Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2012, 6669 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2012, 6669 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf C24/9 Eritrea Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Eritrea. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.
De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van november 2011 over de situatie in Eritrea (zie de website van het Ministerie van BuZa).
Ten aanzien van asielzoekers uit Eritrea geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.
Toetsing van het asielrelaas vindt conform C2/2.4 plaats aan de hand van het land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft, niet aan de hand van het land waar de vreemdeling laatstelijk heeft verbleven. Hierbij is van belang dat de huidige Eritrese nationaliteitsverordening qua regelgeving onvolledig is en ruimte biedt voor verschillende interpretaties. De Eritrese autoriteiten gaan daarom momenteel noodgedwongen pragmatisch om met de huidige nationaliteitsverordening.
Bij personen met de Ethiopische nationaliteit wordt Ethiopië als land van herkomst beschouwd, ook indien een vreemdeling daar nimmer heeft verbleven. Een (langdurig) verblijf van een persoon met de Ethiopische nationaliteit in Eritrea vormt blijkens het algemeen ambtsbericht voor Ethiopië geen reden om deze persoon bij terugkeer de toegang tot Ethiopië te ontzeggen.
Indien aannemelijk is dat de Eritrese autoriteiten betrokkene beschouwen als Eritrees burger, wordt van de Eritrese nationaliteit uitgegaan.
Ten aanzien van personen van gemengde afkomst met de Eritrese nationaliteit geldt, dat de situatie in Eritrea geen aanleiding vormt om personen van gemengde afkomst reeds op grond van die afkomst op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Indien op grond van het individuele relaas blijkt dat ondervonden discriminatie een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert, dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren, is het beleid zoals neergelegd in C2/2.5 van toepassing.
Personen die aannemelijk hebben gemaakt wegens hun geloofsovertuiging gegronde vrees te hebben voor vervolging, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.
In het geval een beroep wordt gedaan op discriminatie door medeburgers is C2/2.5 van toepassing.
Indien Eritrese asielzoekers zich hier te lande bekeren, is C2/2.6 van toepassing.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat het in Eritrea verboden is om politieke campagnes te voeren. Het is mogelijk dat personen die ervan verdacht worden aanhanger van een oppositionele beweging te zijn, bij terugkeer de aandacht van de Eritrese autoriteiten trekken. Zij zouden mogelijk problemen (arrestatie en detentie) kunnen ondervinden. Hetzelfde geldt voor hun familieleden. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt dat arrestatie en detentie in Eritrea vaak tamelijk arbitrair lijken te gebeuren.
Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag omdat hij aanhanger is van een oppositionele beweging of vanwege politieke activiteiten, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij aanhangers van partijen die zich bedienen van gewelddadige methodes wordt steeds beoordeeld of deze activiteiten mogelijk aanleiding zijn om toepassing te geven aan artikel 1F Vluchtelingenverdrag.
Het algemene beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3 is van toepassing.
Geweld tegen vrouwen en meisjes, met name huiselijk geweld en verkrachting, komt veelvuldig voor in Eritrea. Er bestaat de mogelijkheid tot het inroepen van mediation en het inschakelen van de rechter. Dit komt in de praktijk echter vrijwel niet voor. Verkrachting geldt als een misdrijf. Niet duidelijk is of verkrachting binnen het huwelijk strafbaar is. Er wordt niet of nauwelijks aangifte gedaan van seksueel geweld.
Vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor geweldpleging in Eritrea, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Ten aanzien van de mogelijkheid van het inroepen van bescherming van de autoriteiten zal in zijn algemeenheid de aanwezigheid van bescherming niet snel kunnen worden aangenomen, tenzij uit individuele omstandigheden dan wel uit algemene bron kan worden afgeleid dat het inroepen van bescherming daadwerkelijk soelaas kan bieden.
Hoewel genitale verminking sinds maart 2007 in Eritrea verboden is, komt dit overal in het land en in vrijwel alle gemeenschappen voor. De leeftijd waarop FGM in Eritrea wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de etnische groep waartoe men hoort. Veelal ondergaan meisjes van vijf jaar of jonger FGM. Met inachtneming van hetgeen hieromtrent bekend is uit algemene bron, wordt beoordeeld of er gelet op de leeftijd en de etniciteit sprake is van een aannemelijk beroep op vrees voor vrouwenbesnijdenis.
Indien een meisje of vrouw nog niet besneden is en dit in haar land van herkomst niet kan ontlopen, kan sprake zijn van een reëel risico voor een schending van artikel 3 EVRM. In die situatie kan op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend.
Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming. Een vestigingsalternatief binnen Eritrea wordt in beginsel niet aanwezig geacht.
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat dienstplichtontduikers, dienstweigeraars en deserteurs in de praktijk niet worden berecht, ook niet door de militaire rechtbank. In plaats daarvan worden zij zonder proces bestraft.
Voor de beoordeling of de vreemdeling in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel omdat er sprake is van een onevenredige of discriminatoire bestraffing, wordt niet (enkel) gekeken naar de theoretische strafmaten, maar wordt tevens de praktijk meegewogen.
Indien er grond is voor het oordeel dat de vreemdeling het leger heeft verlaten in het kader van een demobilisatieprogramma, officieel is afgezwaaid of is vrijgesteld van de dienstplicht (bijvoorbeeld om medische redenen), is niet aannemelijk dat de asielzoeker een reëel risico loopt in de zin van artikel 3 EVRM.
Indien de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt uit het leger te zijn gedeserteerd, komt hij in beginsel op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Indien contra-indicaties in de weg staan aan verlening van de vergunning, kan vanwege de absolute bescherming van artikel 3 EVRM evenwel geen sprake zijn van uitzetting naar het land van herkomst.
In het geval van dienstweigeraars en dienstplichtontduikers geldt dat zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning indien zij aannemelijk maken dat zij op grond van hun dienstweigering of dienstplichtontduiking in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan. Indien contra-indicaties in de weg staan aan verlening van de vergunning, kan vanwege de absolute bescherming van artikel 3 EVRM evenwel geen sprake zijn van uitzetting naar het land van herkomst.
Hierbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens het ambtsbericht van de Minister van BuZa vrouwen dienstplichtig zijn in de leeftijd tussen 18 en 27 jaar (ongehuwd of gehuwd, met of zonder kinderen en van welke religie dan ook). In de praktijk zouden vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, tijdelijk worden ontzien. Het komt echter ook voor dat vrouwen ouder dan 27 jaar zich beroepen op het ontwijken van de dienstplicht. Indien een vrouw boven de genoemde leeftijd Eritrea heeft verlaten en toch aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van haar dienstweigering of dienstontduiking in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat, wordt de asielaanvraag niet afgewezen op de enkele grond dat zij niet (meer) binnen de dienstplichtige categorie valt. In dat geval is het hierboven beschreven beleid van toepassing. Wel dient specifiek aandacht te worden besteed aan de verklaringen van de vreemdelinge op dit punt.
Het Eritrese Wetboek van Strafrecht (Eritrean Transitional Penal Code) verbiedt expliciet het verrichten van seksuele handelingen met iemand van hetzelfde geslacht. De formele strafmaat voor deze handelingen is tien dagen tot drie jaar gevangenisstraf. In de praktijk komt het hoogst zelden tot een juridische vervolging en strafoplegging. Zaken die wel tot juridische vervolging leiden, worden in strikte beslotenheid afgewikkeld. Indien een Eritrese asielzoeker die zich beroept op discriminatie vanwege homoseksualiteit, aannemelijk kan maken dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren, dan kan de vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Voor zover bekend krijgen homoseksuelen geen bescherming van de overheid tegen discriminatie en eventueel geweld. Derhalve wordt niet verlangd dat homoseksuelen zich bij voorkomende problemen tot de autoriteiten wenden voor bescherming.
Jaarlijks vlucht een groot aantal Eritreeërs illegaal de grens met Soedan en Ethiopië over. Uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat er verschillende berichten zijn van illegaal uitgereisde personen die na terugkeer direct werden opgepakt en voor korte of langere tijd zijn gedetineerd. In beginsel loopt iedereen die Eritrea illegaal uitreist een risico. Bepaalde groepen, zoals politieke opposanten, journalisten, dienstplichtontduikers, deserteurs en personen die een ‘nieuwe’ religie aanhangen, lopen bij illegale uitreis een verhoogd risico. Zij worden in de regel zwaarder gestraft.
Indien een vreemdeling illegaal is uitgereisd, wordt in beginsel aangenomen dat hij bij terugkeer naar Eritrea een risico loopt op behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM en kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, behoudens de gebruikelijke contra-indicaties.
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Eritrea geen bijzonderheden.
Asielzoekers uit Eritrea komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.2 is van toepassing.
Eritrea wordt niet beschouwd als veilig derde land.
Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.
Uit het algemeen ambtsbericht blijkt niet dat iemand die legaal is uitgereisd bij terugkeer een reëel risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 EVRM. Er kan door de Eritrese autoriteiten mogelijk een onderzoek worden ingesteld en betrokkene kan, afhankelijk van het onderzoeksresultaat, vervolgens worden ondervraagd en een geldboete moeten betalen.
Indien de vreemdeling het land legaal heeft verlaten, komt hij bij de beoordeling in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van gegronde vrees voor vervolging of risico op 3 EVRM-schending, tenzij er individuele gronden zijn om een vergunning te verlenen.
Uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat vreemdelingen die gedwongen terugkeren naar Eritrea, bij terugkeer de kans lopen op gevangenschap (voor onbepaalde tijd), mishandeling en foltering (soms de dood tot gevolg hebbend).
Gedwongen terugkeer van vreemdelingen naar Eritrea zal niet plaatsvinden. Aangenomen wordt dat bij gedwongen terugkeer, zowel na legale als na illegale uitreis, een risico op schending van artikel 3 EVRM aanwezig is.
Uitgangspunt is dat een vreemdeling die legaal, met toestemming van de Eritrese autoriteiten, is uitgereisd, zelfstandig kan terugkeren. Van hen wordt verwacht dat zij, indien de aanvraag wordt afgewezen, zelfstandig terugkeren. Bij deze groep zal dan ook niet op voorhand worden aangenomen dat bij terugkeer naar Eritrea sprake is van een schending van artikel 3 EVRM.
Voor Amv’s is adequate opvang in Eritrea voorhanden.
Traditioneel worden alleenstaande minderjarigen door familie opgevangen. De familie heeft de functie van een sociaal vangnet. Indien plaatsing bij familie niet mogelijk is, kunnen de minderjarigen in groepshuizen worden geplaatst. Kinderen in de leeftijdscategorie van vijf tot achttien jaar kunnen in deze groepshuizen verblijven. De groepshuizen functioneren goed en de kwaliteit is naar lokale maatstaven gemeten acceptabel. Daarnaast bestaat er momenteel één door de overheid beheerd weeshuis in Eritrea. Kinderen kunnen in een weeshuis terecht indien zij in de leeftijdscategorie vallen van nul tot en met vier jaar. Vervolgens worden zij overgebracht naar een van de groepshuizen.
Amv’s van Eritrese nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor Amv’s. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 26 maart 2012
De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in november 2011 een algemeen ambtsbericht over Eritrea uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van september 2010 tot en met november 2011. Het ambtsbericht heeft aanleiding gegeven tot de volgende wijziging van het beleid.
Het verschijnen van het algemeen ambtsbericht van 30 november 2011 en uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2011 (201103597/1/v2) heeft tot gevolg dat een artikel 3 EVRM-risico aangenomen moet worden voor iedere Eritreeër die gedwongen terugkeert naar Eritrea. Wel blijft zelfstandige terugkeer mogelijk voor personen die legaal zijn uitgereisd.
Hieruit volgt dat uitzettingen van vreemdelingen naar Eritrea niet kunnen plaatsvinden.
Eritreeërs die asiel aanvragen en illegaal zijn uitgereisd worden, behoudens contra-indicaties, in beginsel in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid onder b Vw, voor zover zij niet voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid onder a Vw, in aanmerking komen.
Legaal uitgereisde Eritreeërs komen niet op voorhand in aanmerking voor vergunningverlening op grond van artikel 3 EVRM-risico’s, tenzij er individuele gronden zijn om een vergunning te verlenen.
Indien de Eritrese vreemdeling zich niet aan zijn vertrekplicht houdt, is bewaring met het oog op uitzetting naar Eritrea op dit moment niet mogelijk. Hierdoor wordt de bij de Terugkeerrichtlijn ingestelde terugkeerprocedure toegepast en verblijft de vreemdeling dus zonder geldige reden om niet terug te keren, illegaal op het Nederlandse grondgebied. Vervolging uit hoofde van het inreisverbod – inclusief een eventuele detentie – is dan juridisch mogelijk. Verder zal de vreemdeling niet langer in aanmerking komen voor opvang en andere verstrekkingen.
De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-6669.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.