbo.

2. HOOFDLIJNEN

Artikel 2. Doelomschrijving

De minister verstrekt vanaf 2012 aanvullende middelen aan het bevoegd gezag met als doel de uitvoering van de afspraken in het bestuursakkoord ten aanzien van:

  • a. Bekwaamheid van het management;

  • b. Professionalisering van het onderwijspersoneel;

  • c. Kwaliteitsverbetering HRM-beleid

Artikel 3. Beschikbare middelen

  • 1. De minister stelt voor de versterking van de bekwaamheid van het management en de kwaliteitsverbetering van het HRM-beleid van de instellingen voor het kalenderjaar 2012 aanvullende middelen beschikbaar ter hoogte van € 5.080.000,– (inclusief € 200.000,– voor AOC’s). Voor 2013 is het bedrag vastgesteld op € 7.015.000,– (inclusief € 300.000,– voor AOC’s).

  • 2. De minister stelt voor de professionalisering van het onderwijspersoneel van de instellingen voor het kalenderjaar 2012 aanvullende middelen beschikbaar ter hoogte van € 10.160.000,– (inclusief € 400.000,– voor AOC’s). Voor 2013 is het bedrag vastgesteld op € 14.025.000,– (inclusief € 600.000,– voor AOC’s).

Artikel 4. Berekening aanvullende bekostiging

De aanvullende middelen, bedoeld in artikel 2, worden over de daarvoor in aanmerking komende instellingen verdeeld naar rato van de exploitatiekosten van het betreffende begrotingsjaar, zoals berekend op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB.

Artikel 5. Betaling

  • 1. De aanvullende middelen voor 2012 en 2013 worden ambtshalve verstrekt.

  • 2. Het betaalbaar stellen van de aanvullende middelen bedoeld in het eerste lid, zal voor 2012 in mei van het desbetreffende jaar plaatsvinden. In 2013 zal dit in maandelijkse gelijke termijnen betaalbaar worden gesteld.

3. VERANTWOORDING

Artikel 6. Verantwoording

De verantwoording van de aanvullende middelen geschiedt conform het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onder a, van de Regeling overige OCW-subsidies.

Artikel 7. Monitor en evaluatie

De minister zal de voortgang, het bereikte effect dan wel het bereikte resultaat van deze aanvullende bekostiging onderzoeken.

Artikel 8. Informatieplicht

  • 1. Het bevoegd gezag is verplicht om uiterlijk 15 mei 2012 bij programmamanagement MBO15-Kwaliteit een plan van aanpak in te dienen waarin in elk geval is opgenomen wat de uitgangssituatie is en op welke wijze en met welk resultaat het bevoegd gezag het aan het bevoegd gezag verbonden onderwijspersoneel in staat stelt zich, in de periode 2012-2015, verder te professionaliseren.

  • 2. Het bevoegd gezag is verplicht om aan de minister of aan een daartoe door of vanwege de minister aangewezen persoon of instantie alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor uitvoering van het in het in artikel 7 genoemde onderzoek en aanvullende onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.

  • 3. De inlichtingen worden verstrekt binnen een door de minister of door een in het eerste lid bedoelde persoon of instantie te stellen redelijke termijn.

  • 4. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang zijn voor vaststelling van de aanvullende middelen. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2014, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft voor lopende bezwaren en beroepen en verantwoording van de verplichtingen.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging bekwaamheid van het management en professionalisering onderwijspersoneel Middelbaar Beroepsonderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling komt voort uit het bestuursakkoord, dat de staatssecretaris op 22 november 2011 gesloten heeft met de werkgeversorganisatie MBO Raad, namens de leden. Binnen dit bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van verdere professionalisering van medewerkers in het mbo. Dit op basis van de volgende professionaliseringsstappen zijnde bekwaamheid van het management, professionalisering van het onderwijspersoneel en kwaliteitsverbetering van het HRM-beleid. In de regeling worden middelen beschikbaar gesteld aan ROC’s, vakinstellingen en AOC’s (exclusief het vo-deel). Instellingen zullen een afzonderlijke brief ontvangen met een verdere uitleg van de gemaakte afspraken in het bestuurakkoord en wat dit voor de instellingen betekent en wat van de instellingen wordt verwacht.

Administratieve Lasten

Bij de voorbereiding van deze ministeriële regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten. OCW voorziet voor deze regeling in verband met de monitor binnen de regeling (2012), de evaluatie (2013) en de verantwoording in de jaarrekening en de jaarverslaglegging een lichte verhoging van het administratieve lastenbedrag ten opzichte van de huidige situatie. Door aan te sluiten bij de reguliere systematiek blijft de verhoging van de administratieve lasten tot een absoluut minimum beperkt.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelomschrijving

In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt tussen de staatssecretaris en de MBO Raad, namens de leden, over de (verdere) invulling van bekwaamheid van het management, professionalisering van het onderwijspersoneel en kwaliteitsverbetering van het HRM-beleid binnen de instellingen. Door middel van een plan van aanpak dienen instellingen invulling te gegeven aan de eerder genoemde afspraken.

a. Bekwaamheid van het management

In 2012 wordt door de MBO Raad een competentieprofiel ontwikkeld voor het management. In dit profiel komen de specifieke mbo-aspecten tot uiting, zowel de beheersmatige als de onderwijskundige, waaronder in ieder geval leiderschap. Aan de hand van dit profiel zullen uiterlijk 1 oktober 2012 door de MBO Raad voor alle managers de onderhoudseisen worden vastgesteld. Alle instellingen scholen hun managers op basis van deze onderhoudseisen. Hiermee wordt zo snel mogelijk gestart in 2012.

b. Professionalisering van onderwijspersoneel

Vanaf 2011 nemen alle instellingen in hun plan van aanpak op hoe en met welk resultaat zij hun onderwijspersoneel in de periode 2012-2015 in staat zullen stellen zich verder te professionaliseren.

c. Kwaliteitsverbetering HRM-beleid

Instellingen verbeteren hun HRM-beleid door het structureel voeren van functionerings-, beoordelings- en contextgesprekken en het onderhouden van bekwaamheidsdossiers. In 2013 is er op dit punt een toename van 18% naar 50%.

