Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 maart 2012, nr. WJZ/373717 (10136), houdende vaststelling van de bedragen personele bekostiging primair onderwijs voor het schooljaar 2012–2013 en het aanpassen van de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2012–2013 (Regeling bekostiging personeel PO 2012–2013 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2012–2013)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde en tiende lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 35, tweede lid, en 56a, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B16b, B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO en artikel 8a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WVO;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WPO:

Wet op het primair onderwijs;

b. WEC:

Wet op de expertisecentra;

c. basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

d. speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

e. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;

f. schoolgewicht:

schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;

g. cumi-leerling:

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;

h. instelling:

instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de WEC;

i. REC:

Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de WEC;

j. formatiebasisbedrag:

formatiebasisbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;

k. formatieleeftijdsbedrag:

formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;

l. samenvoeging van scholen:

per 1 augustus gerealiseerde samenvoeging van twee of meer gelijksoortige scholen als bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WEC;

m. vestiging:

hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

n. ambulant begeleide leerling:

een leerling als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onder b, van de WEC dan wel een leerling als bedoeld in artikel 70a van de WPO dan wel een leerling als bedoeld in artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een leerling, die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en voor wie op basis van artikel 28c van de WEC een leerlinggebonden budget beschikbaar is;

o. BRON:

het basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 178b van de WPO.

HOOFDSTUK 2 VASTSTELLING BEDRAGEN EN LANDELIJK GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD

Paragraaf 1. Basisscholen

Artikel 2. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2011 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,42 jaar

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 57.058,12

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 71.544,97.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:

    • a. formatiebasisbedrag: € 27.290,99

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 736,45.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:

     

    Bedrag per leerling

    Verhogingsbedrag

    a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar

    € 1.623,81

    € 43,82

    b. leerlingen vanaf 8 jaar

    € 1.129,85

    € 30,49

  • 4. De genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid zijn verlaagd met 0,724% op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

  • 5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%.

Artikel 3. Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen en bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

23, eerste lid, (zeer kleine scholen)

€ 91.033,30

€ 1.983,04

24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)

€ 58.697,46

€ 1.583,96

24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag)

€ 406,64

€ 10,97

28, eerste lid, (schoolgewicht boa)

€ 1.372,74

€ 37,04

28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied)

€ 1.667,00

 
Artikel 4. Vaststelling aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en groei

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Bedrag

3a, vierde lid, (aanvang bekostiging)

€ 11.924,16

29, vierde lid, (groei)

€ 2.778,74

Artikel 5. Vaststelling aanvullende bekostiging schoolleiding

Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 17.546,85 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 32.033,70. In deze bedragen is een toeslag van € 3.060 begrepen ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur.

Artikel 6. Vaststelling bekostiging zorgvoorzieningen en bedragen bij overdracht

Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Bedrag

31, eerste lid, (zorgvoorzieningen)

€ 147,02

31, tweede lid, (extra zorgvoorz. swv zonder sbao)

€ 4.057,04

32, eerste lid, (overdracht bij toename)

€ 2.803,95

32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv)

€ 4.007,41

33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober)

€ 6.811,36

Artikel 7. Vaststelling bedragen personele bekostiging LGF

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van basisscholen vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het her te besteden basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. Dove kinderen

€ 12.432,96

€ 11.080,61

b. Slechthorende kinderen

€ 6.053,87

€ 4.928,05

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 6.053,87

€ 4.928,05

d. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 6.053,87

€ 4.255,77

e. Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 6.053,87

€ 4.255,77

f. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 6.053,87

€ 4.255,77

g. cluster 4

€ 6.053,87

€ 4.255,77

h. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

Doof en zeer moeilijk lerend

€ 12.432,96

€ 4.928,05

Doof en blind

€ 12.432,96

€ 4.928,05

Slechthorend en zeer moeilijk lerend

€ 12.432,96

€ 4.928,05

Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

€ 12.432,96

€ 4.255,77

Artikel 8. Vaststelling bedragen bekostiging materiële instandhouding LGF

De bedragen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, worden volgens de onderstaande tabel vastgesteld.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. Dove kinderen

€ 1.118

€ 1.445

b. Slechthorende kinderen

€ 997

€ 531

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 997

€ 531

d. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 998

€ 511

e. Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 997

€ 460

f. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 941

€ 307

g. cluster 4

€ 997

€ 460

h. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

Doof en zeer moeilijk lerend

€ 997

€ 531

Doof en blind

€ 997

€ 531

Slechthorend en zeer moeilijk lerend

€ 997

€ 531

Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

€ 997

€ 460

Artikel 9. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 8.073,38

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 342,22

    B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met

    € 262,53

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 11.161,60 minus (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 76,99).

  • 3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 4.946.

  • 4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 49,38 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Artikel 10. Vaststelling bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B16b, en artikel C11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 57.058,12.

  • 2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B16g van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 17.546,85 per school.

  • 3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B16l van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 24.492,21 per school.

Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 11. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2011 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,5 jaar

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 62.034,27

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 77.305,36.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:

    • a. formatiebasisbedrag: € 26.467,93

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 857,02.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:

    • a. bedrag per leerling: € 1.196,35 en

    • b. verhogingsbedrag: € 38,74.

  • 4. De genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid zijn verlaagd met 0,724% op basis van de geschatte gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

  • 5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%.

