Regeling van 16 maart 2012, nr. HDPO/AR-86/12, tot wijziging van het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2007 en de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers 2005 in verband met het vaststellen van nadere regels voor buitenlandse reizen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op de artikelen 36, 76 en 121 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken;

In overeenstemming met de centrales van verenigingen van ambtenaren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24 Twaalfmaandelijkse verlofreis naar Nederland

  • 1. Per periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van de ambtenaar op de standplaats, wordt hem een vliegticket of een treinticket verstrekt overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ voor een reis, te ondernemen in die periode van twaalf maanden, van de standplaats naar Nederland vice versa voor hem en zijn gezinsleden waarvoor hij in die periode een verhoging van zijn standplaatstoelage ontvangt op grond van de artikelen 14 en 15.

  • 2. Op verzoek van de ambtenaar kan de in het eerste lid bedoelde periode door de CdP worden verlengd met een periode van ten hoogste drie maanden, mits het dienstbelang zich daartegen naar het oordeel van de CdP niet verzet. Ook ingeval van verlenging vindt vaststelling van de volgende periode(n) van twaalf maanden plaats op de in het eerste lid genoemde wijze. Indien de verzoeker de CdP zelf is, beslist diens plaatsvervanger over het ingediende verzoek.

  • 3. Indien voor de in het eerste lid bedoelde reis een vliegticket wordt verstrekt, worden tevens de eventuele kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 30 kilo.

  • 4. Indien de ambtenaar of een gezinslid in afwijking van het eerste lid de reis geheel of gedeeltelijk met de auto maakt, wordt een vergoeding van € 0,28 per gereden kilometer toegekend voor ten hoogste de kortste route tussen de standplaats en Den Haag vice versa en de noodzakelijk gemaakte kosten voor tolwegen en veerdiensten. De in de vorige volzin bedoelde vergoeding wordt toegekend voor ten hoogste twee auto’s.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde vergoeding is niet hoger dan de kosten van aankoop van het in het eerste lid bedoelde ticket, indien dit zou zijn verstrekt. De leeftijd van een afhankelijk kind wordt daarbij bepaald op de leeftijd op de dag waarop de ambtenaar zijn reis vanaf de standplaats aanvangt.

  • 6. Op de in dit artikel bedoelde voorzieningen bestaat geen aanspraak indien de plaatsing van de ambtenaar binnen de desbetreffende periode van twaalf maanden wordt of is beëindigd.

  • 7. Indien aan de ambtenaar op grond van dit artikel een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en nadien blijkt dat daarop op grond van het zesde lid geen aanspraak bestaat, worden de hierop betrekking hebbende bedragen teruggevorderd, tenzij de ambtenaar:

    • a. ten tijde van het verstrekken van het ticket respectievelijk de aanvang van de reis per auto in redelijkheid geen kennis kon hebben van de op handen zijnde beëindiging van zijn plaatsing; dan wel

    • b. naar een andere post wordt overgeplaatst, de overplaatsingsreis niet via Nederland plaatsvindt en er overigens geen redenen zijn om terug te vorderen.

B

Artikel 28, derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. Voor de in het eerste lid bedoelde reis wordt een ticket verstrekt overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ.

C

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, aanhef, komt als volgt te luiden:

Ter zake van de vergoeding van reis- en verblijfkosten bij een dienstreis in het buitenland is het Reisbesluit buitenland van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor een dergelijke reis een ticket wordt verstrekt overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ en in afwijking van het Reisbesluit buitenland:

2. Het derde lid vervalt.

D

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46 Herenigingsreis partner

  • 1. Aan de ambtenaar wiens partner vanwege een andere dan een erkende reden als bedoeld in artikel 42, tweede lid, niet op de standplaats verblijft, wordt per aaneengesloten periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van de ambtenaar op de standplaats, de mogelijkheid tot gezinshereniging geboden door middel van het verstrekken van een ticket overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ voor een reis in voornoemde periode, met inachtneming van het tweede tot en met het zesde lid.

