Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 maart 2012, nr. IENM/BSK-2012/31297, tot wijziging van diverse regelingen met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en tot intrekking van de Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlagen bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen worden als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

B

In bijlage 2, hoofdstuk I, komt artikel 1, tweede lid, te luiden:

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt overeenkomstig de randnummers 1.1.3 en hoofdstuk 3.4 van bijlage 1, behoudens de in de artikelen 4 tot en met 7 genoemde uitzonderingen voor vuurwerk met de UN-nummers 0336 en 0337 met een totale netto explosieve massa van meer dan 20 kilogram.

C

Aan hoofdstuk II van bijlage 2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 12 1.8.3.2. Uitzondering verplichting veiligheidsadviseur

De voorschriften onder randnummer 1.8.3 van bijlage 1 zijn niet van toepassing op ondernemingen als bedoeld in randnummer 1.8.3.2.

D

In de artikelen 1 en 4 van hoofdstuk III van bijlage 2 wordt ‘Inspectie Verkeer en Waterstaat’ telkens vervangen door: Inspectie Leefomgeving en Transport.

E

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

F

Artikel 42 van bijlage 4 vervalt.

ARTIKEL II

De bijlagen bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen worden als volgt gewijzigd.

A

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 3 bij deze regeling.

B

Artikel 3 van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het onderdeel inzake 1.5.1.1 N Multilaterale overeenkomsten wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

1.8.3.2 NE Uitzondering verplichting veiligheidsadviseur

De voorschriften onder randnummer 1.8.3 van bijlage 1 zijn niet van toepassing op ondernemingen als bedoeld in randnummer 1.8.3.2.

2. In het onderdeel 1.9.5.2 NE Melding, toezicht en afwikkeling van het vervoer van goederen van klasse 1 wordt in het vierde lid, onder c ‘Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Inspectie Leefomgeving en Transport.

C

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage 4 bij deze regeling.

ARTIKEL III

De Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1, tweede lid, artikel 2, eerste tot en met derde lid, en in artikel 3 wordt ‘bijlage 1a’ telkens gewijzigd in: bijlage 1.

B

In artikel 5, eerste en tweede lid, wordt ‘bijlagen 1a’ telkens vervangen door: bijlagen 1.

C

Bijlage 1a vervalt.

D

Bijlage 5 bij deze regeling wordt als bijlage 1 aan de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen toegevoegd.

E

In bijlage 3 wordt in de artikelen 1, 1a, eerste lid, 2, 5, tweede lid, 6 en in artikel 7 ‘bijlage 1a’ telkens vervangen door: bijlage 1.

F

Aan bijlage 3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8 Uitzondering verplichting veiligheidsadviseur

De voorschriften onder randnummer 1.8.3 van bijlage 1 zijn niet van toepassing op ondernemingen als bedoeld in randnummer 1.8.3.2.

G

Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage 6 bij deze regeling.

ARTIKEL IV

1. De Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen wordt ingetrokken.

2. Een verleend vakbekwaamheidscertificaat als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, van de Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen wordt geacht te zijn verleend op grond van de voorschriften onder randnummer 1.8.3 van de bijlagen 1 behorend bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen of de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

3. Een verkregen bijscholingscertificaat als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen, wordt gelijkgesteld met het slagen voor een examen als bedoeld in de randnummers 1.8.3.16.1 van de bijlagen 1 behorend bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen of de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 1, 3 en 5, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN artikel I, ONDERDEEL E, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DIVERSE REGELINGEN MET BETREKKING TOT HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN TOT INTREKKING VAN DE REGELING VEILIGHEIDSADVISEUR VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN.

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen

Artikel 1. Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

Tabel 1

Randnummer

Instanties

1.1.3.1 d)

brandweer of politie

1.3.3, eerste volzin

ILT

1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1

ILT

1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

CBR

1.9.4

DGMI

1.10.1.6

CBR

1.10.2.4, eerste volzin

ILT

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

TNO DV

2.2.1.1.3

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.1.1.7.2

ILT

2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

TNO DV

2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

EL&I of VWS

3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 239

ILT

3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 637

Minister

3.3.1, bijzondere bepaling 645

ILT

4.1.1.15

ILT

4.1.4.1, P099, P101

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P405 (2) b)

