Weigerende verdachten pro justitia onderzoek. Advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

uitgebracht aan: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

datum: 1 februari 2012

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wil het mogelijk maken om het medisch beroepsgeheim te doorbreken in gevallen dat verdachten medewerking weigeren aan een pro justitia onderzoek. Verdachten proberen op die manier een tbs-oplegging te ontlopen. Volgens de voorgestelde wijziging van art. 37a Wetboek van Strafrecht, zoals neergelegd in de nota van wijziging bij het voorstel Wet forensische zorg (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 398, nr. 10) kunnen hulpverleners in dat geval door een bevel van de rechter worden gedwongen om gegevens te verstrekken uit oude medische dossiers die onder hun beroepsgeheim vallen. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) acht een aantasting van het beroepsgeheim in deze situatie niet proportioneel en niet doelmatig en waarschuwt in zijn op 1 maart 2012 gepubliceerde advies voor de negatieve gevolgen ervan.

De Raad meent dat het voorstel ernstig afbreuk doet aan het algemeen belang van de onbelemmerde toegang van de zorg. Hij wijst erop dat het medisch beroepsgeheim de vertrouwelijkheid van gegevens waarborgt. Het algemeen belang ervan bestaat uit het waarborgen van vertrouwen in het (medisch) beroep en de toegankelijkheid van de zorg, zodat iedere burger zich vrijelijk voor hulp en bijstand tot een hulpverlener kan wenden zonder te vrezen dat zijn gevoelige gegevens aan derden worden verstrekt. De Raad vreest dat mensen de (geestelijke) hulpverlening met het voorstel zullen mijden, met alle risico’s van dien voor de betrokkenen zelf en de veiligheid van de samenleving. De Raad wijst voorts op het feit dat documenten van eerdere hulpverleningscontacten niet zijn opgemaakt voor strafrechtelijke doeleinden. Door deze informatie nu wel daarvoor te gebruiken bestaat het risico van onjuiste aannames.

Volgens de Raad moet de oplossing van de weigerproblematiek niet worden gezocht in een doorbreking van het beroepsgeheim maar in het aanpakken van de achterliggende redenen om te weigeren. Het draagvlak voor tbs binnen de strafrechtsketen is sterk verminderd. De Raad geeft in zijn advies in overweging de oplossing te zoeken in het verbeteren van het imago van de tbs en daarmee samenhangend het beperken van de opgelopen behandelduur. Hierdoor zullen zowel advocaten als verdachten meer vertrouwen krijgen in een rechtvaardige tenuitvoerlegging van de maatregel. Om dit te bewerkstelligen, verwijst de Raad naar de aanbevelingen uit zijn in 2011 uitgebrachte advies over de oplopende duur van de tbs. Bovendien wordt erop gewezen dat het strafrecht nu al in de mogelijkheid voorziet tbs op te leggen aan weigerende verdachten; dit gebeurt ook in de praktijk.

Het advies kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de Raad

postbus 30 137

2500 GC Den Haag

070-36 19 300,

www.rsj.nl

Naar boven