Artikel 12. Vaststelling bedragen zorgvoorzieningen

Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:

  • a. bedrag per leerling € 1.709,83 en

  • b. verhogingsbedrag: € 55,36.

Artikel 13. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:

  • a. basisbedrag: € 1.061,36

  • b. leeftijdsbedrag: € 34,37.

Artikel 14. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 12.884,23.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 18.192,09 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 33.463,18. In deze bedragen is een toeslag van € 2.921 begrepen ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur.

Artikel 15. Vaststelling bedragen personele bekostiging LGF

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van basisscholen vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het her te besteden basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. Dove kinderen

€ 8.427,48

€ 11.080,61

b. Slechthorende kinderen

€ 2.048,39

€ 4.928,05

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 2.048,39

€ 4.928,05

d. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 2.048,39

€ 4.255,77

e. Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 2.048,39

€ 4.255,77

f. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 2.048,39

€ 4.255,77

g. cluster 4

€ 2.048,39

€ 4.255,77

h. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

Doof en zeer moeilijk lerend

€ 8.427,48

€ 4.928,05

Doof en blind

€ 8.427,48

€ 4.928,05

Slechthorend en zeer moeilijk lerend

€ 8.427,48

€ 4.928,05

Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

€ 8.427,48

€ 4.255,77

Artikel 16. Vaststelling bedragen bekostiging materiële instandhouding LGF

De bedragen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, worden volgens de onderstaande tabel vastgesteld.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. Dove kinderen

€ 901

€ 1.445

b. Slechthorende kinderen

€ 780

€ 531

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 780

€ 531

d. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 781

€ 511

e. Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 780

€ 460

f. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 724

€ 307

g. cluster 4

€ 780

€ 460

h. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

Doof en zeer moeilijk lerend

€ 780

€ 531

Doof en blind

€ 780

€ 531

Slechthorend en zeer moeilijk lerend

€ 780

€ 531

Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

€ 780

€ 460

Artikel 17. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 11.371,76

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 545,61

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 159,35

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 49,38 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 18. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen (voortgezet) speciaal onderwijs
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2011 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, veertiende lid, van de WEC, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,2 jaar

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 60.024,98

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten oop: € 36.110,64

    • d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 77.293,61.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:

    • a. formatiebasisbedrag: € 20.941,60

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 948,63.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC, is onderverdeeld naar onderwijssoort en leeftijd van leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.

    Onderwijssoort

    Bedrag per leerling

    Vermenigvuldigingsbedrag

     

    SO jonger dan 8 jaar

    SO 8 jaar en ouder

    VSO

    SO jonger dan 8 jaar

    SO 8 jaar en ouder

    VSO

    a. Dove kinderen

    € 11.680,45

    € 6.350,81

    € 6.362,41

    € 203,10

    € 200,82

    € 211,17

    b. Slechthorende kinderen

    € 8.364,15

    € 4.864,02

    € 6.582,46

    € 111,27

    € 109,76

    € 189,73

    c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

    € 8.136,65

    € 4.636,53

    n.v.t.

    € 111,27

    € 109,76

    n.v.t.

    f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

    € 10.731,71

    € 10.731,71

    € 11.313,02

    € 112,03

    € 112,03

    € 191,53

    h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

    € 9.720,50

    € 4.936,71

    € 5.908,31

    € 98,94

    € 96,86

    € 174,07

    h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

    € 7.183,31

    € 4.711,97

    € 5.478,88

    € 120,76

    € 119,72

    € 176,54

    j. Zeer moeilijk lerende kinderen

    € 5.503,70

    € 5.503,70

    € 6.042,40

    € 103,40

    € 103,40

    € 156,43

    k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

    € 7.183,31

    € 4.711,97

    € 5.478,88

    € 120,76

    € 119,72

    € 176,54

    m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

    € 7.183,31

    € 4.711,97

    € 5.478,88

    € 120,76

    € 119,72

    € 176,54

    n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

    a + j (doof en zmlk)

    € 15.887,36

    € 12.244,30

    € 10.562,49

    € 381,73

    € 380,12

    € 379,83

    a + blind (doof en blind)

    € 20.959,45

    € 15.629,81

    € 15.629,81

    € 571,74

    € 569,46

    € 569,46

    b + j (sh en zmlk)

    € 10.411,70

    € 7.746,88

    € 7.251,94

    € 189,63

    € 188,49

    € 192,57

    f + j (lg en zmlk)

    € 14.371,63

    € 14.371,63

    € 14.761,36

    € 177,30

    € 177,30

    € 195,61

  • 4. De genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid zijn verlaagd met 0,724% op basis van de geschatte gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WEC, gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, van de WEC.

  • 5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724% en de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen bedraagt ten opzichte van het schooljaar 2011–2012 –0,724%.

Artikel 19. Vaststelling vast bedrag per school en aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden

Bij aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen van het Besluit bekostiging WEC, genoemd in de eerste kolom, behoren de bedragen, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom:

Artikel

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

32, eerste lid, (vast bedrag per school)

€ 24.572,87

€ 1.113,12

41, eerste lid, (cumi-leerling oab)

€ 806,25

€ 36,52

Artikel 20. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 12.882,27.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel:

    aantal leerlingen

    SO of VSO

    SOVSO

    MG SO of VSO

    MG SOVSO

    1 tot en met 49

    € 20.291,63

    € 20.291,63

    € 37.560,26

    € 37.560,26

    50 of meer

    € 37.560,26

    € 54.828,89

    € 37.560,26

    € 54.828,89

    In deze bedragen is een toeslag van € 3.023 begrepen ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur.

Artikel 21. Vaststelling aanvullende bekostiging voor ambulante begeleiding in verband met terugplaatsing

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 39, van het Besluit bekostiging WEC, is per onderwijssoort en afhankelijk van terugplaatsing naar basisonderwijs of overige onderwijssectoren, weergegeven in onderstaande tabel.

Onderwijssoort

Terugplaatsing naar basisonderwijs

Terugplaatsing naar voortgezet onderwijs of opleiding als bedoeld in art. 7.2.2, eerste lid, onder a en b, van de WEB

 

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

a. Dove kinderen

€ 3.962,15

€ 179,48

€ 1.826,11

€ 82,72

b. Slechthorende kinderen

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.826,11

€ 82,72

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

a + j (doof en zmlk)

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

a + blind (doof en blind)

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

b + j (sh en zmlk)

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

f + j (lg en zmlk)

€ 1.782,13

€ 80,73

€ 1.193,67

€ 54,07

Artikel 22. Aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding
  • 1. Bevoegde gezagsorganen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel a, van de WEC, die bestaat uit een basisbedrag, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de school op de teldatum.

  • 2. Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in het eerste lid, is onderverdeeld naar speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede naar onderwijssoort, weergegeven in onderstaande tabel:

    Onderwijssoort

    SO

    VSO

     

    Basisbedrag

    Leeftijdsbedrag

    Basisbedrag

    Leeftijdsbedrag

    a. Dove kinderen

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 255,49

    € 11,57

    b. Slechthorende kinderen

    € 238,73

    € 10,81

    n.v.t.

    n.v.t.

    c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

    € 240,83

    € 10,91

    n.v.t.

    n.v.t.

    f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

    € 1.034,52

    € 46,86

    € 224,08

    € 10,15

    h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

    € 10,47

    € 0,47

    n.v.t.

    n.v.t.

    h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

    € 62,82

    € 2,85

    € 106,80

    € 4,84

    j. Zeer moeilijk lerende kinderen

    € 25,13

    € 1,14

    n.v.t.

    n.v.t.

    k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

    € 62,82

    € 2,85

    € 106,80

    € 4,84

    m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

    € 62,82

    € 2,85

    € 106,80

    € 4,84

    n. Meervoudig gehandicapte kinderen

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

Artikel 23. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de Wet op de expertisecentra, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B+C’, waarin:

    A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met de bedragen in de tabel genoemd het tweede lid;

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 124,68;

    C = het aantal ambulant begeleide leerlingen, vermenigvuldigd met € 174,90.

  • 2.

    • De onder A genoemde bedragen zijn afhankelijk van de onderwijssoort:

    Onderwijssoort

    SO

    VSO

    a. Dove kinderen

    € 1.063,47

    € 1.063,47

    b. Slechthorende kinderen

    € 800,25

    € 901,54

    c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

    € 783,39

    n.v.t.

    f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

    € 928,43

    € 1.029,69

    h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

    € 783,39

    € 884,67

    h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

    € 800,25

    € 884,67

    j. Zeer moeilijk lerende kinderen

    € 783,39

    € 800,25

    k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

    € 800,25

    € 884,67

    m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

    € 800,25

    € 884,67

    n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

    a + j (doof en zmlk)

    € 1.501,20

    € 1.501,20

    a + blind (doof en blind)

    € 1.978,41

    € 1.978,41

    b + j (sh en zmlk)

    € 1.012,84

    € 1.029,69

    f + j (lg en zmlk)

    € 1.141,01

    € 1.157,88

  • 3. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 49,38 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 4. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 118 van de WEC.

Artikel 24. Vergoeding regionaal expertisecentrum

De vergoeding voor een regionaal expertisecentrum en de bedragen per school en per leerling, bedoeld in artikel 56a, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC worden aangepast tot respectievelijk € 31.964 en € 10.694 per school en € 182 per leerling.

Paragraaf 4. Instellingen voor visueel gehandicapte leerlingen

Artikel 25. Vaststelling bedragen
  • 1. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, tiende lid, van de WEC is € 1.143,41 en € 51,80.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de WEC is per instelling weergegeven in onderstaande tabel.

    (Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen)

    Instelling

    Bedrag

    Visio Onderwijsinstellingen Noord

    25GP

    € 2.150.613,63

    Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

    25GR

    € 6.529.865,19

    Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden

    25HD

    € 3.979.353,56

    Onderwijsinstelling Sensis

    25HE

    € 8.246.324,83

Artikel 26. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen, bestaat uit het in onderstaande tabel opgenomen bedrag per instelling.

(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen)

Instelling

Bedrag

Visio Onderwijsinstellingen Noord

25GP

€ 73.244,87

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

25GR

€ 260.381,23

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden

25HD

€ 178.025,03

Onderwijsinstelling Sensis

25HE

€ 350.077,09

HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE BEKOSTIGING SCHOOLJAAR 2012–2013

Paragraaf 1

Artikel 27. Aanwezigheid schipperskinderen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2013 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

    Aantal schipperskinderen

    Bedrag personeel

    Bedrag MI

    3 tot en met 6

    € 12.432,96

    € 388,41

    7 tot en met 10

    € 18.486,83

    € 582,71

    11 tot en met 14

    € 24.546,40

    € 776,82

    15 tot en met 18

    € 30.600,27

    € 971,12

    En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met

    € 6.053,87

    € 194,30

  • 3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

    • c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • e. de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren.

