Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 20 december 2011, nr. J/LJ-3097644, houdende wijziging van de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst;

b. de puntkomma aan het slot van het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door: en;

c. er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt de subsidie bij wijze van uitzondering ook verstrekt ten behoeve van een kind voor wie:

    • a. op grond van de Leerplichtwet 1969 nog geen leerplicht of kwalificatieplicht geldt, maar voor wie wegens bijzondere omstandigheden ten behoeve van zijn ontwikkeling de huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of pleeggezin noodzakelijk is of

    • b. op grond van de Leerplichtwet 1969 geen leerplicht of kwalificatieplicht meer geldt, maar:

      • dat aansluitend op het behalen van een startkwalificatie als bedoeld in de Leerplichtwet 1969 een andere opleiding of ander onderwijs volgt als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Leerplichtwet 1969;

      • ten behoeve van het afronden van de opleiding wegens bijzondere omstandigheden een eenmalige verlenging van de huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of pleeggezin met één jaar noodzakelijk is of

      • wegens bijzondere omstandigheden door gebrek aan een alternatief de huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of pleeggezin noodzakelijk is, ten langste tot en met de leeftijd van 19 jaar.

  • 3. De subsidieontvanger meldt de plaatsing van een kind als bedoeld in het tweede lid aan de minister.

B

Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘2011’ vervangen door: 2012;

b. onder B, sub 1°, wordt ‘€ 24.269,00’ vervangen door: € 24.873;

c. onder B, sub 2°, wordt ‘€ 22.739,00 vermeerderd met een toeslag van € 5.754,00 voor de rente- en aflossingskosten’ vervangen door: € 29.202;

d. onder B, sub 3°, wordt ‘€ 22.739,00’ vervangen door: € 23.305;

e. onder B, sub 4°, wordt ‘€ 22.860,00’ vervangen door: € 23.429;

f. onder C wordt ‘€ 1.200.000’ vervangen door: € 1.100.000;

g. onder E wordt ‘€ 5.486,00’ vervangen door: € 5.574.

C

Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘2011’ vervangen door: 2012;

b. onder a wordt ‘€ 1.496,40’ vervangen door: € 1.520,34;

c. onder a wordt ‘€ 2.713,62’ vervangen door: € 2.757,04;

d. onder b wordt ‘€ 997,43’ vervangen door: € 1.013,39;

e. onder b wordt ‘€ 1.602,81’ vervangen door: € 1.628,45.

D

Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘2011’ vervangen door: 2012;

b. onder a wordt ‘€ 1.496,40’ vervangen door: € 1.520,34;

c. onder a wordt ‘€ 1.902,15’ vervangen door: € 1.932,58;

d. onder b wordt ‘€ 997,43’ vervangen door: € 1.013,39;

e. onder b wordt ‘€ 1.200,28’ vervangen door: € 1.219,48.

E

Artikel 12 komt te luiden:

De ouderbijdrage, bedoeld in de artikelen 9 en 10, is verschuldigd naar evenredigheid van het aantal schoolweken van het jaar dat het kind is geplaatst in een internaat of een pleeggezin.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien deze regeling in werking treedt na 1 januari 2012, werkt deze regeling terug tot en met 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

Met deze regeling wordt de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend op de volgende onderdelen aangepast:

  • aan de groep kinderen waarvoor de subsidie wordt verstrekt, worden enkele categorieën toegevoegd voor uitzonderlijke gevallen;

  • de bedragen waarmee de subsidie wordt berekend, worden bijgesteld ten behoeve van het jaar 2012;

  • de periode waarover de ouderbijdrage is verschuldigd, wordt verduidelijkt.

Deze wijzigingen hebben betrekking op het jaar 2012. Voor het geval deze regeling gelet op de datum van publicatie in werking treedt in 2012, is voorzien in terugwerkende kracht tot het begin van dat jaar.

Onderdeel A

De subsidie is bestemd voor de huisvesting, verzorging en opvoeding van schoolgaande kinderen met een leer- of kwalificatieplicht. Daarnaast is het bij wijze van uitzondering mogelijk de subsidie aan te wenden voor andere kinderen. Het gaat om jonge kinderen die nog net niet naar school hoeven, maar zonder huisvesting, verzorging en opvoeding in een internaat of pleeggezin ernstig in hun ontwikkeling belemmerd zouden worden. Er zijn ook drie uitzonderingen voor oudere kinderen die niet meer naar school hoeven: a) het kind stroomt door naar een andere opleiding waarmee ook een startkwalificatie behaald zou kunnen worden, bijvoorbeeld van havo naar vwo, b) er is nog één jaar nodig om de opleiding af te ronden of c) het kind kan nergens anders terecht en ook niet zelfstandig wonen.

Onderdeel B

In artikel 5 eerste lid, zijn de normbedragen op basis waarvan exploitanten gesubsidieerd worden verhoogd met OVA 2010 voor het loongevoelige deel van de subsidie.

Het beschikbare budget voor het in samenwerking met andere exploitanten opvangen van de personele gevolgen van wijzigingen in de capaciteit voor het huisvesten, verzorgen en opvoeden van kinderen in een internaat is met € 100.000,– verminderd (component C). Dit was reeds aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2008 (JZ/LJ-2844001).

Het normbedrag voor elk kind waarvoor de exploitant bemiddelt in de pleegopvang (component E) is vooraf verhoogd met het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.

Onderdelen C en D

De bedragen voor de berekening van de ouderbijdrage voor de opvang van een kind in een internaat of een pleeggezin worden jaarlijks vooraf verhoogd met het procentuele verschil tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren, zoals deze gepubliceerd zijn in het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.

Onderdeel E

Een kind dat in een internaat of een pleeggezin is geplaatst, verblijft daar gedurende de weken van het jaar waarin het naar school gaat. Doorgaans zijn dat 42 schoolweken. Tijdens schoolvakanties in de overige weken van het jaar kan geen gebruik worden gemaakt van een internaat of pleeggezin. Bij plaatsing voor alle schoolweken is de volledige ouderbijdrage verschuldigd. Als de plaatsing in de loop het schooljaar wordt beëindigd, is geen ouderbijdrage over alle schoolweken verschuldigd maar over dat deel van de schoolweken dat het kind geplaatst is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven