De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde
lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117,
vierde en tiende lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid,
van de Wet op de expertisecentra, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging
van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de
Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging
in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a van
het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31,
35, tweede lid, en 56a, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B16b,
B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende bevolking
WPO en artikel 8a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
1. Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
1.1 Intrekken van de Regeling in mindering brengen uitkeringen (IMBU-regeling)
De IMBU-regeling (de Regeling in mindering brengen uitkeringen) wordt met ingang van
1 augustus 2012 ingetrokken. Dit betekent dat de procedure rond de vervangingskosten
bij zwangerschap, WAO, WIA, de Ziektewet en WAZO wordt vereenvoudigd. De Regeling
IMBU gaf invulling aan het bepaalde in artikel 137, vijfde lid van de WPO. Door intrekken
van de regeling IMBU wordt nu in de Regeling Bekostiging aangegeven op welke manier
de minister de inkomsten die het bevoegd gezag dan wel het bestuur van de centrale
dienst direct of indirect geniet vanwege uitkeringen of toelagen waarop door het personeel
aanspraak kan worden gemaakt terugvordert. Dat gebeurt door een korting op de genormeerde
gemiddelde personeelslast. De korting is gebaseerd op de gemiddelde inkomsten waarop
de bevoegd gezagsorganen, gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen
of toelagen. Deze verlaging komt ten laste van de opslag voor het Vervangingsfonds.
In de huidige situatie ontvangen schoolbesturen een uitkering of toelage van het UWV
voor personeelsleden die afwezig zijn wegens zwangerschapsverlof of die vallen onder
de WAO, WIA, de Ziektewet of de WAZO. Daarnaast declareren zij de vervangingskosten
voor personeelsleden met zwangerschapsverlof of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
bij het Vervangingsfonds. Vervolgens vordert OCW via de IMBU-regeling de UWV-uitkering
weer terug van de schoolbesturen. Het ontvangen geld wordt door OCW ingezet voor de
opslag voor het Vervangingsfonds in de prijzen voor de personele bekostiging.
Door het intrekken van de IMBU-regeling en het schrappen van de vergoeding van dit
soort verlof door het Vervangingsfonds, hoeft het schoolbestuur minder administratieve
stappen te zetten. Het schoolbestuur ontvangt de UVW-uitkering en kan deze gebruiken
voor vervangingskosten. De uitkering van het UWV mogen de schoolbesturen behouden
en zal niet meer worden teruggevorderd door OCW. Daar staat tegenover dat in deze
gevallen geen vervangingskosten meer kunnen worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds.
Daarom zal de premie voor het Vervangingsfonds omlaag gaan en zijn de gemiddelde personeelslasten
verlaagd. Deze verlaging is in artikel 2, vierde lid, artikel 11, vierde lid, en artikel
18, vierde lid, opgenomen en betekent in feite een verlaging van de opslag voor het
Vervangingsfonds.
1.2 Groeiregeling (v)so
Zoals is aangekondigd in de Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing
bedragen leerlinggebonden budget VO 2011–2012 is de groeiregeling uit artikel 35 van
die regeling met ingang van 1 januari 2012 komen te vervallen. In het schooljaar 2012–2013
kunnen (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling dus geen aanspraak
meer maken op bijzondere bekostiging in verband met groei van het aantal leerlingen.
Dit betreft een voorgenomen maatregel die onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel
passend onderwijs.
1.3 Bijzondere bekostiging bij samenvoeging
De artikelen in hoofdstuk 3, paragraaf 2, waarin de bijzondere bekostiging wegens
samenvoeging is geregeld, zijn aangepast. Voorheen ontving een bevoegd gezag in het
eerste jaar na samenvoeging 100% en in het tweede jaar nog 50% van het verschil in
personele bekostiging (en 100% van het verschil in toeslag voor de schoolleiding)
als bijzondere bekostiging. Dat is nu uitgebreid naar vijf jaar. In het eerste jaar
na samenvoeging ontvangt men 100% van het verschil in bekostiging. In het tweede tot
en met vijfde jaar na samenvoeging wordt dat stapsgewijs afgebouwd van 80% tot 20%
van het totale verschil in bekostiging (dus inclusief de toeslag voor de schoolleiding).
2. Voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs
In verband met de voorgenomen maatregelen in het kader van de volledige invoering
van het nieuwe stelsel passend onderwijs met ingang van 1 augustus 2013 dienen de
scholen/instellingen er rekening mee te houden dat vanaf die datum een aantal veranderingen
kunnen plaatsvinden. Tot aan 1 augustus 2013 blijft de huidige landelijke indicatiestelling
van kracht. De voorgenomen veranderingen hebben betrekking op enerzijds de taakstelling
passend onderwijs en anderzijds het nieuwe stelsel passend onderwijs.
2.1 Taakstelling passend onderwijs
Leerlinggebonden financiering (LGF) (Artikel 7, 8, 15, 16 en 43):
-
• Voor cluster 1 treedt geen wijziging op in het deel van het budget dat is gemoeid
met ambulante begeleiding. De middelen die beschikbaar zijn voor de bijzondere bekostiging
in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte leerling op een basisschool
(artikel 33) zullen per 1 augustus 2013 (direct bij invoering van passend onderwijs)
overgaan naar de instellingen voor cluster 1. De middelen die beschikbaar zijn voor
de bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte
leerling op een school voor voortgezet onderwijs zullen per 1 januari 2014 overgaan
naar de instellingen voor cluster 1, aangezien deze regeling op kalenderjaar gaat.
Voor de periode tussen 1 augustus 2013 en 1 januari 2014 is er sprake van een overgangssituatie.
-
• Voor cluster 2 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en
voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem passend onderwijs naar de nieuw te vormen
instellingen voor cluster 2. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct bij
invoering van passend onderwijs) in principe over naar de instellingen voor cluster
2. Het geld voor ambulante begeleiding blijft bij de instellingen voor cluster 2.
Hier vindt geen bezuiniging plaats op de ambulante begeleiding aan dove en slechthorende
kinderen. Voor leerlingen met ernstige spraaktaal moeilijkheden (esm) is er sprake
van een verlaging van het budget voor ambulante begeleiding met 57%. Deze verlaging
vindt in twee stappen plaats. De eerste helft van de bezuiniging per 1 augustus 2013
en de tweede helft per 1 augustus 2014.
-
• Voor cluster 3 en 4 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair
en voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem passend onderwijs naar de regionale
samenwerkingsverbanden. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct bij invoering
van passend onderwijs) over naar de regionale samenwerkingsverbanden. In schooljaar
2013/2014 gaat het resterende geld voor ambulante begeleiding (na de eerste stap van
bezuiniging op de ambulante begeleiding) nog naar het (v)so. Op het moment dat het
samenwerkingsverband in dit schooljaar al afspraken heeft gemaakt over de overdracht
van personeel met alle (v)so scholen waar het ambulante begeleiding van ontving, gaat
het geld voor ambulante begeleiding naar het samenwerkingsverband (opting out). In
schooljaar 2014/2015 gaat het resterende geld voor ambulante begeleiding (na bezuiniging)
naar het samenwerkingsverband passend onderwijs. Het samenwerkingsverband heeft, als
er geen afspraken zijn gemaakt over het overnemen van personeel voor de resterende
middelen, een herbestedingsverplichting voor deze middelen bij de (v)so scho(o)l(en)
waar men eerder ambulante begeleiding van ontving. Het budget voor ambulante begeleiding
wordt met 57% verlaagd. Deze verlaging vindt in twee stappen plaats. De eerste helft
van de bezuiniging per 1 augustus 2013 en de tweede helft per 1 augustus 2014.
-
• Voor het MBO geldt dat zowel het schooldeel van de rugzak als de middelen voor ambulante
begeleiding voor studenten met een (voormalige) cluster 3 of 4 indicatie per 1 augustus
2013 aan het gehandicaptenbudget van de MBO-instellingen worden toegevoegd. Vanaf
dat moment kunnen de instellingen zelf bepalen hoe zij de begeleiding aan de leerlingen
die dat nodig hebben, vormgeven. De middelen voor ambulante begeleiding van cluster
1-deelnemers blijft onderdeel van het budget van de cluster 1-instellingen. De aanvullende
bekostiging op grond van de Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers
WEB 2010–2012 wordt per 1 januari 2014 toegevoegd aan het genoemde gehandicaptenbudget
van de mbo-instellingen. Voor cluster 2 geldt: het schooldeel van de rugzak wordt
toegevoegd aan het gehandicaptenbudget. De middelen voor ambulante begeleiding van
de cluster 2-studenten gaat naar de instellingen voor cluster 2. Deze instellingen
verzorgen dan de begeleiding voor dove en slechthorende studenten in het mbo. Op de
middelen voor lgf en ambulante begeleiding in het MBO vindt geen bezuiniging plaats.
Verlaging bekostiging (voortgezet) speciaal onderwijs (artikel 18):
Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging van het (v)so verlaagd. Deze korting op de
bekostiging wordt over alle onderwijssoorten gelijkmatig gespreid. Hiertoe wordt het
personele deel van de ondersteuningsbekostiging verlaagd. Deze verlaging komt overeen
met het verhogen van de groepsgrootte met 10%.
Cumi-regeling voor (v)so-scholen (artikel 19):
Op 1 augustus 2013 wordt de cumi-regeling voor (v)so-scholen geheel afgeschaft.
Preventieve en terugplaatsing ambulante begeleiding (artikel 21 en 22):
Op 1 augustus 2013 worden de bedragen voor Preventieve ambulante begeleiding en Terugplaatsingsbegeleiding
geheel afgeschaft.
Personeels- en arbeidsmarktbeleid (artikel 23):
Op 1 augustus 2013 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd
ten aanzien van twee onderdelen:
Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd
ten aanzien van één onderdeel:
Expertisebekostiging en LGF garantiebekostiging:
Op 1 augustus 2013 wordt de expertisebekostiging en de lgf garantiebekostiging verminderd
met 10%.
Vergoeding regionaal expertisecentrum (artikel 24):
Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en komt deze vergoeding
te vervallen.
(Bijzondere) groeiregelingen (voortgezet) speciaal onderwijs:
Met ingang van 1 augustus 2012 komen de (bijzondere) groeiregelingen voor het (v)so
te vervallen. Dit betekent dat er vanaf 1 augustus 2012 geen groeitellingen meer plaatsvinden.
Groeiregeling voor (V)SO scholen met leerlingen uit een residentiële instelling (artikel
35 in de Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden
budget VO 2011–2012):
Met ingang van 1 augustus 2012 is dit artikel komen te vervallen.
Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan
scholen voor cluster 4 (artikel 35):
Met ingang van 1 augustus 2014 wordt het bedrag per leerling, bedoeld in het vierde
lid, verlaagd conform de verlaging voor cluster 4 scholen.
Zmlk-leerlingen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool (artikel 36):
Met ingang van 1 augustus 2013 wordt het bedrag per leerling voor deze vorm van bijzondere
en aanvullende bekostiging afgeschaft.
Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme (artikel
37):
Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en wordt deze vorm
van bijzondere bekostiging afgeschaft.
2.2 Nieuw systeem zorgbekostiging
Met de invoering van passend onderwijs zal voor ‘zware zorg’ een nieuw, gebudgetteerd,
bekostigingssysteem worden geïntroduceerd op het niveau van de samenwerkingsverbanden.
Dit systeem vervangt de huidige (openeinde) bekostigingssystematiek voor het (v)so
en de leerlinggebonden financiering. Om deze systematiek mogelijk te maken wordt er
een onderscheid gemaakt tussen basiskosten (de gemiddelde kosten voor een reguliere
leerling) en ondersteuningskosten. Dit onderscheid is er nu al voor bijvoorbeeld het
speciaal basisonderwijs. Iedere school krijgt op deze manier vanuit het Rijk de basisbekostiging
per ingeschreven leerling.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs krijgen, net als nu, de beschikking over
de huidige middelen voor lichte zorg. De bekostigingssystematiek voor die middelen
blijft ongewijzigd: zowel de bepaling van de omvang van het budget per samenwerkingsverband
als de toewijzing verandert niet. Naast het budget voor ‘lichte’ ondersteuning, krijgen
de samenwerkingsverbanden passend onderwijs een normatief ondersteuningsbudget voor
zware ondersteuning. De omvang van dit ondersteuningsbudget wordt bepaald op basis
van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband. Ieder samenwerkingsverband
krijgt dus naar rato evenveel. Uitgangspunt hierbij is dat van een populatie leerlingen
altijd een bepaald (gemiddeld) percentage extra ondersteuning nodig heeft en dat dit
percentage niet verschillend is per regio. In het samenwerkingsverband wordt bepaald
op welke wijze dit ondersteuningsbudget wordt ingezet om invulling te geven aan de
zorgplicht. Verwijzingen naar het (v)so, aparte klassen, extra ondersteuning in de
reguliere klas: het zijn allemaal mogelijkheden die betaald kunnen worden uit het
ondersteuningsbudget. Inschrijving in het (v)so is pas mogelijk na instemming van
het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband is dus zelf budgetbeheerder van
zijn ‘lumpsum’ ondersteuningsbudget. De kosten voor plaatsing in het (v)so worden
door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) verrekend met het ondersteuningsbudget en
rechtstreeks toegekend aan het (v)so.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben dus de mogelijkheid om, rekening houdend
met de situatie, tot een optimale inzet van het beschikbare totale ondersteuningsbudget
te komen, zodat voor alle leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod
kan worden gerealiseerd.
De bekostiging van een aantal doelgroepen valt niet binnen dit nieuwe systeem voor
zorgbekostiging via de samenwerkingsverbanden. Het betreft de bekostiging van visueel
en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen en leerlingen op vestigingen die
onderwijs verzorgen in JJI’s en GJI’s.
2.3 Nieuw systeem visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen
Er zijn maar weinig instellingen voor leerlingen met een visuele beperking (cluster
1). Deze instellingen werken volgens een landelijke gebudgetteerde systematiek om
hun expertise te borgen en uit te bouwen. De situatie voor de auditief en/of communicatief
beperkte leerlingen (cluster 2) is vergelijkbaar. Daarom worden de huidige cluster
2 scholen omgezet naar instellingen. Deze instellingen zullen ook gaan werken volgens
dezelfde systematiek als cluster 1. Dit betekent dat de instellingen een basisbekostiging
ontvangen voor elke ingeschreven leerling die onderwijs volgt binnen de instelling.
Daarnaast ontvangen die instellingen een vast budget aanvullende bekostiging dat jaarlijks
bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het totale budget voor aanvullende bekostiging
wordt gemaximeerd. Uit het aanvullende budget kunnen de instellingen de kosten betalen
voor extra ondersteuning en begeleiding voor leerlingen, zowel voor diegenen die onderwijs
volgen binnen de instelling als voor diegenen die staan ingeschreven bij een reguliere
school voor po of vo. Binnen het budget voor aanvullende bekostiging kunnen ook uitgaven
vallen voor de ondersteuning van dove leerlingen in reguliere scholen door doventolken.
Uit het aanvullende budget kan in enkele bijzondere situaties ook internaatsbekostiging
mogelijk gemaakt worden.
2.4 Nieuw systeem leerlingen in JJI’s en GJI’s
De bekostiging voor leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdzorginstellingen
(GJI) blijft ongewijzigd (plaatsbekostiging) en valt niet onder de nieuwe systematiek.
Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport
zijn afspraken gemaakt over de bekostiging van deze plaatsen. Dit blijft ongewijzigd.
Wel zal het bedrag per leerling worden verlaagd conform de verlaging voor het voortgezet
speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen.
Voor meer informatie over de voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering
van passend onderwijs verwijs ik u naar http://www.passendonderwijs.nl.
3. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
3.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden.
De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden
daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van
het schooljaar.
3.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle
bekostigingsregelingen te komen. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum
bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld.
Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar
2012–2013 worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
4. Bijzondere situaties
4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen
aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2012–2013.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2013 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
4.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de
aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO.
4.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort
krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een
zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld
in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele
leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort
geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden
om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
4.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.931,43 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op
4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van
de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de
berekende fte’s.
4.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102-002. Dit formulier is
te downloaden via www.duo.nl. Met ingang van september 2010 is het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in
te dienen.
5. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld
en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste
bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2012–2013.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school
het lumpsumbudget worden berekend.
6. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden in vergelijking met voorgaande jaren niet tot
meer administratieve lasten.
7. Prijsaanpassingen
Door de intrekking van de IMBU-regeling zijn de prijzen met 0,724% verlaagd. Dit is
de enige aanpassing ten opzichte van de vastgestelde prijzen voor het schooljaar 2011–2012.
In het voorjaar van 2012 zal worden vastgesteld of de afgesproken doelstellingen voor
de functiemix in 2011 gehaald zijn. Dan zal voor het schooljaar 2012–2013 ook de resterende
oploop 2012 en volgende jaren worden toegekend.
De opslag voor het Vervangingsfonds wordt door de intrekking van de IMBU-regeling
per 1 augustus 2012 verlaagd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten. De opslag voor
het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 28
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor
deze bekostiging wordt aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele
bekostiging in 2012–2013 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1
oktober 2011 aanwezige zigeunerkinderen.
Artikel 29
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zijn de aparte gewichten
(0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te
vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel bijzondere
bekostiging aan te vragen.
Artikel 30
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een “Blijf van mijn lijf huis”. De
toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 31
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is
de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland bepalend.
Artikel 33
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte
kinderen die begeleiding ontvangen van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen
behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve
worden toegekend. Op de eerste schooldag van het schooljaar 2012–2013 wordt er vanuit
het Onderwijsnummer bekeken of een bevoegd gezag in aanmerking komt voor bijzondere
bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen. De bekostiging
gaat in op de 1e van de maand volgend op de datum inschrijving dan wel de indicatie
door de VGK instelling (mits op tijd aangeleverd). Indien de registratie in BRON op
een later tijdstip dan de eerste schooldag plaatsvindt, ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend
op de datum waarop de registratie heeft plaatsgevonden. Dit houdt tevens in dat een
registratie die na 30 juni in het schooljaar heeft plaatsgevonden niet meer leidt
tot bijzondere en aanvullende bekostiging voor dat schooljaar.
Artikel 36
De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden
budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in
groep 3 of hoger behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve
worden toegekend.
Artikel 38, 39 en 40
Het aantal jaren bijzondere bekostiging wegens samenvoeging is uitgebreid van 2 naar
5 jaar. Scholen die per 1 augustus 2011 zijn samengevoegd en volgens de oude regeling
in het schooljaar 2012–2013 nog voor 50% van het verschil in personele kosten en voor
100% het verschil in directietoeslag zouden ontvangen, gaan nu over op de nieuwe systematiek.
In 2012–2013 ontvangen zij 80% van het totale verschil in personele bekostiging, in
2013–2014 nog 60% enz.
Voor de scholen die op 1 augustus 2010 of eerder zijn samengevoegd, eindigt de oude
regeling per 1 augustus 2012 of is al eerder geëindigd. Zij kunnen dan ook géén aanspraak
maken op deze gewijzigde regeling.
Artikel 42
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren
op de scholen te continueren, waren in de regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar
2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het
aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid
zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften zijn
gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC.
Artikel 43
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen
zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn
verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de
verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme
is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon,
afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, etc.).
Uit het verleden blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met
december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting
te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden van het schooljaar
5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de laatste 7 maanden van het voorgaande schooljaar
6,12% meer ontvangen dan op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus
34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen
worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding
aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur
ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt
heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus
tot en met december van het volgende schooljaar.
Artikel 44
De regeling in mindering brengen uitkeringen wordt met ingang van 1 augustus 2012
ingetrokken. Dat betekent dat de tot en met juli 2012 ontvangen uitkeringen nog worden
verrekend en dus gemeld moeten worden. Alle uitkeringen die vanaf 1 augustus 2012
worden ontvangen zullen niet meer worden verrekend en hoeven dus ook niet meer opgegeven
te worden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.