  • 4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2013.

Artikel 28. Aanwezigheid zigeunerkinderen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2013 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op 1 oktober 2011 voor bekostiging is meegeteld;

    • c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2013.

Artikel 29. Aanwezigheid van leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar:

    • a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en

    • b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld,

    ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging, indien de aanvraag voor 1 oktober 2012 is ontvangen.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen op 1 oktober 2011 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;

    • c. het aantal leerlingen op 1 oktober 2011 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 30. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving;

    • c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 31. Toename aantal asielzoekerskinderen
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: vreemdeling die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, en die ingeschreven staat op een school en deze geregeld bezoekt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2013 sprake is van een toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2012–2013, dan wel bij gebreke daarvan, op 1 oktober 2011, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2011;

    • c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen, zoals bedoeld in het tweede lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2011–2012, dan dient dit tevens te worden vermeld;

    • d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.

  • 4. Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, die wordt ontvangen na 1 juli 2013, wordt afgewezen.

  • 5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2012–2013 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2012. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.

  • 7. De bekostiging bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 1.272,40 voor personeel en € 39,84 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 32. Eerste opvang vreemdelingen
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. vreemdeling:

    leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    b. school:

    bekostigde school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een bekostigde school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het EG-verdrag in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 4. De bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:

    • a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;

    • b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;

    • c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die binnen vier weken na de peildatum door DUO moet zijn ontvangen.

  • 5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 10.134.

  • 6. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102-002, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;

    • c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;

    • d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 8. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.544,80 voor personeel en € 79,68 voor materiële instandhouding welke bedragen worden vermenigvuldigd met 4/12.

Artikel 33. Aanwezigheid visueel gehandicapte leerlingen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een visueel gehandicapte leerling is ingeschreven die begeleiding ontvangt van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen en waarvoor geen leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per leerling de in de tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

    Soort handicap

    Bijzondere bekostiging voor personeel

    Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

    Blinde leerling

    € 12.432,96

    € 1.258,18

    Slechtziende leerling

    € 6.053,87

    € 1.064,07

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na de maand waarin de leerling via het persoonsgebonden nummer geregistreerd is in BRON.

  • 4. Indien de in het eerste lid bedoelde leerling voor bekostiging in aanmerking komt, ontvangt het bevoegd gezag de bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum van registratie in BRON waaruit blijkt dat de leerling op de basisschool is ingeschreven en de begeleiding door een instelling voor visueel gehandicapten is begonnen. Indien de registratie in BRON samenvalt met de eerste schooldag of eerder, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van 1 augustus 2012.

Artikel 34. Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen

Aan het bestuur van de centrale dienst van een samenwerkingsverband dan wel, indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, het bevoegd gezag, waarvan de som der schoolgewichten van de scholen binnen het samenwerkingsverband 26 of meer is, wordt een bedrag van € 90,76 per schoolgewicht toegekend.

Artikel 35. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4
  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.

  • 2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 30.780,81 en € 462,19 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.

  • 3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Veiligheid en Justitie, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, de aanvullende bekostiging op grond van de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC, en, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 12.752,33 voor personeel en € 1.314,38 voor materiële instandhouding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 36. Zeer moeilijk lerende kinderen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een zeer moeilijk lerende leerling is ingeschreven waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien de leerling is geplaatst in groep 3 of hoger.

  • 2. Deze bekostiging wordt ambtshalve toegekend indien uit de registratie in BRON blijkt dat de zmlk-leerling in groep 3 of hoger is geplaatst.

  • 3. De toekenning van de bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt na de eerste toekenning elk schooljaar automatisch toegekend zolang de leerling op de school staat ingeschreven.

  • 4. Indien de leerling wordt teruggeplaatst naar groep 2 stopt de toekenning met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand van terugplaatsing.

  • 5. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 6.373,39 per leerling en de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 302,00 per leerling.

Artikel 37. Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme

Regionale expertisecentra ontvangen ten behoeve van de opvang en begeleiding van leerlingen met autisme bijzondere bekostiging welke is gebaseerd op de toekenning voor het schooljaar 2006–2007 en aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 18, vijfde lid.

Paragraaf 2. Bijzondere bekostiging bij samenvoeging

Artikel 38. Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van basisscholen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding, berekend op grond van het derde en vierde lid.

  • 2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

  • 4. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

    Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

  • 5. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelkosten wordt toegekend.

Artikel 39. Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs
  • 1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding berekend op grond van het derde lid.

  • 2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

    Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

  • 4. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelkosten wordt toegekend.

Artikel 40. Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding berekend op grond van het derde en vierde lid.

  • 2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.

  • 4. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

    Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.

  • 5. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelkosten wordt toegekend.

HOOFDSTUK 4. GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD EN BETAALRITME

Artikel 41. Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd

  • 1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.

  • 2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.

  • 3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.

  • 4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

  • 5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.

Artikel 42. Betaalritme

  • 1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

  • 2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 2, 3, 5, 10, eerste en tweede lid, 11, 12, 13, 14, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, 21, 22 en 25 vindt plaats op grond van de volgende percentages:

    Augustus

    6,91%

    September

    6,91%

    Oktober

    6,91%

    November

    6,91%

    December

    6,91%

    Januari

    10,25%

    Februari

    9,20%

    Maart

    9,20%

    April

    9,20%

    Mei

    9,20%

    Juni

    9,20%

    Juli

    9,20%

HOOFDSTUK 5. AANPASSING VAN DE BEDRAGEN LEERLINGGEBONDEN BUDGET IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2012–2013

Artikel 43. Leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2012–2013

  • 1. De bedragen, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WVO worden met ingang van 1 augustus 2011 aangepast volgens de onderstaande tabel.