  • 2. Het ticket heeft betrekking op het traject tussen de vaste verblijfplaats van de partner en de standplaats van de ambtenaar vice versa dan wel van de standplaats naar die vaste verblijfplaats.

  • 3. De aanspraak op tickets vervalt na afloop van de desbetreffende periode van twaalf maanden.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan op verzoek van de ambtenaar of zijn in het eerste lid bedoelde partner de in het eerste lid bedoelde reis geheel of gedeeltelijk met de auto worden gemaakt. In dat geval is artikel 24, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Op de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid bestaat geen aanspraak indien de plaatsing van de ambtenaar binnen de desbetreffende periode van twaalf maanden wordt of is beëindigd.

  • 6. Indien op grond van dit artikel een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en nadien blijkt dat daarop op grond van het vijfde lid geen aanspraak bestaat, wordt het hierop betrekking hebbende bedrag teruggevorderd, tenzij de ambtenaar ten tijde van het verstrekken van het ticket respectievelijk de aanvang van de reis per auto in redelijkheid geen kennis kon hebben van de op handen zijnde beëindiging van zijn plaatsing.

E

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53 Gezinshereniging

  • 1. Aan de ambtenaar wiens partner vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 42, tweede lid, of afhankelijk kind niet op de standplaats verblijft, wordt ten behoeve van die partner of dat kind de mogelijkheid tot gezinshereniging geboden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde mogelijkheid betreft het per periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van de ambtenaar op de standplaats, verstrekken aan de ambtenaar van ten hoogste het aantal tickets overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ dat nodig is om zijn in het eerste lid bedoelde gezinsleden in staat te stellen hem in die periode eenmaal te bezoeken. De tickets kunnen uitsluitend betrekking hebben op het traject van de vaste verblijfsplaats(en) van bedoelde gezinsleden naar de standplaats vice versa dan wel van de standplaats naar die verblijfplaats(en).

  • 3. De aanspraak op tickets vervalt zes maanden na afloop van de desbetreffende periode van zes maanden.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan op verzoek van een van de in het eerste lid bedoelde gezinsleden of de ambtenaar de in het eerste lid bedoelde reis geheel of gedeeltelijk met de auto worden gemaakt. In dat geval is artikel 24, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    • a. Op de in dit artikel bedoelde voorzieningen bestaat geen aanspraak indien binnen de desbetreffende periode van zes maanden:

      • 1°. de plaatsing wordt of is beëindigd;

      • 2°. het betrokken kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt of zal bereiken dan wel om andere redenen geen afhankelijk kind meer is of zal zijn.

    • b. Artikel 24, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. In een geval als bedoeld in artikel 1, vierde lid, kan de als enig rechthebbende aangemerkte ouder afstand doen van de aanspraak op een gezinsherenigingsreis als bedoeld in dit artikel, ten gunste van de bij een andere post geplaatste ambtenaar die tevens ouder is van het kind.

  • 7. Indien de in het tweede lid bedoelde keuze tot onevenredig hoge kosten leidt in vergelijking met alternatieve reisschema's, kan worden besloten dat ten hoogste de kosten van een passend te achten alternatief reisschema voor vergoeding in aanmerking komen.

F

In artikel 55 wordt de zinsnede ‘de in artikel 58 bedoelde voorziening’ gewijzigd in: de in artikel 57 bedoelde voorziening.

G

In artikel 56 wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 58’ telkens gewijzigd in: als bedoeld in artikel 57.

H

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57 Overplaatsingsreis

  • 1. Voor een reis die in verband met een in artikel 54, eerste lid, bedoelde omstandigheid wordt gemaakt, worden aan de ambtenaar ten behoeve van hem en zijn gezinsleden waarvoor hij op grond van de artikelen 14 en 15 een verhoging van zijn standplaatstoelage ontvangt, tickets verstrekt overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ voor het reistraject naar:

    • a. Nederland ingeval van overplaatsing van een post naar Nederland;

    • b. de volgende standplaats ingeval van overplaatsing van Nederland naar een post;

    • c. de volgende standplaats via Nederland ingeval van overplaatsing van een post naar een andere post, tenzij anders wordt beslist;

    • d. Nederland ingeval de plaatsing bij een post eindigt door beëindiging van het dienstverband, tenzij anders wordt beslist.

    De reiskosten in het land van bestemming dan wel herkomst betrekking hebbend op het traject van en naar de luchthaven respectievelijk het station worden vergoed op basis van € 0,28 per kilometer als de reis met de auto wordt gemaakt dan wel van de werkelijke kosten als de reis op andere wijze wordt gemaakt, met dien verstande dat als Nederland het land van bestemming dan wel herkomst is vergoeding van die kosten binnen Nederland plaatsvindt overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan op verzoek van de ambtenaar of een van zijn in het eerste lid bedoelde gezinsleden de reis geheel of gedeeltelijk met een auto worden gemaakt. In dat geval is artikel 24, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het aantal gereden kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt ten hoogste betreft het traject tussen:

    • a. indien de reis tussen de vorige standplaats en de volgende standplaats geheel per auto wordt afgelegd: de vorige en de volgende standplaats;

    • b. voor zover de reis tussen de vorige standplaats en Nederland per auto wordt afgelegd: de vorige standplaats en Den Haag;

    • c. voor zover de reis tussen Nederland en de volgende standplaats per auto wordt afgelegd: Den Haag en de volgende standplaats.

  • 3. Indien de partner niet tot de huishouding van de ambtenaar op de standplaats behoort, maar wel tot zijn huishouding op de volgende standplaats zal gaan behoren, wordt ten behoeve van de partner overeenkomstig het eerste en tweede lid een ticket verstrekt, dan wel een vergoeding van reiskosten toegekend, tot ten hoogste het traject van Den Haag naar de volgende standplaats van de ambtenaar.

  • 4. Indien een afhankelijk kind niet tot de huishouding van de ambtenaar op de standplaats behoort, maar wel tot zijn huishouding op de volgende standplaats zal gaan behoren, wordt ten behoeve van dat kind een ticket verstrekt, dan wel een vergoeding van reiskosten toegekend, tot ten hoogste het traject:

    • a. indien het kind onderwijs volgt buiten Nederland en de kosten van dat onderwijs op grond van deze regeling worden vergoed: van de verblijfplaats van het kind naar de volgende standplaats van de ambtenaar;

    • b. in overige gevallen: van Den Haag naar de volgende standplaats van de ambtenaar.

I

Artikel 58 vervalt

J

Artikel 59 komt te luiden:

Artikel 59 Bagage

Indien voor de overplaatsingsreis een vliegticket wordt verstrekt, worden tevens de eventuele kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 40 kilo.

K

Artikel 82, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 58’ gewijzigd in: als bedoeld in artikel 57.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. Indien een vliegticket wordt verstrekt, worden tevens de eventuele kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilo.

L

Artikel 83, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 58’ gewijzigd in: als bedoeld in artikel 57.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. Indien een vliegticket wordt verstrekt, worden tevens de eventuele kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilo.

ARTIKEL II

Artikel 4.13, tweede lid, van de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers 2005 komt te luiden:

  • 2. Indien de dienstreis per vliegtuig wordt gemaakt, geldt de overeenkomstig artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ vastgestelde reisklasse.

ARTIKEL III DATUM INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dag van bekendstelling.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 maart 2012

De Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze: de Secretaris-Generaal, E. Kronenburg.

TOELICHTING

Algemeen

Op dit moment gelden er voor personeel werkzaam op het departement in Den Haag, uitgezonden personeel en lokaal personeel nog onderling verschillende reisregels die zijn opgenomen in verschillende rechtspositieregelingen. Zo reist een uitgezonden ambtenaar die per vliegtuig een dienstreis maakt naar een naburig land altijd business class. Dit terwijl de lokale werknemer die hem op die reis vergezelt economy class moet reizen tenzij de vliegduur meer dan vijf uur is. En departementsambtenaren uitsluitend business class kunnen vliegen bij een reis naar een land buiten Europa en Noord-Afrika. Om die ongewenste verschillen te slechten is besloten tot een uniform reisbeleid te komen. In het kader van de noodzakelijke bezuinigingen is tevens besloten dat voortaan alle jaarlijkse verlofreizen in economy class moeten worden gevlogen.

Dat nieuwe reisbeleid wordt vormgegeven door de bepalingen inzake reisklasse uit de diverse verschillende regelingen te halen en overzichtelijk op te nemen in één voorschrift, te weten de Regeling buitenlandse reizen BZ. Onderhavige regeling strekt met het oog daarop tot gelijktijdige aanpassing van het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2007 (DBZV 2007) en de Rechtspositieregeling lokaal indienstgenomen werknemers (Rrlok 2005).

Artikelsgewijs

Artikel I

In het huidige DBZV 2007 is voor uitgezonden ambtenaren en in voorkomend geval ook voor hun gezinsleden per categorie reis geregeld in welke reisklasse mag worden gereisd.

In de onderdelen A tot en met E van deze regeling wordt het desbetreffende artikel waarin die reisklasse is geregeld zodanig aangepast dat daarin de aanduiding van de reisklasse verdwijnt en in de plaats daarvan wordt verwezen naar de reisklasse-indeling zoals opgenomen in artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ. Het betreft achtereenvolgens de volgende artikelen met daarin de volgende reizen:

  • artikel 24: twaalf maandelijkse verlofreis;

  • artikel 46: herenigingsreis partner;

  • artikel 53: gezinshereniging;

  • artikel 57: overplaatsingsreis.

Voor de repatriëringsreis op medisch advies (artikel 28) en voor de dienstreis (artikel 41) is tot op heden het Reisbesluit buitenland en de daarbij van toepassing zijn reisklasse in het desbetreffende artikel van overeenkomstige toepassing verklaard. Ook die artikelen zijn zodanig aangepast dat daarin nu wordt verwezen naar de klasseindeling zoals opgenomen in artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ. De reisklasse voor de vanuit de post te ondernemen reis voor het volgen van een met de functie-uitoefening samenhangende opleiding is thans opgenomen in artikel 41, derde lid. Bij deze regeling komt dat lid te vervallen omdat ook voor die reizen de reisklasse wordt opgenomen in artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de indeling van artikel 26 meer in lijn te brengen met de regels voor wetgevingstechniek. Daarnaast is in het tweede lid geregeld dat als de CdP om hem moverende redenen de periode van twaalf maanden waarbinnen hij zijn eigen twaalfmaandelijkse verlofreis dient te maken wenst te verlengen met ten hoogste drie maanden, hij daarvoor toestemming moet vragen aan zijn plaatsvervanger. In het huidige artikel ontbrak die bepaling.

De vergoedingsregel voor extra bagage in de artikelen 24, 59, 82 en 83 is verruimd. Volgens de huidige bepalingen worden de kosten van bagage vergoed tot een bepaald maximum aantal kilo’s per persoon. Bij de twaalfmaandelijkse verlofreis is dat 30 kilo, bij de overplaatsingsreis 40 kilo en bij een tijdelijke tewerkstelling bij een (andere) post 80 kilo. Maar daarbij geldt de beperking dat niet meer stuks ruimbagage vergoed worden dan het maximum aantal dat volgens het vliegticket zonder meerkosten kan worden vervoerd.

Omdat steeds meer vliegtuigmaatschappijen een bagageregime zijn gaan hanteren waarbij het aantal stuks ruimbagage wordt beperkt tot 1 (in plaats van 2) en/of het maximum gewicht per koffer wordt beperkt tot 23 kilo (in plaats van 32 kilo), lopen steeds meer reizigers tegen die in het DBZV 2007 opgenomen beperking aan. Daardoor moeten zij soms hoge kosten maken om een extra koffer mee te nemen zonder dat zij de in het DBZV 2007 gestelde gewichtslimiet overschrijden. Om die reden is besloten de regeling te verruimen. En wel zodanig dat betrokkene – ongeacht het aantal stuks ruimbagage en het gewicht daarvan dat volgens het ticket zonder meerkosten kan worden meegenomen – altijd het in het DBZV 2007 genoemde aantal kilo’s ruimbagage voor rekening van de werkgever kan meenemen. Uiteraard geldt hierbij wel de algemene verplichting uit artikel 89 van het DBZV 2007 om de te declareren kosten naar redelijkheid en billijkheid te beperken. Dat betekent onder meer dat een ambtenaar die voor een overplaatsingsreis een economy class ticket krijgt met een bagagevrijdom van 1 koffer van maximaal 23 kilo terwijl hij krachtens artikel 59 DBZV 2007 40 kilo op kosten van de werkgever mee mag nemen, de meerkosten van een tweede koffer vergoed krijgt indien hij meer dan 23 kilo meeneemt. Maar de meerkosten van een derde koffer krijgt hij dan – ongeacht het gewicht van zijn bagage – niet vergoed.

Bij een overplaatsingsreis kan voortaan ook voor een kind jonger dan twee jaar 40 kilo bagage worden meegenomen.

In artikel 46 is thans geregeld dat de partner die wegens een niet erkende reden niet op de post verblijft één keer per jaar een herenigingsreis mag maken naar de standplaats van de ambtenaar. Een zogenaamde omgekeerde herenigingsreis waarbij de ambtenaar zijn hiervoor bedoelde partner bezoekt, is volgens het huidige artikel niet mogelijk. Artikel 46 is thans zodanig aangepast dat ook een omgekeerde herenigingsreis mogelijk wordt. Daarmee is dit artikel in lijn gebracht met artikel 53 (gezinshereniging) dat een omgekeerde gezinsherenigingsreis toestaat en met de diverse verzoeken uit de praktijk om deze faciliteit mogelijk te maken.

Voorts is de formulering van artikel 53, tweede lid, iets aangepast waardoor die beter aansluit bij de bedoeling van het artikel. Artikel 53 beoogt één keer per periode van zes maanden gezinshereniging mogelijk te maken door de daarvoor in aanmerking komende gezinsleden in staat te stellen een reis te maken van hun vaste verblijfplaats of verblijfplaatsen naar de standplaats (hoofdregel). Als de gezinsleden om wat voor reden dan ook die reis niet maken, kan de ambtenaar de reis naar zijn gezin maken (omgekeerde gezinshereniging). In het huidige artikel 53 wordt eerst de mogelijkheid van de omgekeerde gezinshereniging genoemd en daarna pas de hoofdregel. Die formulering is thans aangepast waardoor het artikel logischer is opgebouwd.

Thans is in artikel 57 het reistraject geregeld van de te ondernemen overplaatsingsreis en in artikel 58 de reisklasse. Omdat de reisklasse wordt opgenomen in de Regeling buitenlandse reizen BZ vervalt artikel 58, eerste lid.

De afwijkende mogelijkheid om de overplaatsingsreis geheel of gedeeltelijk met een ander vervoermiddel te ondernemen wordt bij deze regeling opgenomen in artikel 57. Artikel 58 kan daardoor in zijn geheel komen te vervallen. Naar aanleiding daarvan is tevens de verwijzing naar artikel 58 in de artikelen 55, 56, 82 en 83 gewijzigd in artikel 57.

Artikel II

In de huidige Rrlok 2005 is in artikel 4.13, tweede lid, opgenomen in welke reisklasse de lokale werknemer een vliegreis mag maken. Dit artikellid wordt thans zo gewijzigd dat volstaan wordt met een verwijzing naar artikel 5 van de Regeling buitenlandse reizen BZ waarin de reisklasse voor alle reizen van ambtenaren en lokale werknemers voortaan is geregeld.

Artikel III

Dit besluit treedt – evenals de Regeling buitenlandse reizen BZ – in werking op de tweede dag na de dag van bekendstelling.

De Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze: de Secretaris-Generaal, E. Kronenburg.

Naar boven