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P620, P650

EL&I of VWS

4.1.4.2 IBC99, 4.1.4.2 IBC520, 4.1.4.3 LP99

TNO DV

4.1.5.15, 4.1.5.18

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.7.2.2

TNO DV

4.1.8.7

EL&I of VWS

4.1.10.4, MP21

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

RDW

4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

RDW in overeenstemming met TNO DV

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

RDW

4.2.5.3 TP4, TP9, TP10, TP16, TP24

RDW

4.3.2.1.5, voetnoot 2

RDW

4.3.2.1.7

RDW

4.3.3.2.5

RDW

4.3.5, TU39

RDW in overeenstemming met TNO DV

5.2.2.1.9

TNO DV

6.1.1.2, 6.1.1.4

ILT

6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

ILT

6.3.2.1, 6.3.2.2

ILT

6.5.1.1.2

ILT

6.5.4.1

ILT

6.6.1.2, 6.6.1.3

ILT

6.7.1.2

RDW

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14

RDW

6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

RDW

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

RDW

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10

6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b)

RDW

6.7.4.14.10, 6.7.4.14.11

RDW

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

RDW

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

RDW

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19

RDW

6.8.2.1.20

RDW

6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2

RDW

6.8.2.2.10

RDW

6.8.2.3.1, 6.8.2.3.3, 6.8.2.4.1 voetnoot 9, 6.8.2.4.2 voetnoot 9, 6.8.2.4.5, 6.8.2.7

RDW

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4

RDW

6.8.3.4.6 b)

RDW

6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16, 6.8.3.7

RDW

6.8.4 TA4, TT2, TT7, TT9

RDW

6.8.4 TA2

RDW in overeenstemming met TNO DV

6.8.5.2.2

RDW

6.9.1.1, 6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3

RDW

6.11.2.4, 6.11.4.4

RDW

6.12.3.1.2, 6.12.3.1.3, 6.12.3.2.2

RDW

7.3.2.6.2

ILT

7.3.3, VV12, VV13

RDW

7.5.11 CV1

burgemeester

7.5.2.2 voetnoot a)

RDW

8.1.4.4

V&J

8.2.1.1, 8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.5, 8.2.2.4.2, 8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5, 8.2.2.6.7, 8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.5, 8.2.2.8.2, 8.2.2.8.4

CBR

8.5 S1 (4)

burgemeester

9.1.2, 9.1.3

RDW

Artikel 2
  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    brandweer:

    brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit Bedrijfsbrandweren;

    burgemeester:

    de burgemeester van de desbetreffende gemeente;

    CBR:

    Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie, namens deze de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen;

    DGMI:

    Minister, namens deze de Directeur-Generaal Milieu en Internationaal;

    EL&I:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    Korps landelijke politiediensten dan wel de regiopolitie in de desbetreffende regio;

    RDW:

    Dienst Wegverkeer;

    V&J:
    • 1°. Minister van Veiligheid en Justitie,

    • 2°. ten aanzien van de inspectie: een ieder die een erkenning heeft van de Vereniging van Beveiligingsondernemingen in Nederland (VBON) op grond van de regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (REOB);

    TNO DV:

    kerngebied Defensie en Veiligheid van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. Bij de uitvoering van de bevoegdheden van V&J, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geldt als merkteken het rijkstypekeur.

Artikel 3
  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. overeenstemming vooraf: het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;

    • b. informatie achteraf: het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:

      • 1°. aantallen examens;

      • 2°. aantallen geslaagden aan wie een ADR-vakbekwaamheidscertificaat is verstrekt; en

      • 3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.

  • 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.

    Tabel 2. Specificatie bevoegdheden CBR

    ADR-randnummer

    bevoegdheid van het CBR

    overeenstemming vooraf

    Informatie achteraf

    8.2.1.2, 8.2.1.4 + 8.5; S1, S11, S12, 8.2.1.5, 8.2.1.6, 8.2.2.1

    Afgifte vakbekwaamheids- certificaten en aantekening herhalingscursus

     

    X

    8.2.1.2, 8.2.1.3, 8.2.1.4, 8.2.2.3.1, 8.2.2.3.2, 8.2.2.3.3, 8.2.2.3.4, 8.2.2.3.5

    inhoudelijke eisen opleiding: vaststellen eindtermen

    X

     

    8.2.2.6.1, 8.2.2.6.4, 8.2.2.6.5

    goedkeuren van de opleidingen; vaststellen van erkenningsrichtlijn

    X

     

    8.2.2.7.1.3, 8.2.2.7.1.6

    eisen aan examens en wijze van examineren: opstellen van examenrichtlijn en afnemen examen

    X

     
Artikel 4. Erkenningsvoorwaarden
  • 1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:

    • a. heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.

  • 3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

BIJLAGE 4 ALS BEDOELD IN ARTIKEL II, ONDERDEEL C, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DIVERSE REGELINGEN MET BETREKKING TOT HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN TOT INTREKKING VAN DE REGELING VEILIGHEIDSADVISEUR VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN.

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Artikel 1. Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

    Tabel 1.

    Randnummer

    Instanties

    1.1.3.1 d)

    brandweer of politie

    1.3.3, eerste volzin

    ILT

    1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1

    ILT

    1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

    CBR

    1.9.4

    DGMI

    1.10.2.4, eerste volzin

    ILT

    1.10.3.2.2, Opmerking

    politie

    2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

    TNO DV

    2.2.1.1.3

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    2.2.1.1.7.2

    ILT

    2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

    2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

    TNO DV

    2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

    EL&I of VWS

    3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 266, 271, 272 en 278

    TNO DV

    3.3.1, bijzondere bepaling 239

    ILT

    3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311

    TNO DV

    3.3.1, bijzondere bepaling 637

    Minister

    3.3.1, bijzondere bepaling 645

    ILT

    4.1.1.15

    ILT

    4.1.4.1, P099, P101

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.4.1, P405 (2) b)

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.4.1, P620, P650

    EL&I of VWS

    4.1.4.2 IBC99, 4.1.4.2 IBC520, 4.1.4.3 LP99

    TNO DV

    4.1.5.15, 4.1.5.18

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.1.7.2.2

    TNO DV

    4.1.8.7

    EL&I of VWS

    4.1.10.4, MP21

    TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

    4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

    ILT

    5.2.2.1.9

    TNO DV

    6.1.1.2, 6.1.1.4

    ILT

    6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

    ILT

    6.3.2.1, 6.3.2.2

    ILT

    6.5.1.1.2

    ILT

    6.5.4.1

    ILT

    6.6.1.2, 6.6.1.3

    ILT

    7.3.2.6.2

    ILT

    7.7 d)

    brandweer of politie

Artikel 2

  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    brandweer:

    brandweerdiensten, met uitzondering van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in het Besluit bedrijfsbrandweren;

    CBR:

    Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie, namens deze de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen;

    DGMI:

    Minister, namens deze de directeur-generaal Milieu en Internationaal;

    EL&I:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    Korps landelijke politiediensten dan wel de regiopolitie in de desbetreffende regio;

    TNO DV:

    kerngebied Defensie en Veiligheid van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3. Erkenningsvoorwaarden

  • 1. Een in artikel 1 erkende instantie, met uitzondering van bij de Staat der Nederlanden behorende organen, de politie en de brandweer, bedoeld in artikel 2:

    • a. heeft rechtspersoonlijkheid;

    • b. is redelijkerwijs onafhankelijk van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem, en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 2. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan het eerste, derde of vierde lid.

  • 3. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 4. De erkende instantie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport en die betrekking hebben op het eerste lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

BIJLAGE 6 ALS BEDOELD IN ARTIKEL III, ONDERDEEL G, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DIVERSE REGELINGEN MET BETREKKING TOT HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN TOT INTREKKING VAN DE REGELING VEILIGHEIDSADVISEUR VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN.

Bijlage 4 als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

ERKENDE INSTANTIES

Artikel 1

In de onderstaande tabel zijn de erkende instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

Tabel 1

ADN-randnummer

Bevoegde autoriteit

1.2.1 Monstername

ILT

1.2.1 Erkende veilige elektrische inrichting

ILT

1.2.1 Openingsdruk

ILT

1.5.1.1; 1.5.1.2; 1.5.2.1

DGMI

1.5.3.1; 1.5.3.2; 1.6.7.2.2

ILT

1.8.1.1; 1.8.1.2

ILT

1.8.1.3

In havens: havenmeester Buiten havens: HID-RWS

1.8.3.7; 1.8.3.8; 1.8.3.10; 1.8.3.14; 1.8.3.16;

CBR

1.9.4

DGMI

1.10.1.6

CBR

1.10.2.4, eerste volzin

ILT

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

1.16.2

ILT

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

TNO DV

2.2.1.1.3; 2.2.1.3; Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

2.2.1.1.7.2

ILT

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.41.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.52.1.8

TNO DV

2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

EL&I of VWS

2.2.9.1.11, opmerking 3

EL&I

3.3.1, bijzondere bepaling 16 en 178

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

3.3.1, bijzondere bepaling 181, 237, 266, 271, 272 en 278

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 239

ILT

3.3.1, bijzondere bepaling 288, 309 en 311

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 637

Minister

3.3.1, bijzondere bepaling 645

ILT

3.2.3, kolom 20, aantekening 12, onder p) en q)

ILT

3.2.3, kolom 20, aantekening 28, onder b)

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

5.2.2.1.9

TNO DV

7.1.4.3.5

EL&I

SZW

7.1.4.3.6

EL&I

SZW

7.1.4.7

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.4.8

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.4.9

ILT

7.1.4.14.7.3.2; 7.1.4.14.7.3.7; 7.1.4.14.7.5.1; 7.1.4.14.7.6.2; 7.1.4.14.7.7

EL&I

SZW

7.1.4.16

ILT

7.1.5.1

DGMI

7.1.5.4.2

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.1.5.4.3; 7.1.5.4.4; 7.1.5.5; 7.1.6.14 voor HA06

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.2.6

ILT

7.2.3.7.1; 7.2.3.7.3

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.3.7.6

ILT

7.2.4.2

Voor 7.2.4.2.1: ILT

Voor 7.2.4.2.2 en 7.2.4.2.3:

in havens: havenmeester

Buiten havens: HID-RWS

7.2.4.7.1

In havens: havenmeester

Buiten havens HID-RWS

7.2.4.9; 7.2.4.10.1

ILT

7.2.4.24; 7.2.5.4.2; 7.2.5.4.3; 7.2.5.4.4, 7.2.5.1

In havens: havenmeester

Buiten havens: HID/RWS

8.1.2.6; 8.1.2.7; 8.1.6.1; 8.1.6.2; 8.1.6.3; 8.1.7; 8.1.8.3; 8.1.8.7; 8.1.8.8; 8.1.8.9; 8.1.9.1; 8.1.10

ILT

8.2.1.2

DGMI

8.2.1.2; 8.2.1.3; 8.2.1.4

CBR

8.2.1.5; 8.2.1.6; 8.2.1.7; 8.2.1.8

CBR

8.2.1.9; 8.2.1.10

ILT

8.2.2.6.1; 8.2.2.6.4; 8.2.2.6.5; 8.2.2.6.7; 8.2.2.7; 8.2.2.8

CBR

8.3.5

ILT

8.6.3

ILT

9.1.0.40.2.7 ; 9.2.0.94.4 

ILT

9.3.1.50.2; 9.3.2.12.7

ILT

9.3.2.23.5; 9.3.2.50.2; 9.3.3.12.7;

ILT

9.3.3.23.5; 9.3.3.50.2

ILT

9.3.4.1.4; 9.3.4.1.5

ILT

Artikel 2
  • 1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

    CBR:

    Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    Defensie:

    Minister van Defensie;

    DGMI:

    Minister, namens deze, de Directeur-Generaal Milieu en Internationaal;

    EL&I:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    HID-RWS:

    Minister, namens deze de betrokken hoofdingenieur-directeur van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat;

    ILT:

    Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Leefomgeving en Transport;

    politie:

    Korps landelijke politiediensten dan wel de regiopolitie in de desbetreffende regio;

    SZW:

    Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    TNO DV:

    kerngebied Defensie en Veiligheid van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

    VWS:

    Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3
  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. overeenstemming vooraf: het CBR doet schriftelijk een voorstel aan de Minister, die, indien akkoord, instemt;

    • b. informatie achteraf: het CBR informeert schriftelijk achteraf de Minister door toezending van een jaarlijks verslag, houdende:

      • 1°. aantallen examens;

      • 2°. aantallen geslaagden aan wie een verklaring als bedoeld in bijlage 1 is verstrekt; en

      • 3°. een evaluatie van het in onderdeel a en b genoemde.

  • 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1 van deze bijlage, geeft het CBR toepassing aan tabel 2.

Tabel 2 Specifieke bevoegdheden CBR

Nummer ADN

Bevoegdheid van CBR

Overeenstemming vooraf

Informatie achteraf

8.2.1.2

Afgifte verklaring deskundige

 

X

8.2.1.6

Aantekening herhalingscursus deskundige

 

X

8.2.1.4 of 8.2.1.5

Aantekening vervolgcursus Gas of Chemie

 

X

8.2.1.7 of 8.2.1.8

Aantekening verlenging Gas of Chemie

 

X

8.2.2.6

Erkenning opleidingen:

   
 

– vaststellen erkenningsrichtlijn

X

 
 

– feitelijke erkenning opleidingen

 

X

8.2.2.7

Vaststellen verloop van de examens:

   
 

– opstellen examenreglement

X

 
 

– benoeming examen commissie

 

X

 

Vaststellen inhoud van de examens:

   
 

– vaststellen nationale examenprogramma

X

 

TOELICHTING

Met deze regeling vindt een aantal technische aanpassingen plaats van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG) en de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG). Ook wordt de Regeling veiligheidsadviseurs vervoer gevaarlijke stoffen ingetrokken.

Geconsolideerde tekstversies internationale voorschriften

Ten eerste worden met deze regeling geconsolideerde tekstversies van de internationale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (ADR), over de spoorweg (RID) en over de binnenwateren (ADN) vastgesteld. Tweejaarlijks vindt revisie van deze internationale voorschriften plaats. Sinds de laatste integrale tekstversies van 2007 zijn deze internationale voorschriften dus twee keer gewijzigd, in 2009 en 2011. Bij de implementatie van deze wijzigingen was het niet mogelijk tijdig integrale tekstversies vast te stellen. Dit kwam, met name gelet op de omvang van de internationale voorschriften, de overzichtelijkheid niet ten goede. Daarom is gewerkt aan integrale tekstversies waarin de wijzigingen tot en met 2011 zijn verwerkt. Met deze regeling worden deze integrale tekstversies van het ADR, het RID en het ADN alsnog opgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal redactionele aanpassingen en kleine correcties in de vertaling van de voorschriften aan te brengen. Zo is onder meer de Nederlandse vertaling van de voorschriften van het RID meer in overeenstemming gebracht met die van het ADR, op basis van gelijkluidende buitenlandstalige verdragsteksten. Ook zijn voor de vertaling van het RID, ADR en ADN corrigenda van buitenlandstalige verdragsteksten verwerkt.

Gelet op de omvang van de bijlagen worden deze ter inzage gelegd op het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De bijlagen zijn daarnaast te raadplegen op de website van de Inspectie Leefomgeving en Transport, www.ilent.nl.

Erkende instanties

Op 1 april 2010 is de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. Sindsdien moeten privaatrechtelijke ondernemingen op grond van die Regeling een aanvraag indienen om voor de daarin genoemde handelingen erkend te worden. Voor inwerkingtreding van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen werden de instanties erkend op grond van de afzonderlijke regelingen VLG, VSG en VBG. Daartoe werden zij opgenomen in de bij die regelingen behorende bijlagen 3 (VLG en VSG) en bijlage 4 (VBG). Ingevolge artikel 19 van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen vervalt deze erkenning van rechtswege op 1 april 2012. Met deze regeling worden de bijlagen met erkende instanties dienovereenkomstig aangepast.

Ondernemingen die niet zijn genoemd in de bijlagen met erkende instanties en evenmin op grond van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen zijn aangewezen, zijn dus niet langer aan te merken als erkende instantie als bedoeld in VLG, VSG en VBG. Eerst indien aanvragen van deze ondernemingen tot erkenning op grond van de Regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen zijn ingewilligd zijn zij bevoegd tot de uit die erkenning voortvloeiende handelingen. Op de website van de Inspectie Leefomgeving en Transport, www.ilent.nl, wordt vermeld welke instanties voor welke handelingen op grond van die Regeling erkende instanties zijn erkend.

Regeling veiligheidsadviseurs vervoer gevaarlijke stoffen

Met deze regeling wordt de Regeling veiligheidsadviseurs vervoer gevaarlijke stoffen ingetrokken. Die Regeling diende met name ter implementatie van richtlijn nr. 96/35/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (PbEG L 145). Deze richtlijn is met de totstandkoming van richtlijn nr. 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PbEU L260) ingetrokken. Met de richtlijn nr. 2008/68/EG zijn de internationale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (het ADR), de spoorweg (het RID) en de binnenwateren (het ADN) vastgesteld voor het gehele Europese grondgebied. Eisen met betrekking tot de aanwijzing en beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs maakten reeds deel uit van die internationale voorschriften zodat geen behoefte meer bestond aan een afzonderlijke richtlijn.

Inmiddels is gebleken dat ook in Nederland geen behoefte bestaat aan een aparte regeling voor de aanwijzing en beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs, aangezien de Nederlandse vertaling van de internationale voorschriften van het ADR, RID en ADN reeds deel uit maken van de verschillende regelingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (VLG, VSG en VBG). De eisen en voorwaarden uit de Regeling veiligheidsadviseurs komen grotendeels overeen met die genoemd in de internationale voorschriften en in de praktijk wordt reeds uitsluitend gewerkt met die voorschriften. Ook de vakbekwaamheidscertificaten worden reeds overeenkomstig de in het ADR, RID of ADN genoemde eisen verleend. Een overgangsbepaling voor aanvragen van vakbekwaamheidscertificaten is dan ook niet noodzakelijk. De intrekking van de Regeling veiligheidsadviseurs vervoer gevaarlijke stoffen doet voorts uiteraard niet af aan de geldigheid van de vóór die intrekking verleende vakbekwaamheidscertificaten.

In artikel IV van de regeling is wel een overgangsregeling opgenomen ten behoeve van de procedure tot verlenging van verkregen certificaten. Door de verleende vakbekwaamheidscertificaten én de bijscholingsexamens, bedoeld in de Regeling veiligheidsadviseur vervoer gevaarlijke stoffen, gelijk te stellen met de scholingscertificaten en het vergelijkbare examen ter verlenging van het certificaat, bedoeld in de voorschriften van het ADR, RID en ADN is de continuïteit van de verleende certificaten en verlenging daarvan verzekerd.

De Regeling veiligheidsadviseurs was niet op alle ondernemingen van toepassingen. Zo werd in artikel 2 een uitzondering gemaakt voor ondernemingen die uitsluitend kleine hoeveelheden vervoeren. De internationale voorschriften bieden ook de mogelijkheid om voor bepaalde ondernemingen een uitzondering te maken. Deze mogelijkheid voor het vrijstellen van ondernemingen van de verplichting tot het hebben van een veiligheidsadviseur is iets ruimer dan die volgde uit de Regeling veiligheidsadviseurs. Deze ruimere uitzondering blijkt evenwel beter aan te sluiten bij de praktijk. Besloten is daarom om van deze ruimere vrijstellingsmogelijkheid gebruik te maken. In zowel de VLG, VSG als de VBG is daartoe een bepaling opgenomen, waarbij wordt verwezen naar de dienovereenkomstige randnummers.

Gebruik middenasaanhangwagen

In Nederland is het gebruik van middenasaanhangwagens voor tanks met vloeibare gevaarlijke lading niet toegestaan. Dit wijkt af van de ons omringende landen, waar een dergelijk verbod niet geldt voor de in die landen geregistreerde voertuigen. Nu bovendien is gebleken dat de voertuigen de afgelopen jaren verder zijn ontwikkeld en in zoverre ook qua stabiliteit gedurende het vervoer zijn verbeterd, is besloten de Nederlandse regelgeving op dit punt aan te laten sluiten bij de ons omringende landen en het verbod van artikel 42 te schrappen.

Vaste Verandermomenten

Ingevolge het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten zijn er vier momenten in het jaar dat ministeriële regelingen in werking kunnen treden en dienen regelingen minimaal twee maanden voor inwerkingtreding te worden gepubliceerd. Besloten is van deze termijn af te wijken, omdat bij de gebruikers grote behoefte bestaat aan de reparaties en technische aanpassingen die deze regeling met zich brengt.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven