Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 21 maart 2012, nr. 265270, houdende een tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van prei en schorseneer (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de prei- en schorseneerteelt)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 53 van Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

b. verordening:

Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309).

Artikel 2

Een tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet en artikel 53, eerste lid, van de verordening wordt verleend voor het gebruik van de onkruidbestrijdingsmiddelen Certis Chloor IPC 40% en Brabant Chloor IPC (toelatingsnummer 3992N respectievelijk 5134N) ter bescherming van de teelt van prei en schorseneer tegen diverse onkruiden.

Artikel 3

De vrijstelling bedoeld in artikel 2 is slechts van toepassing indien de voorschriften en beperkingen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 28 juni 2012.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de prei- en schorseneerteelt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen, directeur-generaal.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

BIJLAGE WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT EN GEBRUIKSAANWIJZING

Algemeen

Deze vrijstelling staat het gebruik van de onkruidbestrijdingsmiddelen Certis Chloor IPC 40% en Brabant Chloor IPC met toelatingsnummer 3992N respectievelijk 5134N toe ter bescherming van de prei- en schorseneerteelt tegen diverse onkruiden, indien het hierna volgende wettelijke gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing in acht wordt genomen.

Wettelijk gebruiksvoorschrift

  • Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van prei en schorseneren.

  • Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen is toepassing van het middel uitsluitend toegestaan indien gebruikt wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen of luchtondersteuning.

  • Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.

Veiligheidstermijn

  • In prei is gebruik slechts toegestaan tot 8 weken voor de oogst.

Gebruiksaanwijzing

Algemeen

  • Dit middel is een herbicide dat voornamelijk systemisch werkt na opname door de ondergrondse delen van de onkruiden. Het is derhalve van belang het middel toe te passen op onkruidvrije grond. Net doorbrekende onkruiden worden echter als regel ook nog gedood, althans voor zover deze tot de gevoelige soorten behoren.

  • Het middel is werkzaam tegen een aantal eenjarige onkruiden zoals duist, straatgras, muur, hennepnetel, veelknopigen, spurrie, witte krodde en paarse dovenetel.

  • Composieten (klein kruiskruid, gewone melkdistel, kamille en andere) en kleefkruid zijn ongevoelig; ook overblijvende onkruiden worden niet bestreden.

  • Bij voorkeur toepassen op vochtige grond en niet te hoge temperatuur, dus bij voorkeur in het najaar of voorjaar.

  • Als bij toepassing voor het planten of enkele dagen voor opkomst van het gewas toch al jong onkruid aanwezig is kan een voor dat doel in die teelt toegelaten bladherbicide aan de spuitoplossing worden toegevoegd.

  • Niet gecombineerd spuiten met insecten- of schimmelbestrijdingsmiddelen.

Toepassingen

Prei
  • Op zaaibedden voor opkomst of zeer jong gewas (4–8 cm lengte). Voorts kan op productievelden kort na uitplanten worden gespoten.

Schorseneren
  • Voor of tot ca. een maand na opkomst van het gewas (op lichte zandgrond niet voor opkomst).

  • Dosering: 2 liter per ha (20 ml per are), tenzij anders is vermeld.

  • Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen.

  • Op lichte humusarme zandgrond in het totaal maximaal 4 liter per ha, op zware grond in het totaal maximaal 5 à 6 liter per ha gebruiken.

  • De maximale hoeveelheden die toegepast mogen worden gelden per jaar.

  • Toepassen in tenminste 500 liter per ha spuitvloeistof.

Waarschuwing:

  • Niet spuiten in de omgeving van direct oogstbare gewassen.

  • Voorkom drift, vooral naar zeer gevoelige gewassen zoals vlas, blauwmaanzaad, granen en graszaad (in of tegen de bloei), komkommer, tomaten, meloen en augurk.

  • Teneinde schade aan deze gewassen zoveel mogelijk te vermijden, in geen geval bespuitingen uitvoeren op percelen, die binnen 200 meter van deze gewassen zijn verwijderd.

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: de wet) en artikel 53 van Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: verordening (EG) 1107/2009) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden vrijstelling te verlenen van het verbod een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken. Vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een gevaar dat op geen enkele andere redelijke manier te beheersen is.

Bijzondere omstandigheid

Prei

Door het vervallen van de toelating van Certis Chloor IPC 40% vloeibaar bij herregistratie op 1 september 2011 kan het middel niet meer toegepast worden na de expiratiedatum van 1 maart 2012. Hierdoor kunnen onkruiden zoals muur in zowel de opkweek van prei als in de productieteelt van prei minder effectief worden bestreden. De sector heeft in 2011 met sectorgeld residuonderzoek gestart, de verwachte oplevering van het residudossier is maart 2013. De toelatinghouder zal de uitbreidingsaanvraag indienen. In 2012 is de toelating daarom nog niet gerealiseerd.

Schorseneer

Tijdens de herregistratie van het middel Certis Chloor IPC 40% vloeibaar op basis van chloorprofam is de toelating in de teelt van schorseneren komen te vervallen. De reden hiervoor is geweest dat er residustudies ontbraken. Hierdoor mag het middel per 1 maart 2012 niet meer toegepast worden ter bestrijding van éénjarige onkruiden in de teelt van schorseneren. Intussen zijn er residustudies beschikbaar uit België en is men bezig met het opstellen van een formulier om het dossier bij het Ctgb in te kunnen dienen. Inmiddels is een toelatingsaanvraag bij het Ctgb ingediend. Het probleem is echter dat een eventuele toelating, gezien de doorlooptijd, niet in 2012 mag worden verwacht.

Vandaar dat nu een tijdelijke oplossing nodig is om deze periode te overbruggen. Er is dus sprake van bijzondere omstandigheden, omdat Certis Chloor IPC 40% vloeibaar vanaf 1 maart 2012 niet meer beschikbaar is in verband met toelatingstechnische problemen. Voor schorseneer is inmiddels een toelating aangevraagd en voor prei zal een uitbreidinsaanvraag worden ingediend. De toelatingen zullen echter niet op tijd voor het teeltseizoen in 2012 gereed zijn. Ter overbrugging is een kortstondig noodverband noodzakelijk en gerechtvaardigd.

Gevaar voor de teelt

Prei

Bij de opkweek van planten wordt de prei dicht gezaaid op een plantenbed en na 12 weken gerooid en uitgeplant voor de productieteelt op eindafstand. De ter plaatse gezaaide prei wordt direct op eindafstand gezaaid. Prei is een open gewas en in een jong stadium kwetsbaar voor schade door onkruidbestrijdingsmiddelen en mechanische onkruidbestrijding. Onkruiden zoals muur en straatgras kiemen doorlopen en vormen het hele jaar een probleem in een open gewas zoals prei. Mechanische onkruidbestrijding is niet mogelijk op het plantenbed en beperkt mogelijk in productieteelt, zowel bij de ter plaatse gezaaide als geplante prei. In de rij tussen en kort bij de planten schoffelen geeft loof- en wortelbeschadiging.

De economische schade door wegval van chloorprofam is 15 tot 40% van de opbrengst, afhankelijk van de onkruiddruk. Betreft stijging van arbeidsuren en reductie van gewasopbrengst zowel kwalitatief als kwantitatief.

Onkruid wordt door het wegvallen van chloorprofam in het begin van zowel de plantenopkweek als de productieteelt chemisch onvoldoende beheersbaar, waardoor een landbouwtechnische doelmatige teelt niet meer rendabel is.

Schorseneer

Door het wegvallen van Certis Chloor IPC 40% vloeibaar in de teelt van schorseneren zal de onkruidbeheersing in deze teelt en het produceren van een schoon eindproduct moeilijker worden. Met name op de percelen waar de onkruidruk hoog is en waar bijvoorbeeld veel vogelmuur voorkomt.

De schade veroorzaakt door een slechte onkruidbestrijding is afhankelijk van diverse factoren, zoals onkruiddruk, onkruidspectrum, de grondsoort en het weer. Geschat wordt dat de schade door onkruiden op percelen waar de onkruidbestrijding uit de hand is gelopen door het niet beschikbaar hebben van Certis Chloor IPC 40% vloeibaar, snel zal leiden tot een opbrengstverlies van ongeveer 50%. Hierdoor zullen veel telers niet meer starten met deze teelt en overgegaan op gewassen die gemakkelijker geteeld kunnen worden en een breder middelen en maatregelenpakket tot hun beschikking hebben. Het directe gevolg is dat het areaal aan schorseneren in 2012 zal afnemen en dat de continuïteit van deze teelt in Nederland in het geding zal komen. Dit zal versterkt kunnen worden door concurrentie met landen als Frankrijk en België, waar het telen van schorseneren gemakkelijker is, doordat er meer middelen beschikbaar zijn.

Als deze teelt uit Nederland verdwijnt zal dit ook direct een grote invloed hebben op de verwerkende en conserven industrie.

Alternatieven

Prei

Met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen is onkruid in de teelt van prei onvoldoende effectief te bestrijden.

Chloorprofam is een breed werkend herbicide dat kiemende onkruiden bestrijdt. Het wordt toegepast op onkruidvrije grond en werkt ook goed bij lagere temperaturen. Het middel wordt ingezet aan het begin van de preiteelt in het open gewas en bestrijdt onkruiden zoals muur en straatgras.

Mechanische onkruid bestrijding op het plantenbed is niet mogelijk. In de productieteelt van prei, zowel de ter plaatse gezaaide als de geplante, is mechanische onkruidbestrijding mogelijk tussen de rijen. In de rij is dit niet mogelijk, omdat daardoor wortels en loof beschadigd kunnen worden. Hierdoor treedt zowel kwalitatieve als kwantitatieve schade op. Door deze schade moet meer arbeid ingezet worden voor het sorteren van de prei tijdens de oogst. Daarnaast is de effectiviteit van mechanische onkruidbestrijding afhankelijk van onder andere de weersomstandigheden.

Handmatig wieden van onkruiden is effectief, maar economisch niet rendabel door de hoge arbeidskosten. Diverse teelttechnische maatregelen, zoals vruchtwisseling en bedrijfshygiëne, worden ingezet om de onkruiddruk te verlagen, maar deze zijn niet afdoende. De effectiviteit van deze maatregelen is ook sterk afhankelijk van de onkruiddruk, de weersomstandigheden en de grondsoort.

In de teelt van prei zijn bodemherbiciden op basis van pendimethalin en prosulfocarb toegelaten en contactherbiciden op basis van ioxynil-octanoaat en pyridaat. In geplante prei zijn bodemherbiciden op basis van metazachloor toegelaten. Daarnaast zijn niet-selectieve middelen op basis van glyfosaat en glufosinaat-ammonium toegelaten, die alleen worden ingezet vóór het inzaaien van het gewas. Daarnaast is eens in de vijf jaar grondontsmetting met metam-natrium mogelijk. De beschikbare bodemherbiciden hebben bij lagere temperaturen een slechtere werking dan chloorprofam, waardoor zowel het voor- als het najaar geen effectief werkende bodemherbicide beschikbaar is. Het pakket contactherbiciden kan het ontstane probleem in de begin van de teelt in het voorjaar niet afdoende bestrijden, jonge preiplanten zijn zeer gevoelig voor fytotoxische schade.

Schorseneer

Met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen is onkruid in de teelt van schorseneer onvoldoende effectief te bestrijden.

In de teelt van schorseneren zijn ter bestrijding van onkruiden naast Certis Chloor IPC 40% vloeibaar ook selectieve middelen op basis van fluazifop-p-butyl en carbetamide toegelaten. Het probleem van fluazifop-p-butyl is, dat het uitsluitend werkt tegen eenjarige grassen en dat carbetamide, evenals chloorprofam, een werking heeft op een beperkt spectrum aan eenjarige tweezaadlobbigen. Carbetamide werkt bijvoorbeeld onvoldoende tegen de breedbladige probleemonkruiden: vogelmuur, kamille, klein kruiskruid en herderstasje. Om een voldoende brede werking te krijgen, worden deze middelen daarom gelijktijdig toegepast. Door de genoemde middelen in een tankmix toe te passen en de bespuitingen regelmatig te herhalen, is het mogelijk om de meeste eenjarige onkruiden redelijk te beheersen in de teelt van schorseneren. Certis Chloor IPC 40% vloeibaar is tegen diverse individuele eenjarige onkruiden het enige effectieve middel. Met name het veel voorkomende probleemonkruid vogelmuur zal door het wegvallen van Certis Chloor IPC 40% vloeibaar niet meer goed bestreden kunnen worden.

Er zijn verder nog een aantal niet-selectieve middelen op basis van glyfosaat en glufosinaat-ammonium toegelaten. Deze middelen kunnen alleen vóór opkomst van het gewas ingezet worden, omdat ze anders te veel schade zullen geven aan het gewas.

Mechanische onkruidbestrijding door middel van schoffelen kan in deze teelten een aanvulling zijn tussen de rijen. In de rijen is het echter geen alternatief, omdat het te veel schade geeft aan het gewas. Daarnaast is de effectiviteit van mechanische onkruidbestrijding sterk afhankelijk van factoren, zoals de stuifgevoeligheid van de grond en de weersomstandigheden.

Het handmatig bestrijden van onkruiden is effectief, maar economisch niet rendabel.

Daarnaast zijn er nog diverse teelttechnische maatregelen (zoals vruchtwisseling, bedrijfshygiëne, enz.) mogelijk om de onkruiddruk te verlagen, maar deze zullen het probleem niet weg kunnen nemen. De effectiviteit van deze maatregelen is ook sterk afhankelijk van de onkruiddruk, de weersomstandigheden en de grondsoort.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen, directeur-generaal.

Naar boven