In de plannen van aanpak wordt kwaliteitsontwikkeling binnen en tussen teams en instellingen vormgegeven. Onder meer door middel van peer review en kennismanagement.

De begeleiding van beginnende leraren is in 2013 aantoonbaar verbeterd.

Artikel 3 Beschikbare middelen

In de regeling zijn twee subsidieplafonds. In 2012 zal in totaal een bedrag van € 15.240.000,– beschikbaar worden gesteld voor de aanvullende bekostiging van de in artikel 2 genoemde afspraken uit het bestuursakkoord in de mbo-sector. Binnen dit bedrag wordt voor AOC’s (exclusief het eventuele VO-deel) het bedrag van € 600.000,– vrijgemaakt. In 2013 zal in totaal een bedrag van € 21.040.000,– beschikbaar worden gesteld. Binnen dit bedrag wordt voor AOC’s (exclusief het eventuele VO-deel) het bedrag van € 900.000,– vrijgemaakt.

Voor beide totaalbedragen geldt dat een derde van bovengenoemde middelen bestemd is voor het verbeteren van de bekwaamheid van het management en de kwaliteitsverbetering van het HRM-beleid. Tweederde van de middelen is bestemd voor verdere professionalisering van het onderwijspersoneel in de mbo-sector. Het is mogelijk om van deze onderverdeling af te wijken als maatwerk op instellingsniveau dit vraagt. Instellingen kunnen het gebruik van een andere onderverdeling toelichten in hun plan van aanpak (zie toelichting artikel 8).

Gedurende de periode van de regeling zal er een monitor/evaluatie plaatsvinden om zicht te houden of de beoogde resultaten worden behaald (zie toelichting artikel 7). Het al dan niet beschikbaar stellen van middelen na 2013 is afhankelijk van de behaalde tussenresultaten. Financiering na 2013 zal plaatsvinden door middel van de prestatiebox.

Artikel 5 Betaling

In mei 2012 zal het bedrag van het betreffende jaar aan de instellingen betaalbaar worden gesteld. Het beschikbaar te stellen bedrag in 2013 zal in maandelijkse gelijke termijnen betaalbaar worden gesteld. Vanaf 2014 zal het dan beschikbaar te stellen bedrag worden opgenomen in het betaalritme van de prestatiebox.

Artikel 6 Verantwoording

Overeenkomstig de Regeling overige OCW-subsidies en de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen aanvullende bekostiging in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte aanvullende bekostiging is een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk.

Artikel 7 Monitor en evaluatie

In aanvulling op de financiële verantwoording van de besteding van de aanvullende bekostiging en met het oog op de monitor, is informatie gewenst over het bereikte resultaat. Daarom is hierover een afzonderlijk artikel in de regeling opgenomen.

De in artikel 2 beschreven professionaliseringsafspraken zijn gericht op maatwerk per instelling. Er zal, naast het sectorniveau, ook op instellingsniveau bekeken worden of instellingen in het plan van aanpak voldoende invulling geven aan eerder genoemde afspraken. Door instellingen wordt momenteel invulling gegeven aan het actieplan MBO. Instellingen rapporten hierover aan MBO15-Kwaliteit. In het verlengde hiervan zal MBO15-Kwaliteit het eerder genoemde plan van aanpak beoordelen en rapporteren over de realisatie van de professionaliseringsplannen. Medio 2012 en medio 2013 rapporteert MBO15-Kwaliteit aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de aanpak en de resultaten tot dan toe. Aan de hand van onder meer de monitor zal worden beslist over (eventuele bijstelling van) vervolgfinanciering.

Artikel 8 Informatieplicht

Instellingen dienen, als onderdeel van het onderzoek dat rond het bestuursakkoord en deze regeling wordt uitgevoerd, voor 15 mei 2012 een gedegen en ambitieus plan van aanpak in bij MBO15-Kwaliteit. In dit plan geven instellingen aan wat hun uitgangssituatie is en hoe en met welk resultaat zij hun onderwijspersoneel in de periode 2012-2015 in staat zullen stellen zich verder te professionaliseren, de bekwaamheid van het management en het HRM-beleid verbeteren. Dit plan van aanpak wordt beoordeeld door MBO15-Kwaliteit. Afhankelijk van het plan voert MBO15-Kwaliteit indien nodig aanvullende gesprekken met de betreffende instellingen en rapporteert daarover aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Instellingen verplichten zich MBO15-Kwaliteit te voorzien van de juiste informatie ten aanzien van de professionaliseringsdoelstellingen, zodat MBO15-Kwaliteit in staat is tot het maken van een rapportage welke medio 2012 en medio 2013 aan het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap wordt aangeboden.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De middelen die zijn gemoeid met deze regeling worden verstrekt op grond van een tijdelijke regeling. Doelstelling is, afhankelijk van de behaalde resultaten, om de middelen in 2014 op te nemen in binnen de prestatiebox. De inwerkingtredingdatum van de regeling wijkt af van de vaste verandermomenten die gelden voor nieuwe regelingen. Hiervoor is gekozen om de middelen zo spoedig mogelijk beschikbaar te stellen aan de instellingen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

Naar boven