    Toelaatbaar verklaard tot (voortgezet) speciaal onderwijs aan/van:

    Bedrag LWOO/PRO exclusief her te besteden bedragen

    Bedrag overig VO exclusief her te besteden bedragen

    Her te besteden bedrag personele bekostiging

    Her te besteden bedrag materiële bekostiging

    a. dove kinderen

    € 2.469,08

    € 3.203,94

    € 5.234,18

    € 580

    b. slechthorende kinderen

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 3.385,41

    € 224

    c. lichamelijk gehandicapte kinderen

    € 1.616,66

    € 3.203,94

    € 4.519,88

    € 421

    d. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 2.923,22

    € 246

    e. zeer moeilijk lerende kinderen

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 2.923,22

    € 134

    f. cluster 4

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 2.923,22

    € 246

    g. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

    Doof en zeer moeilijk lerend

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 3.385,41

    € 285

    Doof en blind

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 3.385,41

    € 285

    Slechthorend en zeer moeilijk lerend

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 3.385,41

    € 285

    Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

    € 1.587,26

    € 3.203,94

    € 2.923,22

    € 246

  • 2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, in de eerste twee kolommen met bedragen, worden in de maand augustus 2013 uitbetaald.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 44. Intrekking andere regeling

De Regeling in mindering brengen uitkeringen wordt ingetrokken.

Artikel 45. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 44, dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2012.

  • 2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2012–2013 en vervalt met ingang van 1 augustus 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.

Artikel 46. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO 2012–2013 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2012–2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

I. Algemeen

De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.

1. Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen

1.1 Intrekken van de Regeling in mindering brengen uitkeringen (IMBU-regeling)

De IMBU-regeling (de Regeling in mindering brengen uitkeringen) wordt met ingang van 1 augustus 2012 ingetrokken. Dit betekent dat de procedure rond de vervangingskosten bij zwangerschap, WAO, WIA, de Ziektewet en WAZO wordt vereenvoudigd. De Regeling IMBU gaf invulling aan het bepaalde in artikel 137, vijfde lid van de WPO. Door intrekken van de regeling IMBU wordt nu in de Regeling Bekostiging aangegeven op welke manier de minister de inkomsten die het bevoegd gezag dan wel het bestuur van de centrale dienst direct of indirect geniet vanwege uitkeringen of toelagen waarop door het personeel aanspraak kan worden gemaakt terugvordert. Dat gebeurt door een korting op de genormeerde gemiddelde personeelslast. De korting is gebaseerd op de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen. Deze verlaging komt ten laste van de opslag voor het Vervangingsfonds.

In de huidige situatie ontvangen schoolbesturen een uitkering of toelage van het UWV voor personeelsleden die afwezig zijn wegens zwangerschapsverlof of die vallen onder de WAO, WIA, de Ziektewet of de WAZO. Daarnaast declareren zij de vervangingskosten voor personeelsleden met zwangerschapsverlof of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid bij het Vervangingsfonds. Vervolgens vordert OCW via de IMBU-regeling de UWV-uitkering weer terug van de schoolbesturen. Het ontvangen geld wordt door OCW ingezet voor de opslag voor het Vervangingsfonds in de prijzen voor de personele bekostiging.

Door het intrekken van de IMBU-regeling en het schrappen van de vergoeding van dit soort verlof door het Vervangingsfonds, hoeft het schoolbestuur minder administratieve stappen te zetten. Het schoolbestuur ontvangt de UVW-uitkering en kan deze gebruiken voor vervangingskosten. De uitkering van het UWV mogen de schoolbesturen behouden en zal niet meer worden teruggevorderd door OCW. Daar staat tegenover dat in deze gevallen geen vervangingskosten meer kunnen worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds. Daarom zal de premie voor het Vervangingsfonds omlaag gaan en zijn de gemiddelde personeelslasten verlaagd. Deze verlaging is in artikel 2, vierde lid, artikel 11, vierde lid, en artikel 18, vierde lid, opgenomen en betekent in feite een verlaging van de opslag voor het Vervangingsfonds.

1.2 Groeiregeling (v)so

Zoals is aangekondigd in de Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2011–2012 is de groeiregeling uit artikel 35 van die regeling met ingang van 1 januari 2012 komen te vervallen. In het schooljaar 2012–2013 kunnen (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling dus geen aanspraak meer maken op bijzondere bekostiging in verband met groei van het aantal leerlingen. Dit betreft een voorgenomen maatregel die onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel passend onderwijs.

1.3 Bijzondere bekostiging bij samenvoeging

De artikelen in hoofdstuk 3, paragraaf 2, waarin de bijzondere bekostiging wegens samenvoeging is geregeld, zijn aangepast. Voorheen ontving een bevoegd gezag in het eerste jaar na samenvoeging 100% en in het tweede jaar nog 50% van het verschil in personele bekostiging (en 100% van het verschil in toeslag voor de schoolleiding) als bijzondere bekostiging. Dat is nu uitgebreid naar vijf jaar. In het eerste jaar na samenvoeging ontvangt men 100% van het verschil in bekostiging. In het tweede tot en met vijfde jaar na samenvoeging wordt dat stapsgewijs afgebouwd van 80% tot 20% van het totale verschil in bekostiging (dus inclusief de toeslag voor de schoolleiding).

2. Voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs

In verband met de voorgenomen maatregelen in het kader van de volledige invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs met ingang van 1 augustus 2013 dienen de scholen/instellingen er rekening mee te houden dat vanaf die datum een aantal veranderingen kunnen plaatsvinden. Tot aan 1 augustus 2013 blijft de huidige landelijke indicatiestelling van kracht. De voorgenomen veranderingen hebben betrekking op enerzijds de taakstelling passend onderwijs en anderzijds het nieuwe stelsel passend onderwijs.

2.1 Taakstelling passend onderwijs

Leerlinggebonden financiering (LGF) (Artikel 7, 8, 15, 16 en 43):

  • Voor cluster 1 treedt geen wijziging op in het deel van het budget dat is gemoeid met ambulante begeleiding. De middelen die beschikbaar zijn voor de bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte leerling op een basisschool (artikel 33) zullen per 1 augustus 2013 (direct bij invoering van passend onderwijs) overgaan naar de instellingen voor cluster 1. De middelen die beschikbaar zijn voor de bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte leerling op een school voor voortgezet onderwijs zullen per 1 januari 2014 overgaan naar de instellingen voor cluster 1, aangezien deze regeling op kalenderjaar gaat. Voor de periode tussen 1 augustus 2013 en 1 januari 2014 is er sprake van een overgangssituatie.

  • Voor cluster 2 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem passend onderwijs naar de nieuw te vormen instellingen voor cluster 2. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct bij invoering van passend onderwijs) in principe over naar de instellingen voor cluster 2. Het geld voor ambulante begeleiding blijft bij de instellingen voor cluster 2. Hier vindt geen bezuiniging plaats op de ambulante begeleiding aan dove en slechthorende kinderen. Voor leerlingen met ernstige spraaktaal moeilijkheden (esm) is er sprake van een verlaging van het budget voor ambulante begeleiding met 57%. Deze verlaging vindt in twee stappen plaats. De eerste helft van de bezuiniging per 1 augustus 2013 en de tweede helft per 1 augustus 2014.

  • Voor cluster 3 en 4 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem passend onderwijs naar de regionale samenwerkingsverbanden. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct bij invoering van passend onderwijs) over naar de regionale samenwerkingsverbanden. In schooljaar 2013/2014 gaat het resterende geld voor ambulante begeleiding (na de eerste stap van bezuiniging op de ambulante begeleiding) nog naar het (v)so. Op het moment dat het samenwerkingsverband in dit schooljaar al afspraken heeft gemaakt over de overdracht van personeel met alle (v)so scholen waar het ambulante begeleiding van ontving, gaat het geld voor ambulante begeleiding naar het samenwerkingsverband (opting out). In schooljaar 2014/2015 gaat het resterende geld voor ambulante begeleiding (na bezuiniging) naar het samenwerkingsverband passend onderwijs. Het samenwerkingsverband heeft, als er geen afspraken zijn gemaakt over het overnemen van personeel voor de resterende middelen, een herbestedingsverplichting voor deze middelen bij de (v)so scho(o)l(en) waar men eerder ambulante begeleiding van ontving. Het budget voor ambulante begeleiding wordt met 57% verlaagd. Deze verlaging vindt in twee stappen plaats. De eerste helft van de bezuiniging per 1 augustus 2013 en de tweede helft per 1 augustus 2014.

  • Voor het MBO geldt dat zowel het schooldeel van de rugzak als de middelen voor ambulante begeleiding voor studenten met een (voormalige) cluster 3 of 4 indicatie per 1 augustus 2013 aan het gehandicaptenbudget van de MBO-instellingen worden toegevoegd. Vanaf dat moment kunnen de instellingen zelf bepalen hoe zij de begeleiding aan de leerlingen die dat nodig hebben, vormgeven. De middelen voor ambulante begeleiding van cluster 1-deelnemers blijft onderdeel van het budget van de cluster 1-instellingen. De aanvullende bekostiging op grond van de Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 2010–2012 wordt per 1 januari 2014 toegevoegd aan het genoemde gehandicaptenbudget van de mbo-instellingen. Voor cluster 2 geldt: het schooldeel van de rugzak wordt toegevoegd aan het gehandicaptenbudget. De middelen voor ambulante begeleiding van de cluster 2-studenten gaat naar de instellingen voor cluster 2. Deze instellingen verzorgen dan de begeleiding voor dove en slechthorende studenten in het mbo. Op de middelen voor lgf en ambulante begeleiding in het MBO vindt geen bezuiniging plaats.

Verlaging bekostiging (voortgezet) speciaal onderwijs (artikel 18):

Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging van het (v)so verlaagd. Deze korting op de bekostiging wordt over alle onderwijssoorten gelijkmatig gespreid. Hiertoe wordt het personele deel van de ondersteuningsbekostiging verlaagd. Deze verlaging komt overeen met het verhogen van de groepsgrootte met 10%.

Cumi-regeling voor (v)so-scholen (artikel 19):

Op 1 augustus 2013 wordt de cumi-regeling voor (v)so-scholen geheel afgeschaft.

Preventieve en terugplaatsing ambulante begeleiding (artikel 21 en 22):

Op 1 augustus 2013 worden de bedragen voor Preventieve ambulante begeleiding en Terugplaatsingsbegeleiding geheel afgeschaft.

Personeels- en arbeidsmarktbeleid (artikel 23):

Op 1 augustus 2013 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd ten aanzien van twee onderdelen:

  • het bedrag per cumi-leerling wordt afgeschaft.

  • het bedrag per ambulant begeleide leerling wordt afgeschaft.

Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd ten aanzien van één onderdeel:

  • het bedrag per leerling wordt voor alle onderwijssoorten SO en VSO verlaagd overeenkomstig de verlaging van de bedragen per leerling (artikel 18).

Expertisebekostiging en LGF garantiebekostiging:

Op 1 augustus 2013 wordt de expertisebekostiging en de lgf garantiebekostiging verminderd met 10%.

Vergoeding regionaal expertisecentrum (artikel 24):

Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en komt deze vergoeding te vervallen.

(Bijzondere) groeiregelingen (voortgezet) speciaal onderwijs:

Met ingang van 1 augustus 2012 komen de (bijzondere) groeiregelingen voor het (v)so te vervallen. Dit betekent dat er vanaf 1 augustus 2012 geen groeitellingen meer plaatsvinden.

Groeiregeling voor (V)SO scholen met leerlingen uit een residentiële instelling (artikel 35 in de Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2011–2012):

Met ingang van 1 augustus 2012 is dit artikel komen te vervallen.

Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor cluster 4 (artikel 35):

Met ingang van 1 augustus 2014 wordt het bedrag per leerling, bedoeld in het vierde lid, verlaagd conform de verlaging voor cluster 4 scholen.

Zmlk-leerlingen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool (artikel 36):

Met ingang van 1 augustus 2013 wordt het bedrag per leerling voor deze vorm van bijzondere en aanvullende bekostiging afgeschaft.

Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme (artikel 37):

Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en wordt deze vorm van bijzondere bekostiging afgeschaft.

2.2 Nieuw systeem zorgbekostiging

Met de invoering van passend onderwijs zal voor ‘zware zorg’ een nieuw, gebudgetteerd, bekostigingssysteem worden geïntroduceerd op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Dit systeem vervangt de huidige (openeinde) bekostigingssystematiek voor het (v)so en de leerlinggebonden financiering. Om deze systematiek mogelijk te maken wordt er een onderscheid gemaakt tussen basiskosten (de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en ondersteuningskosten. Dit onderscheid is er nu al voor bijvoorbeeld het speciaal basisonderwijs. Iedere school krijgt op deze manier vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling.

Samenwerkingsverbanden passend onderwijs krijgen, net als nu, de beschikking over de huidige middelen voor lichte zorg. De bekostigingssystematiek voor die middelen blijft ongewijzigd: zowel de bepaling van de omvang van het budget per samenwerkingsverband als de toewijzing verandert niet. Naast het budget voor ‘lichte’ ondersteuning, krijgen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs een normatief ondersteuningsbudget voor zware ondersteuning. De omvang van dit ondersteuningsbudget wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband. Ieder samenwerkingsverband krijgt dus naar rato evenveel. Uitgangspunt hierbij is dat van een populatie leerlingen altijd een bepaald (gemiddeld) percentage extra ondersteuning nodig heeft en dat dit percentage niet verschillend is per regio. In het samenwerkingsverband wordt bepaald op welke wijze dit ondersteuningsbudget wordt ingezet om invulling te geven aan de zorgplicht. Verwijzingen naar het (v)so, aparte klassen, extra ondersteuning in de reguliere klas: het zijn allemaal mogelijkheden die betaald kunnen worden uit het ondersteuningsbudget. Inschrijving in het (v)so is pas mogelijk na instemming van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband is dus zelf budgetbeheerder van zijn ‘lumpsum’ ondersteuningsbudget. De kosten voor plaatsing in het (v)so worden door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) verrekend met het ondersteuningsbudget en rechtstreeks toegekend aan het (v)so.

Samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben dus de mogelijkheid om, rekening houdend met de situatie, tot een optimale inzet van het beschikbare totale ondersteuningsbudget te komen, zodat voor alle leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod kan worden gerealiseerd.

De bekostiging van een aantal doelgroepen valt niet binnen dit nieuwe systeem voor zorgbekostiging via de samenwerkingsverbanden. Het betreft de bekostiging van visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen en leerlingen op vestigingen die onderwijs verzorgen in JJI’s en GJI’s.

2.3 Nieuw systeem visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen

Er zijn maar weinig instellingen voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1). Deze instellingen werken volgens een landelijke gebudgetteerde systematiek om hun expertise te borgen en uit te bouwen. De situatie voor de auditief en/of communicatief beperkte leerlingen (cluster 2) is vergelijkbaar. Daarom worden de huidige cluster 2 scholen omgezet naar instellingen. Deze instellingen zullen ook gaan werken volgens dezelfde systematiek als cluster 1. Dit betekent dat de instellingen een basisbekostiging ontvangen voor elke ingeschreven leerling die onderwijs volgt binnen de instelling. Daarnaast ontvangen die instellingen een vast budget aanvullende bekostiging dat jaarlijks bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het totale budget voor aanvullende bekostiging wordt gemaximeerd. Uit het aanvullende budget kunnen de instellingen de kosten betalen voor extra ondersteuning en begeleiding voor leerlingen, zowel voor diegenen die onderwijs volgen binnen de instelling als voor diegenen die staan ingeschreven bij een reguliere school voor po of vo. Binnen het budget voor aanvullende bekostiging kunnen ook uitgaven vallen voor de ondersteuning van dove leerlingen in reguliere scholen door doventolken. Uit het aanvullende budget kan in enkele bijzondere situaties ook internaatsbekostiging mogelijk gemaakt worden.

2.4 Nieuw systeem leerlingen in JJI’s en GJI’s

De bekostiging voor leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdzorginstellingen (GJI) blijft ongewijzigd (plaatsbekostiging) en valt niet onder de nieuwe systematiek. Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn afspraken gemaakt over de bekostiging van deze plaatsen. Dit blijft ongewijzigd. Wel zal het bedrag per leerling worden verlaagd conform de verlaging voor het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen.

Voor meer informatie over de voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs verwijs ik u naar http://www.passendonderwijs.nl.

3. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen

3.1 Beperking van wijzigingen

De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.

3.2 Clustering van regelingen

Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen te komen. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar 2012–2013 worden in deze regeling vastgesteld.

Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging kan worden aangevraagd.

4. Bijzondere situaties

4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt.

Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.

  • Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.

  • Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2012–2013.

  • Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.

  • Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.

  • Aanvragen ontvangen na 1 juli 2013 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.

4.2 Basisscholen

Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO.

4.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:

  • Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.

4.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.931,43 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.

4.5 Procedure

Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:

  • het brinnummer van de school;

  • waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;

  • voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;

  • bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;

  • bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.

Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102-002. Dit formulier is te downloaden via www.duo.nl. Met ingang van september 2010 is het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.

5. Opbouw en werking van de regeling

Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2012–2013. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.

6. Administratieve lasten

De wijzigingen in deze regeling leiden in vergelijking met voorgaande jaren niet tot meer administratieve lasten.

7. Prijsaanpassingen

Door de intrekking van de IMBU-regeling zijn de prijzen met 0,724% verlaagd. Dit is de enige aanpassing ten opzichte van de vastgestelde prijzen voor het schooljaar 2011–2012.

In het voorjaar van 2012 zal worden vastgesteld of de afgesproken doelstellingen voor de functiemix in 2011 gehaald zijn. Dan zal voor het schooljaar 2012–2013 ook de resterende oploop 2012 en volgende jaren worden toegekend.

De opslag voor het Vervangingsfonds wordt door de intrekking van de IMBU-regeling per 1 augustus 2012 verlaagd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten. De opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.

II. Artikelsgewijs

Artikel 28

Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor deze bekostiging wordt aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele bekostiging in 2012–2013 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1 oktober 2011 aanwezige zigeunerkinderen.

Artikel 29

Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zijn de aparte gewichten (0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel bijzondere bekostiging aan te vragen.

Artikel 30

De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een “Blijf van mijn lijf huis”. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.

Artikel 31

Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland bepalend.

Artikel 33

De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen die begeleiding ontvangen van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.

Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend. Op de eerste schooldag van het schooljaar 2012–2013 wordt er vanuit het Onderwijsnummer bekeken of een bevoegd gezag in aanmerking komt voor bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen. De bekostiging gaat in op de 1e van de maand volgend op de datum inschrijving dan wel de indicatie door de VGK instelling (mits op tijd aangeleverd). Indien de registratie in BRON op een later tijdstip dan de eerste schooldag plaatsvindt, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de registratie heeft plaatsgevonden. Dit houdt tevens in dat een registratie die na 30 juni in het schooljaar heeft plaatsgevonden niet meer leidt tot bijzondere en aanvullende bekostiging voor dat schooljaar.

Artikel 36

De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in groep 3 of hoger behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd. Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend.

Artikel 38, 39 en 40

Het aantal jaren bijzondere bekostiging wegens samenvoeging is uitgebreid van 2 naar 5 jaar. Scholen die per 1 augustus 2011 zijn samengevoegd en volgens de oude regeling in het schooljaar 2012–2013 nog voor 50% van het verschil in personele kosten en voor 100% het verschil in directietoeslag zouden ontvangen, gaan nu over op de nieuwe systematiek. In 2012–2013 ontvangen zij 80% van het totale verschil in personele bekostiging, in 2013–2014 nog 60% enz.

Voor de scholen die op 1 augustus 2010 of eerder zijn samengevoegd, eindigt de oude regeling per 1 augustus 2012 of is al eerder geëindigd. Zij kunnen dan ook géén aanspraak maken op deze gewijzigde regeling.

Artikel 42

Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren op de scholen te continueren, waren in de regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar 2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften zijn gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC.

Artikel 43

De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon, afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, etc.).

Uit het verleden blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden van het schooljaar 5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de laatste 7 maanden van het voorgaande schooljaar 6,12% meer ontvangen dan op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus 34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen worden voldaan.

In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus tot en met december van het volgende schooljaar.

Artikel 44

De regeling in mindering brengen uitkeringen wordt met ingang van 1 augustus 2012 ingetrokken. Dat betekent dat de tot en met juli 2012 ontvangen uitkeringen nog worden verrekend en dus gemeld moeten worden. Alle uitkeringen die vanaf 1 augustus 2012 worden ontvangen zullen niet meer worden verrekend en hoeven dus ook niet meer opgegeven te worden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven