Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 februari 2012, nr. 261126, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met een uitbraak van laagpathogene Aviaire Influenza in De Wolden februari 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L10);

Gelet op de artikelen 17, 18, eerste en tweede lid, 30, eerste en derde lid, 31 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na paragraaf 2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2.1 Beperkingsgebied in verband met laagpathogene Aviaire Influenza februari 2012

Artikel 2.1.1 (aanvullende begripsbepalingen)

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. laagpathogene aviaire influenza (LPAI):

een besmetting van gevogelte of andere gehouden vogels als omschreven in bijlage I, onderdeel 3, van richtlijn nr. 2005/94/EG;

b. zoogdier:

een tot de klasse Mammalia behorend dier;

c. gebied:

in bijlage I aangewezen beperkingsgebied.

Artikel 2.1.2 (gebiedsbepaling)

Het is in een gebied verboden te handelen in strijd met de in bijlage I van toepassing verklaarde artikelen of artikelonderdelen van deze regeling.

Artikel 2.1.3 (vervoers- en uitrijdverboden)
  • 1. Het vervoer, met inbegrip van verplaatsing over de openbare weg zonder vervoermiddel, van:

    • a. gevogelte of andere gehouden vogels, uitgezonderd duiven,

    • b. gebruikt strooisel, mest of drijfmest,

    • c. broed-, vaccin- en consumptie-eieren, of

    • d. sperma ten behoeve van de bevruchting van gevogelte

    uit, of binnen het gebied, is verboden.

  • 2. Het aanwenden van gebruikt strooisel, mest of drijfmest binnen het gebied is verboden.

  • 3. Het vervoer, met inbegrip van verplaatsing over de openbare weg zonder vervoermiddel, van gedomesticeerde zoogdieren van of naar een bedrijf, waar gevogelte, met uitzondering van hobbypluimvee of duiven, wordt gehouden, is verboden.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is de afvoer, het vervoer en de aanwending van mest, niet zijnde mest afkomstig van gevogelte, toegestaan, indien de mest afkomstig is van een bedrijf waar geen gevogelte, behalve hobbypluimvee of duiven, wordt gehouden.

  • 5. Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het vervoer van consumptie-eieren afkomstig van bedrijven, anders dan bedrijven waar zich gevogelte bevindt.

Artikel 2.1.4 (verzamelverbod)

Alle wedvluchten, culturele elementen, tentoonstellingen, keuringen of andere tijdelijke verzamelingen waar gevogelte en andere vogels afkomstig van verschillende plaatsen tijdelijk op één plaats worden verzameld zijn verboden. Vrijstellingen op grond van artikel 2.5, tweede en derde lid, zijn geschorst.

Artikel 2.1.5 (diervoeders en melk)
  • 1. De aanvoer van diervoeders op en de afvoer van rauwe melk van een bedrijf waar gevogelte, uitgezonderd hobbypluimvee of duiven, wordt gehouden is verboden.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het rechtstreekse vervoer van de diervoeders naar het bedrijf respectievelijk het rechtstreekse vervoer van de melk naar de melkfabriek waarbij de vervoermiddelen bij het verlaten van het bedrijf worden gereinigd en ontsmet in overeenstemming met een door de NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol dat in overeenstemming is met de eisen voor reiniging en ontsmetting vermeld in bijlage VI bij richtlijn nr. 2005/94/EG.

Artikel 2.1.6 (verplaatsingsverbod risicovolle voertuigen)
  • 1. Het is verboden vervoermiddelen, gebruikt of kennelijk bestemd voor het vervoer van:

    • a. gevogelte of andere gehouden vogels;

    • b. gedomesticeerde zoogdieren afkomstig van een bedrijf waar tevens gevogelte aanwezig is;

    • c. voeder, gebruikt strooisel, rauwe melk of mest afkomstig van of bestemd voor een bedrijf waar tevens gevogelte aanwezig is, of

    • d. broed-, vaccin- en consumptie-eieren

    te verplaatsen binnen het gebied.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de bestuurder van het vervoermiddel kan aantonen dat het vervoer betreft anders dan het vervoer als bedoeld in het eerste lid, of

    • b. het vervoermiddel aantoonbaar een reiniging en ontsmetting heeft ondergaan in overeenstemming met een door de NVWA goedgekeurd hygiëneprotocol dat in overeenstemming is met de eisen voor reiniging en ontsmetting vermeld in bijlage VI bij richtlijn nr. 2005/94/EG.

Artikel 2.1.7 (ontheffing door NVWA)

Op verzoek van een houder kan de NVWA onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 2.1.3 en 2.1.4.

