Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2012, nr. 227416 houdende wijziging van de Regeling wapens en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (implementatie EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 4, 32a, vierde lid, en 32b, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt ‘van Justitie’ vervangen door: van Veiligheid en Justitie.

B

Na paragraaf 8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

8a. Markering van vuurwapens

Artikel 13a

Als wezenlijk onderdeel van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de wet, waarop de markering wordt aangebracht, worden uitsluitend aangemerkt:

  • a. het sluitingsmechanisme;

  • b. de kamer;

  • c. de loop.

C

In artikel 18, derde lid, vervalt de zinsnede ‘en door de korpschef goedgekeurde’

D

Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

Van de in artikel 32a, eerste, tweede en derde lid en 32b, van de wet gestelde eisen, wordt vrijstelling verleend voor vuurwapens en munitie, bestemd voor dan wel deel uitmakend van:

  • a. verzamelingen van individuele wapenverzamelaars die in georganiseerd verband serieuze studie maken van de historische of technische ontwikkeling van vuurwapens, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de wet;

  • b. verzamelingen van algemeen en wetenschappelijk belang, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de wet.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst .

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Onderhavige regeling strekt tot aanpassing van de Regeling wapens en munitie (Rwm) in verband met de inwerkingtreding van de Wet van 26 januari 2012 houdende wijziging van de Wet wapen en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (Implementatiewet EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens). Deze richtlijn verplicht lidstaten onder meer tot het invoeren van een markeringsplicht voor vuurwapens.

Het nieuwe artikel 32a van de Wet wapens en munitie (Wwm) introduceert deze markeringsplicht voor vuurwapens. Concreet houdt dit in dat vuurwapens die kwalificeren als vuurwapen in de zin van de richtlijn, gemarkeerd moeten worden wanneer ze op de markt worden gebracht of worden vervaardigd. Voor de wapens in de zin van de Wwm betekent dit concreet dat een vuurwapen uitsluitend hoeft te worden gemarkeerd als het een vuurwapen is als bedoeld in artikel 2, categorie II, onderdeel 1° tot en met 4° en 7°, categorie III, onder 1° en 4°, niet zijnde een wapen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder b tot en met e van de Rwm. Hierdoor hoeven – conform het bepaalde in de richtlijn – bijvoorbeeld voorgoed onbruikbaar gemaakte vuurwapens, alarm- of signaalpistolen, vuurwapens voor reddingsactiviteiten en antieke vuurwapens of replica’s daarvan niet gemarkeerd te worden.

Op grond van het derde lid van artikel 32a van de Wwm kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over de te markeren onderdelen en de aan te brengen gegevens. artikel I, onderdeel B, van deze regeling voorziet in de toevoeging van artikel 13a aan de Rwm, dat bepaalt dat als wezenlijk onderdeel van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de wet, waarop de markering wordt aangebracht, wordt aangemerkt het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop. Deze opsomming is limitatief. De markering kan dus slechts op deze onderdelen van het vuurwapen worden aangebracht.

Artikel I, onderdeel D, van onderhavige regeling bevat een vrijstelling van de markeringsplicht ten aanzien van vuurwapens en munitie bestemd, dan wel deel uitmakend van een verzameling van een individuele verzamelaar of een instelling met een algemeen wetenschappelijk, cultureel of historisch oogmerk, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de Wwm. Hierbij wordt opgemerkt dat, zoals hierboven reeds is vermeld, antieke vuurwapens of replica’s daarvan, die vaak ook deel uitmaken van een een verzameling, op grond van de wet reeds niet onder de markeringsplicht vallen.

Artikel I, onderdeel c, van deze regeling, regelt de aanpassing van artikel 18, derde lid, van de Rwm. Niet langer is vereist dat de verklaring waaruit blijkt dat het betreffende vuurwapen voor gebruik als zodanig ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in bijlage II van de Rwm, door de korpschef wordt goedgekeurd. Dit omdat binnen de politiekorpsen discussie bestaat of zij wel in staat zijn om vast te stellen of een wapen onbruikbaar is.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven