Bekendmaking verplichtstelling tot deelneming in de PNO Film- en Bioscoopregeling van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Media PNO

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gezien de op 4 mei en 28 juni 2011 ontvangen aanvraag van Pensioenfonds PNO Media namens de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie en FNV Kunsten Informatie en Media, daartoe strekkende dat de deelneming in de PNO Film- en Bioscoopregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Media PNO, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt verplichtgesteld voor de in deze aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor het Film- en Bioscoopbedrijf;

Overwegende dat genoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak en naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

Besluit:

I.

De deelneming in de PNO Film- en Bioscoopregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Media PNO verplicht te stellen voor:

‘werknemers die werkzaamheden verrichten in of ten behoeve van het Film- en/of Bioscoopbedrijf, vanaf de eerste dag van de maand waarin zij de 21-jarige leeftijd bereiken tot de eerste dag van de maand waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken, waarbij wordt verstaan onder:

  • 1. werknemer:

    degene, die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een werkgever, indien hij meer dan twee maanden onafgebroken in dienst is van een werkgever, alsdan met ingang van de datum van indiensttreding, hieronder wordt tevens verstaan de directeur-grootaandeelhouder.

    Directeur-grootaandeelhouder is de werknemer die:

    • persoonlijk houder is van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;

    • indirect persoonlijk houder is van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of

    • houder is van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen;

  • 2. werkgever:

    • A. de natuurlijke of rechtspersoon, die uitsluitend of in hoofdzaak het film- en/of het bioscoopbedrijf uitoefent, hetgeen het geval is indien hij:

      • a. hetzij het geven van openbare filmvoorstellingen onderneemt;

      • b. hetzij regelmatig filmvertoningsrechten verwerft en overdraagt aan bioscoopondernemingen als onder a bedoeld;

    • B. de natuurlijke of rechtspersoon, die met een of meer natuurlijke of rechtspersonen als hiervoor bedoeld onder A, behoort tot een economische en/of organisatorische eenheid, die ten doel heeft of mede ten doel heeft de uitoefening van een of meer van de onder A bedoelde activiteiten.

  • 3. film:

    elke beelddrager, op wat voor formaat of elektronisch middel dan ook, geschikt voor (openbare) vertoning (in bioscopen).

II.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 27 maart 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes.

Naar boven