Artikel 2.1.8 (bezoekersregeling)
  • 1. De houder van gevogelte, niet zijnde hobbypluimvee of duiven, neemt maatregelen zodat elk contact tussen bezoekers en gevogelte is uitgesloten.

  • 2. Het is de houder, bedoeld in het eerste lid, toegestaan:

    • a. ambtenaren van politie, huisartsen, ambulancepersoneel, brandweerlieden, psychosociale hulpverleners en andere soortgelijke noodhulpdiensten en hun materieel;

    • b. monteurs, loonwerkers, dierenartsen en bedrijfsverzorgers met inbegrip van pluimveeservicebedrijven, indien er een acuut gevaar voor de gezondheid van gevogelte aanwezig is en werkzaamheden van deze personen noodzakelijk zijn om deze situatie op te heffen;

    • c. toezichthouders;

    in de uitoefening van hun functie in contact te laten treden met gevogelte, mits de in de onderdelen a, b en c bedoelde personen bij het betreden en het verlaten van een bedrijfsgebouw de nodige hygiënemaatregelen in acht nemen om elk risico van verspreiding van LPAI zo veel mogelijk te beperken en de kleding en het materieel van deze personen bij het betreden en het verlaten van een bedrijfsgebouw is gereinigd en ontsmet om te voorkomen dat besmetting met of verspreiding van LPAI zich voordoet.

Artikel 2.1.9 (bioveiligheidsmaatregelen, afschermplicht)
  • 1. De houder van gevogelte brengt afscheidingen aan tussen het gevogelte en de op het landbouwbedrijf aanwezige zoogdieren.

  • 2. De houder van gevogelte, niet zijnde hobbypluimvee of duiven, neemt passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met buiten het verblijf levende wilde dieren, zoals in het wild levende vogels, of hun uitwerpselen.

  • 3. Onder passende maatregelen als bedoeld in het tweede lid wordt ten minste begrepen het binnen een gebouw brengen en daar houden van het gevogelte.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op dieren van een soort behorende tot de orde van de eendvogels (Anseriformes), de families van de struisvogels (Struthionidae), emoes (Dromaiidae) en nandoes (Rheidae).

Artikel 2.1.10

Deze paragraaf laat het bepaalde op grond van artikel 25 van de wet en het bepaalde in paragraaf 2 van deze regeling onverlet met dien verstande dat artikel 2.5, tweede en derde lid, van paragraaf 2 niet van toepassing is in het gebied.

B

Aan de regeling wordt als bijlage I de bijlage I bij onderhavige regeling gevoegd.

ARTIKEL II

Deze regeling wordt aan de media bekendgemaakt en treedt op 23 februari 2012, om 19:30 uur in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 februari 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, Directeur-Generaal Agro.

BIJLAGE I

Beperkingsgebied

  • 1. De artikelen 2.1.3 tot en met 2.1.9 zijn op dit gebied van toepassing.

  • 2. Het gebied is als volgt begrensd:

    • 1. Vanaf de kruising van de Stapelerveldweg en Fort, Fort volgend in zuidoostelijke richting tot aan de Meeuwenweg.

    • 2. Meeuwenweg volgend in zuidelijke richting tot aan het bospad van de Takkenhoogte.

    • 3. Bospad van de Takkenhoogte volgend in westelijke richting tot aan Nieuwe Dijk.

    • 4. Nieuwe Dijk volgend in noordelijke richting tot aan Pieperij.

    • 5. Pieperij volgend in westelijke richting tot aan de provinciegrens tussen Overijssel en Drenthe (rivier de Reest).

    • 6. Provinciegrens tussen Overijssel en Drenthe (rivier de Reest) volgend in noordwestelijke richting tot aan Lutten Oever.

    • 7. Lutten Oever volgend in noordelijke richting tot aan Stapelerweg.

    • 8. Stapelerweg volgend in noordelijke richting tot aan Stapelerveldweg.

    • 9. Stapelerveldweg volgend in oostelijke richting tot aan Fort.

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Op een bedrijf in De Wolden is een uitbraak van Aviaire Influenza H5 geconstateerd. Er is zeer waarschijnlijk sprake van laag-pathogene Aviaire Influenza (LPAI). Op grond van artikel 43 van richtlijn nr. 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40 (PbEU L10) dient onmiddellijk na een uitbraak van LPAI een beperkingsgebied ingesteld te worden.

Op grond van het onderzoek naar de epidemiologische omstandigheden is als zodanig het gebied vastgesteld waarvan de begrenzing is aangegeven in Bijlage I. Binnen dit gebied van 1 kilometer rondom het besmette bedrijf worden per direct de volgende maatregelen van kracht:

  • Elk vervoer van gevogelte – waaronder wordt verstaan alle gehouden hoendervogels, eenden, ganzen, zwanen, loopvogels – en andere gehouden vogels (siervogels, als gezelschapsdier gehouden vogels), broed-, vaccin- en consumptie-eieren, gebruikt strooisel en mest van zowel gevogelte als gedomesticeerde zoogdieren vanuit, naar en binnen het beperkingsgebied, is verboden.

  • Het vervoer van gedomesticeerde zoogdieren (waaronder in ieder geval wordt begrepen runderen, varkens, schapen, geiten en paarden) van en naar bedrijven waar bedrijfsmatig pluimvee aanwezig is, is verboden.

  • Het verplaatsen van vervoermiddelen kennelijk gebruikt of bestemd voor het vervoer van bovengenoemde dieren, producten, rauwe melk of mest is niet toegestaan, tenzij de bestuurder van het vervoermiddel kan aantonen dat het een andersoortig vervoer betreft. Kan de bestuurder dit niet aantonen dan mag het vervoermiddel pas binnen het gebied verplaatst worden nadat het vervoermiddel een dubbele reiniging en ontsmetting heeft ondergaan en na de dubbele reiniging en ontsmetting drie dagen heeft stilgestaan voordat het vervoermiddel verplaatst wordt.

  • De afvoer van rauwe melk en de aanvoer van diervoeders op bedrijven met bedrijfsmatig gehouden pluimvee, is toegestaan indien de vervoermiddelen volgens het protocol van de NVWA worden gereinigd en ontsmet.

  • Jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere evenementen waarbij gevogelte of andere gehouden vogels bijeengebracht worden, zijn verboden. De uitzonderingen op dit verbod, opgenomen artikel 2.5, tweede en derde lid, van de regeling zijn in het beperkingsgebied niet van toepassing. De vrijstellingen op grond artikel 2.5 van de regeling worden geschorst.

  • Bedrijfsmatig gehouden gevogelte in het gebied dient te worden afgeschermd. Voor eenden, zwanen en ganzen, alsmede loopvogels geldt om welzijnsredenen niet de afschermverplichting, maar geldt wel de plicht om andere passende maatregelen te nemen om contact te voorkomen met buiten het verblijf levende wilde dieren of hun uitwerpselen. Voor hobbypluimvee en postduiven gehouden ten behoeve van wedvluchten geldt de verplichting om passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat gevogelte in contact komt met in het wild levende dieren niet.

  • Tevens worden voor houders van gevogelte bioveiligheidsmaatregelen van kracht. Deze maatregelen houden in dat de houder van bedrijfsmatig gehouden gevogelte verplicht is maatregelen te nemen zodat elk contact tussen bezoekers en het gevogelte is uitgesloten. Hij dient voorts al het noodzakelijke te doen, dan wel na te laten om te voorkomen dat besmetting met of verspreiding van LPAI zich voordoet, zoals het aanbrengen van fysieke afscheidingen tussen het gevogelte en de overige op het bedrijf aanwezige dieren. Enkele met name genoemde personen, zoals politie, dierenartsen en toezichthouders mogen in contact treden met het pluimvee, mits deze personen bij het binnenkomen en het verlaten van het bedrijf een afdoende reinigings- en ontsmettingsbehandeling hebben ondergaan. De houder van hobbypluimvee zorgt ervoor dat een bezoeker, voordat deze een gebouw waar het gevogelte wordt gehouden betreedt of voordat hij het bezochte bedrijf verlaat, de nodige hygiënemaatregelen in acht neemt om het risico van verspreiding van LPAI zo veel mogelijk te beperken.

In artikel 2.1.10 is voor de duidelijkheid bepaald dat de onderhavige regeling niet afdoet aan de beperkingen die gelden op grond van artikel 25 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Op grond van die bepaling geldt voor besmetverklaarde bedrijven dat geen enkel vervoer van dieren of dierlijke producten is toegestaan. Ook doet de onderhavige regeling niet af aan de beperkingen en voorschriften die gelden op grond van de in paragraaf 2 van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten. Op grond van deze regeling gelden, ter voorkoming van insleep van hoogpathogene Aviaire Influenza, nog regels ten aanzien van de voedering van dieren, contacten tussen verschillende dieren en voorschriften inzake de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen die in derde landen of lidstaten waar een uitbraak van hoogpathogene Aviaire Influenza is bevestigd, zijn geweest.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: J.P. Hoogeveen MPA, Directeur-Generaal Agro.

Naar boven